In het verpleeghuis heb ik een oudere mevrouw gekend die meest van de
tijd op bed lag, en altijd had zij een grote bos bloemen naast haar bed
staan. Ja, vertelde ze dan trots: die zijn van mijn dochter. Die woont
in den Haag en heeft het heel druk met haar werk, daarom kan ze niet zo
vaak komen. Maar ze denkt elke week aan me en laat me dan een bos
bloemen bezorgen.
Op een keer kwam ik weer, en toen viel het me meteen op dat er geen
bloemen stonden. Toen ik ernaar vroeg, begon ze te huilen. Wat was er
gebeurt? Haar dochter was op bezoek geweest, ze kwam blijkbaar maar één
keer in een jaar, en toen zij haar bedankt had voor de bloemen, had de
dochter gezegd: och, moeder, dat is helemaal geen probleem. Ik heb met
de bloemist afgesproken u elke week een bos bloemen te bezorgen. Aan
het eind van het jaar krijg ik vanzelf de rekening. En ik dacht altijd,
snikte de vrouw, dat mijn dochter elke week aan mij dacht, maar nu weet
ik beter. Ik denk dat ze nooit aan me denkt. En die bloemen hoef ik
niet meer. ik heb tegen de zuster gezegd ze maar in de huiskamer te
zetten.
Achter de bloemen had zij steeds haar dochter gezien en haar aandacht
en zorgzaamheid gevoeld, maar nu kon ze dat niet meer. Daarom hadden de
bloemen geen waarde meer en voelde zij zich heel eenzaam en verlaten.
Bloemen houden van mensen, roept de reclame, en dat is best een hele
mooie slogan, maar achter die bloemen moeten altijd mensen staan die ze
geven uit genegenheid, anders heeft het duurste en mooiste boeket geen
betekenis.
Zo gaan de dingen in de wereld, het mooie van de natuur, het goede dat
mensen doen voor elkaar pas echt betekenis krijgen als je God er achter
kunt zien, als je Gods liefde en zorgzaamheid er achter kunt voelen.
Dan gaat vanzelfsprekende en niet vanzelfsprekende dingen opeens anders
voor je leven.
Jesaja was een profeet die achter de dingen kon kijken, die God er
achter zag. Hij zag God achter zichzelf, en daarom zag hij zich als de
drager van een blijde boodschap.
De geest des Heren rust op mij, hoorden we in de eerste lezing.
Vanuit dat geloof, die overtuiging kon hij ook zeggen: God heeft mij
gezonden om te genezen allen wier hart gebroken zijn, om gevangenen
vrijlating te melden, aan wie opgesloten zijn vrijheid.
Geloven is God achter de dingen zien, en ook God achter jezelf zien
en vanuit dat geloof kijk je ook anders tegen de dingen van het leven
aan, dan zie je een taak voor jezelf, namelijk om Gods licht door te
geven.
Ook Johannes de Doper was zo'n mens: een gezondene van God, wordt hij
in het evangelie genoemd. Hij was niet het licht, dat is God, maar hij
moest getuigen van het licht, het licht dat op heel bijzondere manier
zal stralen in Jezus, de Messias. Die was de mens in wie Gods licht van
goedheid en trouw doorstraalde.
Dat klinkt allemaal heel mooi, maar we denken misschien: konden wij dat
licht maar wat beter zien, dan konden we ook beter getuigen van dat
licht van God. Dan zouden ook wij Gods licht beter kunnen weerspiegelen
aan elkaar.
Want we moeten wel bedenken: tussen God en de zieken en gebrekkigen
staan wij, tussen God en de armen, de noodlijdenden, de
verschoppelingen staan wij.
Als wij Gods licht niet doorgeven, blijven ze in het duister zitten.
God mag wel almachtig zijn, wat dat ook moge betekenen, Hij toont zijn
liefde en zorg alleen door mensen. Zonder mensen kan hij niets in onze
wereld.
Daar ligt ook de diepste betekenis van de visioenen van Jesaja, en van
Jezus' blijde boodschap over het rijk van God: dat alle mensen namelijk
zich door God laten gebruiken, om zijn zorgzaamheid te betekenen voor
elkaar. Als dat de werkelijkheid is, zou zijn, dan kan het onmogelijke
mogelijk worden: dat gebroken harten worden genezen, dat mensen die
gevangenen zijn van zichzelf, of van het situatie vrijheid krijgen.
Een droom. Zou die ooit uit kunnen komen? We zullen het zeker niet
meemaken. En toch staan we voor de opdracht: te doen wat we kunnen,
heel concreet voor de zieken in onze omgeving, voor mensen met
problemen die we tegenkomen, voor vrienden en vreemden.
Zo alleen kunnen wij Gods licht doorgeven aan mensen.
