B-a4
Lezingen: 2Samuël 7,1-5,8b-11,16; Lucas 1,26-38

Vierde zondag van de advent 1999

Een heel enkele keer kom je gehuwden tegen die bewust ervoor kiezen om geen kinderen te krijgen. De reden is soms dat er in hun familie een bepaalde erfelijke aanleg is tot ernstige lichamelijke of geestelijke afwijkingen. En, zeggen ze dan, dat willen we onze kinderen niet aandoen. Dat kan een hele zware beslissing zijn maar soms wel een juiste.
Heel soms wordt ook als reden opgegeven: de wereld is zo slecht en de toekomst ziet er zo somber uit, dat we het niet verantwoord vinden om een kind in deze wereld neer te zetten. We willen niet dat ons kind een ongelukkige toekomst tegemoet gaat.
Als gehuwden zo denken, is dat verschrikkelijk verdrietig, als je levensvisie zo somber is, dan heb je zelf ook geen leven. Natuurlijk, het is heel normaal dat ouders en aanstaande ouders zich wel eens zorgen maken omtrent de toekomst van hun kinderen, zeker als zij leven in gebieden waar het leven zwaar is, waar het bemoeilijkt wordt door slechte levensomstandigheden, waar armoede of oorlog en geweld het dagelijks brood is.
Natuurlijk, het is normaal dat we onszelf wel eens afvragen waar het toch naartoe moet in onze maatschappij, want we zien dat het leven, menselijk leven, menswaardig leven, nogal eens in de knel komt. En dan kun je kijken naar de verharding en verruwing in de samenleving , dan kun je bijvoorbeeld ook kijken naar de moderne wetenschappen die veel voordelen brengen maar die ook nadelen kennen. De mens lijkt wel gedegradeerd te worden tot een soort robot, die precies volgens bepaalde programma's functioneren moet. Natuurlijk zitten we vol onzekerheid omtrent de toekomst, niemand weet wat de dag van morgen ons brengt.
Maar ondanks deze zorgelijke aspecten is het verschrikkelijk verdrietig als mensen alleen maar negatief denken over de toekomst. Want wie geen toekomst ziet, is verlamd, die doet niets meer, die zegt: het kan toch niet, dus waarom zou ik iets proberen. Maar wie zijn ogen open houdt, ziet ook veel goede ontwikkelingen, ontwikkelingen die hoopgevend zijn voor de toekomst.
Zolang er leven is, is er hoop en hoop doet leven, is het gezegde, en zeker bij elk nieuw leven, bij elk kind dat ter wereld komt, mogen we hopen dat het een goede toekomst tegemoet gaat, dat het aan een goede toekomst kan werken. En gelukkig zit die hoop diep geworteld in elke mens, bijna elke mens.
In het evangelie hoorden we over de ontmoeting van twee vrouwen, die beide in blijde verwachting waren. Ze kenden veel onzekerheid, het waren toen ook moeilijke tijden, en toch overheerst ook bij hen de hoop. Het kind van Maria is bij uitstek hoop voor de toekomst, hij wees de weg naar een menswaardige toekomst.
De boodschap die hij later in zijn leven uitdraagt wordt al heel treffend verwoord in het magnificat, het dankgebed van Maria. En als wij onze hoop op toekomst willen invullen doen we er goed aan daar stil bij te staan.
Er is geen toekomst voor de machtigen, de heersers, wordt daarin gezegd, want die vallen vroeg of laat van hun tronen, hun zelfoverschatting is hol en leeg.
Er is geen toekomst voor de rijken, die leven in luxe, want vroeg of laat blijken ze toch met lege handen te staan. Hun leven mist juist datgene wat leven echt menselijk maakt. De kleinen en de zwakken, de armen en de hongerigen, die hebben, hoe vreemd het ook in de oren klinkt, wel toekomst.
Er is toekomst voor wie zich klein en kwetsbaar durft op te stellen, wie zich dienstbaar wil maken aan de medemens. zoals Maria zich dienstbaar maakte aan Elisabeth. Zolang er mensen zijn die dat opbrengen, en gelukkig zijn er heel velen, zolang is er toekomst.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van de advent 2002

