Gebeden op de eerste zondag van de
advent
Inleiding:
Welkom op deze eerste zondag van de
advent.
In de kerk is het vandaag Nieuwjaar,
een nieuw begin van stil staan bij het leven van Jezus,
het centrum van onze gelovige verbondenheid.
Zoals bij elke jaarwisseling kijken we naar het verleden,
maar veel belangrijker is het vooruitzien naar de toekomst,
niet een toekomst waarin we passief afwachten wat er op ons afkomt,
maar een toekomst dat we zelf de handen uit de mouwen steken
om er samen iets goeds van te maken.
Daarom worden we vandaag opgeroepen tot waakzaamheid,
om steeds de kansen te zien die we krijgen
om leven en welzijn op een goede manier met elkaar te delen.
Met kerstmis dromen we van het licht dat Jezus in de wereld bracht,
maar dat licht moeten wij uitstralen naar elkaar.
En als teken van onze goede wil om dat te doen
wordt vandaag de eerste kaars van onze adventskrans aangestoken.
Bij het aansteken van de eerste kaars
We steken nu de eerste kaars aan
en denken aan de aarde, de zon en de maan,
in het begin voor ons door God gemaakt,
want waar de zon de aarde raakt,
gaan planten en bomen groeien,
gaan struiken en bloemen bloeien.
Laat ons van een nieuwe toekomst dromen
omdat het kerstfeest weer gaat komen.
Openingsgebed
Heer, help ons mensen te zijn die
durven dromen over licht dat daagt,
die durven hopen op vrede, gerechtigheid en welvaart voor al uw mensen,
die zich durven inzetten om iets waar te maken van die grote droom
van Jezus, het kind van Betlehem en redder van de wereld. Amen
Gebed over de gaven
God van tijd een eeuwigheid, zegen ons samenzijn
rond brood en wijn, de tekenen van Jezus' liefde en trouw
Hij wees ons de weg naar een leefbare aarde,
een wereld waarin iedereen menswaardig leven kan.
Schenk ons de kracht om die weg te gaan,
de weg van zorg en aandacht voor elkaar,
voor jong en oud, voor vrienden en vreemdelingen.
Mogen wij zo uw vrede en vreugde zichtbaar maken
in heel onze gemeenschap. Amen
Slotgedachte Wees ontvankelijk als de aarde
Wees ontvankelijk als de aarde
wees aanstekelijk als het vuur
wees verkwikkend als het water
wees zachtmoedig als de wind.
Wie kan ik voor je zijn
wat kan ik voor je doen.
Wees een weg voor hen die dwalen
wees een brug die samenbrengt
wees een huis voor hen die vluchten
wees een haard die warmte schenkt.
Wie kan ik voor je zijn
wat kan ik voor je doen.
Wees een mens die blijft geloven
wees een mens die opnieuw begint
wees een mens die nog kan hopen
wees een mens die zonder meer bemint.
Voorbede
Laat uw licht van vrede toch komen,
Heer,
overal waar het duister is door oorlog en geweld,
waar de nacht van onderdrukking blijft duren,
waar men niet vrijuit zijn mening kan zeggen
waar mensen elkaar het licht in de ogen niet gunnen.
Laat ons zingend bidden.
Laat uw licht van hoop toch komen, Heer,
overal waar mensen wanhopig zoeken naar uitkomst,
waar kansarmen wachten op een nieuwe morgen met nieuwe mogelijkheden,
waar vluchtelingen snakken naar een menswaardig bestaan
waar illegalen noodgedwongen een duister bestaan leiden.
Laat ons zingend bidden.
Laat uw licht van de liefde toch komen, Heer
,
overal waar gehuwden langs elkaar heen leven,
waar kinderen niet de geborgenheid krijgen die ze nodig hebben,
waar mensen geen tijd meer hebben om voor elkaar te zorgen,
waar haat en nijd vreedzaam samenleven onmogelijk maken.
Laat ons zingend bidden.
Laat uw licht van gastvrijheid toch komen, Heer,
overal waar mensen van elkaar vervreemden,
waar zij niet meer naar elkaar kunnen luisteren,
overal waar mensen op drift zijn geraakt,
in hun eigen leven, of van land tot land.
Laat ons zingend bidden.
God van mensen, laat ons uw licht aan de hemel ontdekken,
ons aan U optrekken als onze voeten wankelen,
uit U kracht putten als we moedeloos worden.