In het evangelie
van vandaag gaat het om Johannes de Doper,
je kunt zeggen: de laatste profeet van het Oude Testament.
Hij wordt ook genoemd de voorloper van Jezus van Nazaret, de eerste en
grootste profeet van het Nieuwe Testament.
Profeten zijn mensen die hun stem verheffen tegen alles
wat in hun ogen niet deugt, onverschillig over wie het gaat.
Profeten ontmoeten haast altijd veel onbegrip en tegenwerking,
want niemand wordt graag op zijn vingers getikt,
zeker niet als het gaat om hoogwaardigheidsbekleders.
Profeten zijn met hun uitspraken vreselijke lastposten,
zeker in de ogen van hen die door hen bekritiseerd worden,
en heel dikwijls zijn dat personen
die zich op een bepaalde manier boven de wet verheven voelen.
Heel vaak krijgen profeten dan ook te horen: wat verbeeld je je wel,
wie denk je wel dat je bent dat je dit soort dingen zeggen kunt.
Maar gelukkig zijn er alle tijden wel profetische mensen geweest,
zonder hen zou het er slecht uitzien in onze wereld.
Ook onze tijd kent zijn profeten, op allerlei gebied.
een van hen wil ik hier noemen: de heer Fred Spijkers.
Voor mij is hij een soort Johannes de Doper in onze tijd
Fred Spijkers was een medewerker van het ministerie van defensie.
In 1984 kwam de mijndeskundige Ovaa om het leven bij zijn werk.
Hij vond de dood toen een mijn voortijdig ontplofte.
Bij de toenmalige legerleiding was het bekend dat het hier ging om een
zeer onveilig soort mijnen.
Fred Spijkers kreeg de opdracht om de weduwe te gaan vertellen
dat haar man door eigen falen om het leven gekomen was.
Hij weigerde mee te werken aan deze misleiding
en toen begon een jarenlange juridische strijd met defensie
die alles in de doofpot wilde stoppen.
Pas na jaren kwam er een eind aan deze onverkwikkelijke zaak.
Fred Spijkers begon op eigen houtje een diepgaand onderzoek,
hij verloor zijn baan. Wat verbeeldde hij zich wel, hij had het recht
niet tegen zijn superieuren in te gaan en men probeerde zelfs hem
krankzinnig te laten verklaren.
Ik heb grote bewondering voor die man.
Hij had de moed om zijn stem te verheffen tegen onrecht
anderen aangedaan en ondanks alle tegenwerking, gaf hij niet op.
Echt een profeet in onze tijden en zo zijn er nog een heleboel meer,
in de wereld, in de maatschappij, ook in de kerk.
Ze worden ook wel klokkenluiders genoemd, mensen die de noodklok luiden
als zij mistoestanden zien, en oneerlijkheden signaleren.
Zij vormen op allerlei gebied het geweten van de gemeenschap.
Zij zijn een luis in de pels van hen die zich onaantastbaar voelen.
Zij knagen aan de gewetens van hen die het niet zo nauw nemen
met rechten van medemensen. met eerlijkheid en rechtvaardigheid.
Het gaat daarbij niet om eigen gelijk voor eigen eer en glorie,
het gaat hun om het welzijn van heel de samenleving, juist ook van
mensen die gemangeld dreigen te worden door degenen
voor wie alles wijken moet voor hun positie, hun belangen.
In een interview op de radio zei Fred Spijkers:
De meeste ambtenaren op defensie stonden achter hem
maar een kleine top was bang voor hun positie
en die deed alles om zelf maar op veilig te spelen.
Dat is maar al te vaak de werkelijkheid.
Profeten zijn lastige mensen, voor hun tegenstanders,
maar evenzeer voor zichzelf en hun naaste omgeving.
Ze zijn soms roependen in de woestijn,
ze roepen en roepen maar niemand luistert.
Ze worden soms hardhandig tegengewerkt door de gevestigde orde,
ook in onze tijd worden profeten vaak monddood gemaakt,
niet alleen in landen elders in de wereld, het voorbeeld van Fred
Spijkers geeft aan dat het ook in ons land geprobeerd wordt.
Profeet zijn is een rot baan en niemand kiest die baan,
maar door omstandigheden kun je er wel toe geroepen worden.
Je kunt in situaties terecht komen waarvan je geweten zegt:
hier mag ik niet zwijgen, hier mag ik niet de andere kant opkijken,
hier moet ik tegen protesteren, wat ook de consequenties zijn.
Profeet zijn, we kunnen er bij tijd en wijl allemaal toe geroepen
worden,
meestal in kleine zaken, maar soms misschien ook in ernstige zaken.
Dat we dan de moed hebben om onze nek uit te steken,
zeker als het gaat om het welzijn van anderen.
