God openbaarde zich in deze wereld,
maar slechts weinigen herkenden Hem in het kindje van Betlehem,
en slechts weinigen herkenden hem in de profeet Jezus van Nazaret.
Hij werd verworpen door de joodse leiders, als kind, als volwassene.
Maar herders en wijzen, die herkenden en erkenden hem wel als de redder
van de wereld. Niet de vooraanstaanden, niet de godsdienstig geleerden,
maar eenvoudige herders, ongeletterde mensen, zoals heel vroeger bij
ons de boeren, zij hoorden tot het mindere volk. Niet zijn eigen volk,
maar vreemdelingen, wijzen uit het oosten, wat vreemde figuren,
sterrenwichelaars.
God openbaart zich nog steeds in onze wereld,
of beter: hij probeert zich te openbaren
in en door Jezus, in en door mensen die hem hier en nu doen voortleven.
Maar ook nu hebben velen daar geen oog voor. Ook nu geldt dat slechts
weinigen God herkennen en erkennen. En ook voor ons geldt: wij zullen
Gods werkzaamheid in de wereld van vandaag alleen herkennen als we de
eenvoud van de herders bezitten en de zoekende openheid van de wijzen,
en juist dat lijkt in onze tijd steeds moeilijker te worden.
Herders, juist als vroeger de boeren, zijn mensen die heel veel tijd
doorbrengen in de stilte van de natuur, mensen die ook heel gevoelig
zijn voor de tekenen van de natuur en die daarom ook heel gevoelig zijn
om de tekenen van God in zijn schepping te verstaan.
De wijzen, de sterrenwichelaars, ze zijn nu uit de tijd, maar het waren
mensen die steeds zoekende waren die steeds de hemel afzochten naar
tekenen om het leven richting te geven. Zij waren gevoelig voor de
mysteries en de grootsheid van de schepping, daarom waren zij ook heel
gevoelig voor de tekenen van God.
Die gevoeligheid, die eenvoud en openheid zijn in onze moderne tijd zo
moeilijk.
In onze geïndustrialiseerde, gemechaniseerde en geautomatiseerde wereld
zijn we helemaal weg gegroeid van de natuur, van de wonderen van de
natuur en daarmee zijn we ook ongevoeliger geworden voor het wonder van
Gods openbaring.
In onze geleerde wereld, waarin we in elk geval denken dat we haast
alles weten, haast alles kunnen, waarin mensen ook steeds ingewikkelder
in elkaar schijnen te zitten daar lijkt eenvoud, ongekunsteldheid een
steeds zwaardere opgave te worden.
In onze wereld die alles in hokjes wil zetten om er beter vat op te
krijgen, waarin alles en iedereen in de computer zit,
een wereld waarin mensen het liefst de gebaande wegen gaan, omdat dat
het gemakkelijkst is, lijkt zoekende openheid voor nieuwe dingen steeds
moeilijker te worden.
Daar waar wij principieel stil zouden moeten staan, daar waaien we vaak
met alle winden mee, en daar waar we in beweging zouden moeten zijn,
daar staan we stil, vastgeroest in onze gewoontes, vastgelopen in onze
vooroordelen.
En toch: alleen als we de gave van de eenvoud en de gave van de
eerlijke openheid bezitten, alleen dan kunnen we ook die derde gave
hebben: de gave van het geloof, d.w.z. de gave van overgave aan de God
die we ontdekken in zijn schepping, in zijn werken.
Alleen als we die gaven bezitten, kan God zich ook aan ons openbaren.
Een meisje vroeg haar moeder: "Mam, hoeveel Jezussen zijn er?"
"Maar één". antwoordde de moeder.
"Maar waarom ziet ons kindje Jezus er heel anders uit dan het kindje
Jezus in de kerk en die van oma is ook weer anders."
"Ja," zei de moeder, "er zijn een heleboel afbeeldingen van het kindje
Jezus
maar toch is er maar één echt kindje Jezus".
"Maar mam, jij heb toch ook een heleboel foto's van mij
en daarop ben ik steeds dezelfde, waarom is het kindje Jezus dan
anders?"
"Toen Jezus leefde, bestonden er nog geen fototoestellen en foto's.
Niemand weet eigenlijk hoe Jezus er precies heeft uitgezien."