Een jongetje kreeg van zijn vader een ei, een heel groot ei. Als het uitgebroed was, zou er een heel bijzondere vogel uitkomen. De vader zei tot zijn zoontje: Jij moet nu zorgen dat dit ei lekker warm gehouden wordt onder een lamp en dat het elke dag een paar keer gekeerd wordt. En als het ei is uitgebroed, mag jij die bijzondere vogel hebben.
Vol ijver begon de jongen aan de taak die zijn vader hem gaf. Een heel bijzondere vogel hebben, dat leek hem wel wat. De eerste weken was hij heel nauwgezet en deed hij precies wat zijn vader hem had opgedragen. Maar daarna vergat hij wel eens het ei te keren onder de lamp en weer later dacht hij er verschillende dagen achter elkaar niet meer aan.
U begrijpt het al: het ei kwam niet uit, omdat het niet goed werd uitgebroed. En de bijzondere vogel waar de jongen van gedroomd had, kwam er dus ook niet, want met dromen alleen kom je er niet. Zijn droom was niet sterk genoeg om de sleur van alledag en de drukte van het gewone leven met al zijn uitdagingen te overleven.
Dit verhaaltje is een typisch voorbeeld van hoe het heel vaak gaat bij ons. Wie droomt er niet van geluk in het leven, van blij kunnen met wat je hebt, blij met wat je bereikt hebt. We hebben allemaal onze verwachtingen en dromen. Maar met dromen alleen komen we er niet. Het vraagt dat we er elke dag mee bezig zijn.
Maar ernaartoe werken, beetje bij beetje, dat is vaak teveel gevraagd van onze goede wil. Zeker in deze tijd worden we door zoveel afgeleid dat we onze dromen heel gemakkelijk vergeten, en dan zijn we verbaasd en soms zeer teleurgesteld als onze verwachtingen van het leven niet uitkomen. Het liefst willen we alles meteen kant en klaar in huis hebben.
Als heel vroeger een jong stel trouwde dan stond in het huis vaak alleen het hoognodige en beetje bij beetje werd er gespaard om wat bij te kopen en als ze dan iets nieuws hadden kunnen kopen waren ze dolgelukkig. Tegenwoordig hebben ze alles al op de dag dat ze gaan samenwonen. Vaak hebben ze wel het grote probleem om alles af te betalen, en dat geeft geen blijheid, meestal eerder het tegendeel. Natuurlijk hebben we nog wel onze verlangens en verwachtingen, maar vaak komen die niet verder dan allerlei materiële zaken, en voorzover ze op een hoger vlak liggen komen ze toch vaak in de verdrukking door de sleur van alledag, door de drukte van het bestaan, door gewoon gemakzucht.
Alles moet zo gemakkelijk mogelijk tegenwoordig. Het is niet voor niets dat tegenwoordig kant en klare maaltijden of een snelle hap uit de muur bij velen zo populair zijn. Maar levensgeluk kun je nooit kant en klaar bestellen, daar kun je alleen maar aan werken, aan blijven werken, dag in dag uit, jaar in jaar uit, je leven lang.
Geluk is als een ei dat heel langzaam uitgebroed moet worden iets dat je koesteren moet, met veel zorg moet omringen. Het vraagt dat je er constant aandacht aan geeft. Alleen dan kan geluk groeien, alleen dan kan geluk ervaren worden. Misschien moet je zelfs zeggen: daarin zit het echte geluk.
Er zaten eens twee moeders in blijde verwachting bij elkaar en ze waren zo wat aan het fantaseren over hun zwanger zijn met alle lasten en ongemakken die daarmee gepaard gaan.
De een zei: ze moeten nog eens uitvinden dat kinderen ter wereld komen zonder dat de moeder het kind negen maanden moet dragen, kinderen die a.h.w. kant en klaar kant uit een laboratorium komen, want het is toch maar lastig als je in verwachting bent je moet jezelf en het kind in je steeds ontzien, en dingen die je altijd gedaan had, kun je nu niet meer doen.
Maar de ander zei: hoe kun je nu zoiets zeggen: als je zwanger bent dan ben je toch in blije verwachting. Dat mysterie van het kindje dat in je groeit en groeit is een geweldig ervaring, ik zou het beslist niet willen missen. En met een kind uit de automaat of zo kun je nooit zo blij zijn dan wanneer je dat kind negen maanden in je gedragen hebt.
Zo is het ook in het leven als het gaat om geluk, om levensvervulling. Dat is niet iets uit een automaat maar iets dat in je groeit, als je er tenminste de nodige zorg aan besteed, want niet komt vanzelf tot bestaan, tot leven. Ik wens u allen veel geluk toe en vooral de kracht om eraan te werken.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vierde zondag van de advent 2005