In België is pater Damiaan uitgeroepen tot de grootste Belg aller
tijden.
Damiaan de Veuster is bekend geworden als de priester van de melaatsen
op het eiland Molokai, in de buurt van Hawai in de grote Oceaan.
Van alle eilanden in de buurt werden de melaatsen gedumpt op Molokai
waar ze in de meest erbarmelijke omstandigheden moesten leven.
Daar wilde pater Damiaan naartoe, om die mensen bij te staan,
in die hun erbarmelijke leefomstandigheden.
De uitzichtloze ziekte met zijn afschuwelijke misvormingen was al erg
genoeg,
maar uitgespuugd worden door de gemeenschap was nog erger.
Van 1873 tot 1889 heeft hij daar enorm veel goed werk verzet
om het lot van deze mensen te verzachten en te verbeteren.
Door hem kreeg de wereld aandacht voor hun leefsituatie
en werd er van alle kanten steeds meer hulp geboden om hun een
menswaardig bestaan te bieden
Zelf werd hij ook door deze ziekte besmet, maar hij bleef, als melaatse
met de melaatsen, zijn werk doen tot vlak voor zijn dood.
In 1995 is hij zalig verklaard.
Pater Damiaan kun je waarlijk een messiaanse mens noemen, een man die
de droom van een messias die de wereld beter maakt,
op heel bijzondere manier heel concreet heeft ingevuld.
Die messiaanse droom leefde heel sterk in het Oude Testament
toen het joodse volk moeilijke tijden doormaakte en in ballingschap
verbleef.
Toen droomde men ervan dat God iemand zou zenden
die hen zou redden uit de hand van hun vijanden
en hun een nieuwe toekomst zou schenken.
Johannes de Doper had die droom, die hoopvolle verwachting ook
en in Jezus, de profeet van Nazaret herkende hij die beloofde messias.
En de evangelieverhalen vertellen ons hoe Jezus de mensen beter maakte,
beter wat betreft hij gezondheid, hij genas zieken en gehandicapten,
maar nog veel meer dat hij mensen beter maakte wat betreft hun manier
van leven, hun omgang met elkaar.
Hij riep iedereen op om bij te dragen aan een betere wereld
door zijn weg van dienstbaarheid en zorgzaamheid te gaan,
juist ook jegens mensen die geen leven hadden
op welke manier dan ook.
Jezus was dé Messias, dé gezondene van God, maar hij is niet de enige.
Er zijn in de geschiedenis veel bijzondere mensen geweest
die veel hebben bijgedragen aan een betere wereld, aan betere mensen.
Pater Damiaan was zo'n messiaanse figuur in zijn zorg voor de
melaatsen.
Moeder Teresa was dat eveneens in haar zorg voor de armen.
Nelson Mandela mag je ook gerust een messiaanse mens noemen,
want ondanks alles wat hij had meegemaakt in de jaren van
gevangenschap,
wees hij als president heel duidelijk de weg naar verzoening,
de weg ook naar een betere samenleving in Zuid Afrika.
Iemand als Mahatma Gandhi kun je ook zo'n messiaanse mens noemen
in zijn streven om langs de weg van geweldloosheid vrijheid en
zelfstandigheid voor zijn volk te bereiken.
Zo zijn er natuurlijk nog veel meer messiaanse mensen,
in het groot en in het klein, bekend en onbekend.
En als wij zeggen te geloven in Jezus' boodschap, als wij zijn weg
willen gaan,
dan moeten ook wij messiaanse mensen zijn,
mensen die niet alleen dromen van een betere wereld,
maar er ook heel concreet aan werken, ieder naar zijn eigen
mogelijkheden.
Als je praat over messiaanse mensen, dan klinkt dat erg verheven,
als iets dat heel ver weg ligt van ons gewone leven.
Maar al die mensen die vrijwilligerswerk doen
in een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis,
in een vereniging, in een parochie hebben iets van een messias in zich.
En al die mensen die mantelzorg verlenen jegens zieke familieleden,
of die op een andere manier zich dienstbaar maken aan medemensen,
ze hebben allemaal iets van een messias in zich.
Ze zeggen wel eens van iemand: hij of zij heeft veel goeds gedaan.
Dat is messiaans, want door hun toedoen werd het voor anderen wat beter.
We gaan binnenkort weer kerstmis vieren, de geboorte van de messias
Jezus.
De materiele voorbereidingen op dit feest zijn al in volle gang.
Maar we moeten ons ook geestelijk voorbereiden met de vraag:
hoe kan ik een beetje messias zijn voor de mensen om mij heen,
hoe kan ik iets goeds voor hen doen en betekenen,
zodat zij er een beetje beter van worden.