Kom naar ons toe, in Jezus, het kind van Betlehem
in mensen die geloven in het goede nieuws dat Hij bracht,
vandaag en alle dagen van ons leven. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de
eerste zondag van de advent
Waakzaamheid
Wat waakzaamheid NIET is:
Gevangen zijn in de macht der gewoonte
Opstaan, aankleden, koffie zetten ontbijten, tanden poetsen,
naar m'n werk onderweg een file,
drie rode stoplichten en weer file, eindelijk op m'n werk,
binnenkomen, post doornemen, telefoneren, vergaderen,
tussen neus en lippen door een boterham eten
brieven schrijven, telefoneren, op naar de volgende vergadering,
programma volgende dag doornemen, snel boodschappen doen.
Even een rondje hardlopen, koken,
eten het nieuws van acht uur,
een kop koffie drinken, daarna 'netwerk'
ondertussen wat strijk wegwerken en een blik op de krant werpen
dan is het de hoogste tijd: tot morgen, slaap zacht
Wat waakzaamheid NIET is:
Rennen als kippen zonder kop. Druk, druk, druk,
we rennen en draven maar door, we werken korter,
en hebben toch steeds minder tijd -contradictio in terminis -.
We willen een baan, carriere maken,
een partner en kinderen, een huis met een tuin,
een leuke vriendenkring, het moet allemaal kunnen,
en we denken dat het allemaal kan: mythe of werkelijkheid?
Druk, druk, druk, we rennen en draven, werken en zorgen
we zouden nog dit of dat, dichten het ene gat met het andere
en als het niet lukt, rennen we nog harder.
We ontrafelen de mythe niet,
maar houden haar in stand ten koste van onszelf: wishful thinking.
Wat waakzaamheid wel is:
Gereed staan om iets nieuws te beginnen
Ik versta de oproep 'Wees waakzaam' als een aansporing
niet als een dooddoener, maar als een aanscherping,
het maakt me alert, de kans te grijpen als die daar is
fatalisme te verstoren en gewoonte en tijdgebrek te doorbreken;
de wereld vraagt om méér, om bezielde mensen,
bezielde activiteit, om schepping en herschepping
ten einde te ontkomen aan ontmenselijking en angst.
Gebed (bij het ontsteken van de eerste kaars)
Eeuwige,
U die steeds een nieuw begin wilt maken met mensen,
met de kaars die we hier gaan ontsteken
willen we een nieuw begin maken,
we willen de kans nemen
om creatief te leven
en ons niet te laten overspoelen door drukte, gewoonte en pessimisme.
Wij bidden U, wees met ons
als adem die ons bezielt, als energie die in ons opwelt.
Voorbede:
Eeuwige God, hoor ons aan als we tot U bidden.
Maak waakzame mensen van ons,
mensen die niet passief wachten op datgene wat hun overkomt,
maar mensen die zelf proberen mogelijkheden te scheppen,
waar die eerst niet leken te zijn.
Maak waakzame mensen van ons,
mensen die niet kunnen geloven dat U slechts een Heer bent
die mensen als slaven behandelt en hun angst inboezemt,
maar mensen die geloven dat U een God bent
bij wie angst en macht niet het laatste woord hebben.
Maak waakzame mensen van ons, mensen die zich niet neerleggen
bij de gejaagdheid, de anonimiteit en het pessimisme in onze wereld,
maar mensen met een lange adem
die proberen een tegenwicht te bieden
omwille van een betere wereld voor zichzelf en de mensen om hen heen.
Opgelet
Je medemens is hier!
Je medemens, die wacht op je genegenheid en vriendschap,
die behoefte heeft aan je hartelijkheid en waardering,
je medemens, die je helpen kunt, elke dag opnieuw,
met je glimlach, met een goed woord, met je steun,
die woont niet voorbij de horizon, niet ver over de zee.
Je medemens is hier!!
Je medemens, het is die gehandicapte in je eigen straat,
die graag eens wandelen gaat.
Het is die zieke vlak in de buurt,
die reeds lang bedlegerig is en zo graag bezoek heeft.
Het is die blinde, voor wie je de krant kunt voorlezen.
Het is je collega die zijn werk verloor en diep in de put zit,
en waar je niet meer aan denkt.
Je medemens: het zijn al die mensen om je heen,
ieder met wie je woont, werkt en leeft.
Advent is kijken
Advent is kijken naar wat komt,
hoewel er weinig zicht is.
Je steekt een kaars aan in de nacht
omdat je iets van God verwacht:
een wereld waar het licht is.
Advent is kijken naar wat komt,
zoals toen, lang geleden.
Er werd een kind van God verwacht,
een kind van licht, een kind vol kracht,
een kind dat zorgt voor vrede.
Advent is kijken naar wat komt.
Advent is durven hopen.
Het kerstkind is een nieuw begin.
We slaan een weg van vrede in.
Die moet je verder lopen.
Advent is kijken naar wat komt.
Advent is durven dromen.