Koning David wilde een huis voor God bouwen, een plek waar God thuis zou zijn, zich thuis zou voelen een plek dus waar God te vinden zou zijn, waar je Hem kon ontmoeten. En David had wellicht een prachtig bouwwerk voor ogen, een schitterende tempel, tot meerdere eer en glorie van God en van hemzelf, want dat laatste speelde waarschijnlijk ook een grote rol.
Maar God wilde niet in een stenen gebouw wonen, hij gaf de voorkeur aan een tent, om aan te geven dat hij met de mensen meetrok in hun leven en dat hij niet vastzat op een bepaalde plek.
In de loop der eeuwen zijn er ontelbare kerken gebouwd, huizen van God, soms prachtige bouwwerken, schitterende kathedralen, allemaal tot meerdere eer en glorie van God, en meestal ook tot die van koningen en bisschoppen. Of die bouwwerken echt de plekken zijn waar je God kunt vinden, of God zich daarin echt thuis voelt, valt te betwijfelen. Hij is waarschijnlijk veel meer te vinden in een eenvoudige dorpskerk of in een bouwvallige kapel ergens in Afrika of Latijns Amerika.
Maar eigenlijk moeten we God helemaal niet zoeken in gebouwen van steen. Hij wil thuis zijn in mensen. In mensen is Hij te vinden. Dat is de boodschap van de lezingen van vandaag.
God laat zich niet vinden in de grote stad Jeruzalem met zijn tempel en met al die hoogwaardigheidsbekleders eromheen. Hij laat zich wel vinden bij een eenvoudige timmerman en zijn vrouw in een dorpje in de tweederangs provincie in een achteraf gelegen landje. God laat zich vinden in hun kindje wiens geboorte we volgende week gaan vieren.
In dat kind zet God heel onze denkwereld op zijn kop. Wij zijn geneigd om in het groot te denken, we willen ook zelf graag groot en machtig zijn. We hebben in het verleden geleerd om over God te praten als de almachtige, als degene voor wie niets onmogelijk is, als de Heer van al wat bestaat. Wij zouden zelf zo graag even voor God willen spelen om, zo dromen we, de wereld naar onze hand te zetten, om met goddelijk macht alles even anders te maken. Maar als we zo denken, zo dromen over de almachtige, over de alleskunner, hebben we een absoluut verkeerd beeld van God.
Met kerstmis wijst Hij naar een kindje in een kribbe en zegt Hij tegen ons: daar ben ik te vinden, niet in het grote maar in het kleine, niet in het machtige maar in het kwetsbare. Dat zet onze denkwereld wel even op zijn kop. We zijn gewend om God een beetje te zien als de grote almachtige probleemoplosser, problemen die wij maar al te vaak zelf veroorzaakt hebben. Wij bidden dan om zijn hulp, Hij kan toch alles, waarom helpt Hij nou niet?
Maar in feite is het andersom: Hij vraagt steeds weer onze hulp. Hij vraagt ons om Hem te helpen om de wereld beter te maken, hij vraagt ons om Hem te helpen om te werken aan vrede op aarde, Hij vraagt ons om Hem te helpen om medemensen ondersteunen, die op eigen kracht niet meer verder kunnen om tranen te drogen van hen die verdrietig zijn, om oog en aandacht te hebben voor hen die eenzaam zijn. God kan niet alle problemen die er zijn zelf oplossen. daar heeft hij ieder van ons voor nodig.
Waar is God te vinden, niet in stenen gebouwen, niet in mensen, bekleed met macht en gezag over anderen. Hij is te vinden in mensen die klein en kwetsbaar zijn en die hulp nodig hebben om door het leven te gaan. Hij is te vinden in mensen goed doen aan elkaar, elkaar helpen, juist zoals Jezus van Nazaret deed. In hem verscheen God op bijzondere wijze in onze wereld.
En natuurlijk is God ook de almachtige, de schepper van hemel en aarde, en natuurlijk mogen we biddend zijn hulp vragen als we het moeilijk hebben, en natuurlijk ervaren heel veel mensen zijn kracht zodat ze verder kunnen, en natuurlijk is het een gegeven dat een mens in nood leert bidden.
Maar het is ook goed om ook eens naar die andere kant te kijken en te denken aan een God die een beroep doet op onze hulp, op een God die te vinden is in het kleine en weerloze. Want die God openbaart zich met kerstmis in een kindje, geboren in een stal, geboren om Gods gezicht in de wereld te zijn: het gezicht van een klein mensje die vraagt om liefde en aandacht.