Er zijn van Jezus misschien wel een miljard verschillende afbeeldingen.
Alle tijden door hebben kunstenaars schilderijen, tekeningen en beelden
gemaakt van Jezus, niet zoals hij toen was want daar waren ze ook niet
bij
maar zoals ze hem zagen in hun gedachten,
en dat beeld in hun gedachten werd ingekleurd door de tijd en de
cultuur
waarin ze leefden.
Datzelfde geldt ook al voor de verhalen rond Jezus' geboorte.
Met kerstmis lezen we altijd het verhaal van Lucas en vandaag hoorden
we dat van Matteüs.
Dat waren geen verslaggevers die precies vertelden wat ze zagen
gebeuren,
het waren geen fotografen die de werkelijkheid van toen vastlegden,
maar ze schilderden een gebeuren zoals ze dat in hun hoofd zagen
en dat werd bepaald door ideeën van die tijd en hun eigen gedachten.
Ze kenden de volwassen Jezus en hij was een heel bijzondere mens voor
hen.
En in die tijd was het voor bijbelse auteurs heel gewoon om bijzondere
mensen een bijzondere geboorte toe te schrijven.
Veel van de volwassen Jezus werd a.h.w. teruggeprojecteerd
naar de verhalen rond zijn geboorte.
Hij was de messias, de gezondene van God.
In zijn persoon en in zijn spreken en handelen zagen ze iets van God,
dat moest dus ook in de geboorteverhalen tot uiting komen.
Bij Lucas werden dat engelen uit de hemel
en bij Matteüs een speciale ster aan de hemel.
Lucas voert de herders uit de buurt op als de eerste bezoekers
en bij Matteüs komen er wijzen uit het oosten, buitenlanders dus.
Wie er in werkelijkheid op kraamvisite zijn geweest, weet niemand,
daar werden geen foto's van gemaakt zoals tegenwoordig.
Maar Lucas en Matteüs hebben hierbij hun eigen gedachten.
Lucas had gezien dat Jezus in zijn actieve leven steeds overhoop lag
met de joodse priesters en schriftgeleerden
maar heel nauwe banden had met het gewone volk
dat hem op handen droeg.
Dat vertaalt hij naar het geboorteverhaal toe: geen
hoogwaardigheidsbekleders maar heel eenvoudige herders.
Matteüs vertolkt ongeveer hetzelfde:
Jezus is niet te vinden in het paleis van de koning maar ergens
achteraf,
maar Matteüs heeft nog iets meer:
hij benadrukte dat Jezus' boodschap niet exclusief voor de joden
bedoeld was
maar voor alle mensen. Dat was in de tijd dat de verhalen opgeschreven
werden, een grote strijdvraag.
En dus laat Matteüs bezoekers uit het buitenland komen bij het
pasgeboren kind.
Zo hebben we twee kerstverhalen met verschillende accenten,
twee schilderingen die weergaven hoe de auteurs Jezus zagen.
Maar er is nog een diepere laag.
In Jezus verscheen God in de wereld, liet God iets van zichzelf zien,
niet in het machtige en grote, maar in het kleine en zwakke,
prachtig geschilderd in een kind.
Die God wordt niet ontdekt en gevonden door mensen
die het hoog in de bol hebben, die macht en grootheid nastreven,
maar door mensen die juist zoals de herders eenvoudig van hart zijn,
door mensen die zorgend in de weer zijn voor medemensen
juist zoals herders voor hun schapen zorgen.
Matteüs legt een ander accent: God wordt alleen gevonden als je naar
hem op zoek durft gaan,
als juist zoals die wijzen uit het oosten, een ster, een droom achterna
durft te gaan.
Wie thuis blijft zitten, wie vastzit aan zijn vertrouwde leventje,
zal God ook niet tegenkomen,
hoe vaak Die zich ook openbaart in de natuur en in mensen.
Als we zo naar de kerstscène kunnen kijken, door de ogen van de twee
auteurs,
dan zien we daar een grote rijkdom aan gedachten,
dan zien we heel veel van de profeet Jezus van Nazaret weergegeven.
En alleen als we dat zien, doen we recht aan dit feest.
Een pabo-student draaide een paar avonden mee met een buurtwerker van
het Leger des Heils in Amsterdam. Hij kwam in verschillende kraakpanden
met drugsverslaafden.
hij ontmoette illegalen samengepropt op kleine kamertjes.