Is licht zien in de duisternis,
geloven dat God met ons is
en dat zijn rijk zal komen.
advent: verlangen naar vrede
Zal het ooit vrede zijn?
Donkere wolken, sterren,
maan, mensen, verdriet en pijn,
zal het ooit vrede zijn?
Zon ver van ons vandaan,
nevel en mistgordijn
zal het ooit vrede zijn?
Naakte takken in de wind,
knoppen onzichtbaar klein,
zal het ooit vrede zijn?
Open je, open je, hoor
een stem in de woestijn
zal het ooit vrede zijn?
Wat moeten we doen,
doen voor de vrede,
kind-van-mij
zal het ooit vrede zijn?
Mijn hart klopt en klopt
voor jou, voor jou, kind-in-mij,
zal het ooit vrede zijn?
Kom, kom stukje hemel
op onze aarde,
dan zal het vrede zijn.
Zal het dan vrede zijn?
De inbreker
Er was eens een slimme inbreker, die beweerde dat hij in elk huis kon
inbreken zonder betrapt te worden. Zijn vrienden in de kroeg hadden al
vaak een weddenschap met hem afgesloten, maar ze verloren keer op keer.
Op zekere dag werd er opnieuw gewed. Een rijke man in een uitzonderlijk
vrolijke bui stootte de inbreker aan en zei: 'Je mag dan een handige
kerel zijn, maar dat huisje van mij, daar kom jij niet in!'
Het 'huisje' bleek inderdaad een uitdaging. Rolluiken voor de ramen,
gebarricadeerde deuren, talrijke sloten en een geavanceerd
alarmsysteem. Het leek wel een vesting. Na enkele minuten kreeg de
inbreker echter een idee. Hij zette een ladder tegen de muur en
klauterde via de ladder en de regenpijp behendig het dak op. Even het
zolderraampje forceren en hij stond binnen. Ongestoord liep hij naar
beneden. Er was niemand. Hij stal een kandelaar en ging zoals hij
gekomen was. De volgende nacht stond de rijke man behoorlijk beteuterd
te kijken. De inbreker lachte triomfantelijk, met de kandelaar in zijn
hand.
Nu kwam er iemand dichterbij en tikte hem op de schouder. 'Zou je een
poging willen wagen om mij ook te bestelen?'. Natuurlijk wilde hij dat.
Ditmaal kwam hij echter voor een verrassing te staan. Op het adres dat
de man hem genoemd had, stond een bouwval. De ramen stonden open en er
waren geen sloten op de deuren. Verbaasd liep de inbreker naar binnen.
In de kamer stonden een tafel, een paar stoelen en een kast. In de kast
lagen wat borden en wat ander eetgerei. Niets was de moeite waard om
mee te nemen. Plotseling hoorde hij een gerucht en hij keek om. Daar
stond de geheimzinnige man die hem aangesproken had. En deze zei: 'Je
bewaakt een huis niet door het dicht te spijkeren, maar door simpelweg
thuis te zijn. Bovendien helpt het wel als er weinig te stelen valt.
Rijkdommen bewaar je niet in huis, maar in je hart'.
(Esther Disveld)
Morsen
Er was eens een heel oude man, zijn ogen waren troebel geworden, zijn
oren waren doof en zijn knieën trilden. Als hij aan tafel zat, de lepel
in zijn bevende hand, dan morste hij soep op het tafelkleed en op zijn
broek en de soep druppelde zelfs uit zijn mond.
Zijn zoon en diens vrouw vonden dit zo walgelijk, dat ze de oude
grootvader uiteindelijk een plaatsje in de hoek naast de kachel gaven,
waar hij zijn eten in een kleine aarden kom opgediend kreeg.
Op een dag konden zijn beverige handen de aarden kom niet meer
vasthouden. De kom viel op de grond en brak in stukken. De jonge vrouw
werd kwaad. De tranen sprongen de oude man in de ogen en hij zuchtte
diep. Toen kochten de zoon en zijn vrouw een goedkoop houten
schoteltje, waaruit hij voortaan moest eten.
Op een dag, na het avondeten, kwam het kleinkind van de oude man met
een beitel de kamer binnen, pakte een blok hout van de stapel naast de
kachel en ging op de grond zitten.
'Wat ga jij doen?' vroeg zijn vader.
'Ik ga twee schoteltjes voor jullie maken,' zei het kind. 'Voor later,
als ik groot ben, en jullie in de hoek naast de kachel moeten eten.'
De man en de vrouw keken elkaar zwijgend aan.
En vanaf die dag mocht de oude grootvader weer aan tafel eten, en
stoorden ze zich er niet meer aan als hij morste.
terug naar de overweging