Gebeden en teksten bij deze zonda

Vierde zondag van de advent 2008

Koning David woonde in een paleis, zo hoorden we in de eerste lezing, en hij vond dat ook God in een paleis moest wonen. Hij maakte plannen om een grote tempel te bouwen in plaats van de tent van het verbond, wat voor een God toch maar een schamel onderkomen was. De tijd van trekken door de woestijn was voorbij, en zoals de mensen hun tenten verruild hadden voor huizen, zo moest God ook een passend huis krijgen, een grote tempel.
Dat leek een heel lofwaardig plan te zijn, maar dan blijkt dat God er heel anders over dacht. Hij was er helemaal niet voor te vinden. God heeft nu eenmaal geen behoefte aan een stenen gebouw, Hij wil ook niet vast zitten zijn aan een bepaalde plaats, Hij wil altijd met de mensen meetrekken waar ze ook gaan, wat ze ook doen. Dat was de boodschap voor David, een boodschap voor alle tijden.
In de loop der eeuwen zijn de prachtigste kerken en kathedralen gebouwd, allemaal huizen van God, wordt er altijd gezegd, maar of God zich in al die geweldige gebouwen wel zo thuis voelt, is nog een hele grote vraag. Bovendien zijn al die prachtige middeleeuwse bouwwerken wel in naam gebouwd tot meerdere eer van God, maar in feite was dat minstens evenzeer tot meerdere glorie van de koningen en bisschoppen, van mensen die juist als koning David zelf in riante huizen en paleizen woonden.
Die rijke kerken staken ook dikwijls heel schril af tegen de armoede van de mensen die er omheen woonden, terwijl het God toch altijd om mensen gaat en niet om gebouwen, en arme mensen komen bij hem altijd eerder dan rijke kerken en kerkleiders. In de Filippijnen woonde ergens een bisschop in een prachtig paleis. Om dat paleis stond een hoge muur en tegen die muur stonden de krotjes van de armen. Ik denk echter dat God zich in die krotjes meer thuis voelde dan in dat grote bisschoppelijke paleis.
God wil wonen in mensen en niet in gebouwen, Hij zit niet vast op een plaats, maar trekt met mensen mee. En heel de bijbel door vindt je eigenlijk dezelfde boodschap: God voelt zich niet thuis bij de rijken en machtigen, niet bij mensen die zichzelf zo vreselijk belangrijk vinden. Nee, God zoekt het vooral bij de kleine en zwakke mensen, mensen die in de grote wereld meestal niet aan bod komen. Dat zijn meestal degenen die hun hart openstellen voor God.
En toen God op een heel bijzondere manier onze wereld binnentrad, om als mens tussen de mensen te leven, toen zocht Hij zijn thuis niet in het paleis van de koning, niet in de rijke huizen van de joodse oudsten en priesters. Nee, Hij voelde zich meer thuis bij twee heel eenvoudige mensen: we kennen ze allemaal: een timmerman en zijn vrouw, twee gewone mensen die in de wereld van toen niets betekenden, woonachtig in een klein dorpje in een afgelegen provincie, een plek die van geen enkele betekenis was in het joodse land van toen. Maar daar zocht God zijn thuis.
Bij die twee mensen werd het kind geboren, de belichaming van Gods liefde, de Christus, de gezalfde. Daar liet Hij zich vinden door eenvoudige herders en wijzen uit het oosten. Bij hen voelde Hij zich thuis en zij mochten zich thuis voelen bij Hem.
Wij noemen ons christenen, volgelingen van die Christus, van die God-met-ons, zoals hij met kerstmis ook genoemd wordt. Maar zou God zich wel thuis voelen in ons? Woont hij echt in ons? Geven we hem daar de ruimte voor? Is Hij ook in ons, in onze manier van leven, te vinden? Hij zal alleen met ons meetrekken als we klein genoeg durven zijn, als we ons nooit verheven voelen boven anderen, als we ons nooit te groot vinden om ons dienstbaar te maken aan anderen, als we net als Maria kunnen zeggen: zie de dienstmaagd / de dienstknecht des Heren.
God houdt immers van gewone kleine mensen die in gewone kleine dingen aan andere gewone kleine mensen hun goedheid, Gods goedheid, uitdragen en gestalte geven. Als wij dat soort kleine mensen durven zijn, dan woont God in ons. Dan kan het licht en de vrede waar we met Kerstmis over zingen ook in en door ons daadwerkelijk gestalte krijgen.

Gebeden en teksten bij deze zondag