Dat was een hele openbaring voor me, vertelde hij later.
Dat was een wereld waar ik helemaal niets van af wist.
Een groepje jongeren ging in het kader van een uitwisselingsprogramma
voor enkele weken naar Afrika en maakte daar een zondagsviering mee.
Ze wisten niet wat hun daarbij overkwam: zo'n hele kerk vol zingende en
swingende mensen.
Dat was een hele openbaring voor ons, zeiden ze later,
dat enthousiasme van die mensen was indrukwekkend.
Het enige nadeel vonden ze dat de viering drie uur duurde,
voor Afrikaanse begrippen was dat helemaal niet lang.
Iemand die wel wat aan yoga deed, ging naar een soort retraite in India
speciaal voor yoga-liefhebbers.
De sfeer van rust en verinnerlijking maakte grote indruk op haar.
Ik wist best wat van yoga, zei ze later, maar dit was een openbaring.
Een bijbelgroep nodigde af en toe een bijbeldeskundige uit
die de teksten in hun oorspronkelijke hebreeuwse achtergrond plaatste
waardoor ze een heel nieuwe en inspirerende inhoud kregen.
Ze waren heel enthousiast over de manier waarop hij de oude teksten
een nieuwe inhoud gaf. Dat vonden ze een hele openbaring.
Een openbaring komt meestal niet uit de lucht vallen:
je moet er wat voor doen, soms letterlijk op reis gaan,
meestal geestelijk op reis willen gaan, je ergens echt in verdiepen
en niet blijven hangen bij een vaak stoffige buitenkant.
Soms kun je door omstandigheden tot nadere kennismaking uitgedaagd
worden,
soms door iemand die zelf een openbaring heeft ervaren, op welk gebied
en op welke manier dan ook.
Een openbaring is altijd iets dat indruk op je maakt
en daarom maar al te vaak je leven verandert.
Vandaag vieren we het feest van de openbaring des Heren.
God openbaart zich en dat is een heel indrukwekkende ervaring.
Het verhaal van Matteus bevat alle elementen van een openbaring
maar er zit ook een stuk ironie in, het is haast sarcastisch.
Hij spot een beetje met de gangbare ideeën over God.
Wijzen uit het Oosten zien een ster: een uitnodiging, een uitdaging
om op reis te gaan, om nieuwe ervaringen op te doen.
om op zoek te gaan naar die koningszoon door God gezonden.
Maar het gaat niet om de letterlijke reis die zij maken,
maar veel meer om de geestelijke afstand die zij moeten overbruggen.
Want natuurlijk gaan zij die koningszoon zoeken in een paleis,
waar is anders een koningszoon te vinden. Heel logisch gedacht.
Maar ze blijken op een heel verkeerd spoor te zitten.
Ze moeten letterlijk en figuurlijk verder trekken,
en dan vinden ze de koningszoon in een stal, niets van koninklijke
toestanden,
een klein kwetsbaar kind in een armoedige situatie.
Dat is een hele openbaring, het zet menselijk denken op zijn kop,
en dat is precies wat Matteüs met dit verhaal wil bewerken,
een verhaal dat ook voor ons nog zin en inhoud heeft.
In de wereld van het oude testament is steeds weer sprake van een
almachtige God, die zonden bestraft, het goede beloont,
een God die een grote prachtige tempel als aards huis heeft.
Nee, zegt Matteüs, je moet het eens van een andere kant bekijken.
Je moet God ontdekken in het kleine, in het kwetsbare,
in de mensen die van jouw zorgen afhankelijk zijn,
mensen die op welke manier ook jouw hulp nodig hebben.
En dat zet ons gewone denken wel op zijn kop.
Het gaat niet alleen om een God die ons te hulp moet komen,
die wij aanroepen om ons uit de puree te helpen,
maar ook om een God die onze hulp nodig heeft
om in deze wereld hulp en bijstand te bieden
aan mensen die op eigen kracht niet verder kunnen.
Dat is een hele openbaring,
die niet alleen zijn gevolgen heeft voor ons denken over God
maar die ook, als het goed is, heel ons leven en onze manier van leven
beïnvloedt.
Geloven in deze God is je dienstbaar maken aan anderen.
Godsdienst moet in wezen mensendienst zijn.