In de eerste lezing hoorden we hoe de profeet Ezekiel in een visioen
de tempel zag als een bron van leven en vruchtbaarheid. Het was een
droom, geen werkelijkheid, maar het geeft wel aan hoe het zou moeten
zijn.
Zo kun je ook dromen van de kerk van vandaag, dromen hoe op een
zondagmorgen een grote stroom gelovigen uit de kerk komt, ieder op weg
naar zijn eigen thuis, zijn eigen leefomstandigheden, en ook: ieder vol
van de boodschap van heil, vrede, liefde die hij in de kerk heeft
ontvangen, en ook: ieder met het vaste voornemen om er ook iets mee te
gaan doen, op zijn gewone plaats in het leven, zodat de viering in de
kerk ook echt vruchtbaar wordt in het gewone leven van alledag.
Je zou bijvoorbeeld kunnen dromen over een moeder die uit de kerk thuis
komt, waar haar opgroeiende kinderen net uit bed komen. Dat die moeder
een soort innerlijke blijheid uitstraalt die de kinderen meteen opvalt:
wat heb je, je straalt alsof je O.L.Heer zelf hebt gezien.
Of die vader die thuis komt en de rommel van zijn zoon gaat opruimen,
terwijl hij hem 's avonds tevoren nog de huid heeft vol gescholden
omdat hij altijd alles liet slingeren. En de zoon vraagt verbaasd: Wat
is er met je gebeurd dat je zo anders bent?
Of dat echtpaar dat net aan het ontbijt zit als ze hun buren uit de
kerk zien komen, waarbij de vrouw tegen de man zegt: je kunt echt aan
ze zien dat het hun iets gedaan heeft. Zouden we volgende week ook niet
eens gaan?
Nu zit u misschien te denken: je bent flink aan het fantaseren. Wat je
daar zegt, klinkt wel mooi, maar het kan gewoon niet. Dan zeg ik:
inderdaad, u hebt helemaal gelijk, het kan niet. En toch zit ik met de
vraag: zou het zo niet moeten zijn?
Als we in de kerk echt ons gelovig zijn vieren, onze saamhorigheid rond
de Heer; als we echt geraakt zouden zijn door het woord en voorbeeld
van Jezus, zou dat dan niet wat meer zichtbaar moeten zijn aan ons als
we uit de kerk komen? Zouden we dan niet wat meer blijheid en
enthousiasme moeten uitstralen.
De werkelijkheid is vaak zo anders: als de bel klinkt haast iedereen
zich naar buiten, sommigen kijken op hun horloge: dat is vlug afgelopen
vandaag, of: die preek had wel wat korter kunnen duren,
of: het koor ging flink de mist in,
of: gauw naar huis, want mijn wasmachine draait,
of: moet je zien wat die voor een rare jas aan heeft.
Je hoort wel eens mensen zeggen: ik heb geen zondag als ik niet naar de
kerk geweest ben. Maar misschien kunnen we beter de vraag stellen: wat
neem ik uit de kerk mee naar huis? Gelovig zijn is niet iets wat zich
alleen afspeelt binnen de muren van een kerkgebouw, het moet zichtbaar
worden in alles wat we buiten dat gebouw zijn en doen met en voor
elkaar.
Buitenstaanders moeten aan ons doen en laten kunnen zien dat we
gelovige mensen zijn. En zondags na de viering zouden ze ook aan ons
moeten kunnen zien dat ons ge loof nieuwe inhoud en kracht heeft
gekregen.
Een droom? Wellicht, maar wel een die ons aan het denken moet zetten.
In de eerste lezing hoorden we een prachtige droom van Ezekiël:
hij zag de tempel als een bron van leven, bron van vruchtbaarheid.
De tempel was het centrum van de joodse godsdienst,
het was de plek waar God zijn volk nabij was, waar je Hem ontmoeten
kon.
En Ezekiël droomt ervan dat alle mensen die in die tempel zijn geweest
weer naar huis gaan, geïnspireerd, gemotiveerd, gesterkt
om Gods bedoelingen met elkaar waar te maken
en te werken aan een samenleving waarin mensen leven en gedijen in een
geest van saamhorigheid.
Je hebt tegenwoordig wel eens van die kettingbrieven.
Ieder die een soortgelijke brief krijgt, wordt verondersteld die brief
door te sturen aan meerdere personen.
Zo wordt een beperkte boodschap een grote stroom die steeds meer mensen
bereikt.
Zo ziet Ezekiël ook de functie, de kracht van de tempel.
Zo zou het moeten zijn, maar de werkelijkheid is vaak anders.
In het evangelie ontmoeten we Jezus
die zich hevig ergerde aan de commerciële sfeer in de tempel,
het was een marktplaats geworden.
Zijn ergernis betrof niet alleen de letterlijke handel op het
tempelplein,
maar ook het gemarchandeer met God dat in de tempel plaats vond.
Men wilde Gods welwillendheid a.h.w. afkopen met het brengen van
allerlei offers. Hoe men echt leefde en omging met elkaar was niet zo
belangrijk
als je God maar te vriend hield.
De droom van Ezekiël was in feite ver zoek.
Jezus zag geen mensen geïnspireerd en begeesterd uit de tempel komen
die weer anderen inspireerden en begeesterden.
Het was veeleer: ieder voor zich en God voor ons allen.
Onze kerken zijn ook plaatsen waar we God ontmoeten,
waar we ons laten inspireren door Jezus' boodschap,
waar we verbondenheid vieren om die ook buiten de kerk waar te maken.
En Ezekiël zou dromen van enthousiaste mensen die na een weekendviering
de kerk uit komen,
niet om weer hun eigen gangetje te gaan, zo van: dat hebben we weer
gehad,
de baas boven kan tevreden over me zijn.
Ezekiël zou dromen van mensen die anderen zouden aanspreken
om ze te laten delen in hun enthousiasme,
om tegen elkaar te zeggen: kom we gaan ons samen inzetten
voor de gemeenschap, voor de zieken, voor mensen die het moeilijk
hebben.
Ezekiël zou dromen van een kettingreactie waardoor steeds meer mensen
in beweging zouden komen
voor dezelfde idealen, voor een leefbare wereld voor iedereen.
Ik ben geen Ezekiël en ik droom niet over zulke dingen.
Ik ben een realist en ik zie geen bezielde mensen in de kerk,
ik zie geen enthousiaste mensen die na de viering de straat opgaan
met het voornemen: we gaan de wereld eens veranderen.
Ik zie geen kerkgebouw dat uitpuilt van begeesterde gelovigen.
Ik zie ook geen kerkgemeenschap, geen Kerk met een hoofdletter,
die mensen enthousiast weet te maken voor die boodschap van Jezus
die daardoor iets op gang zet wat als een olievlek zich verspreid
in elke gemeenschap, in elke land, in heel de wereld.
Ik zie maar weinig mensen die echt warm lopen voor de Kerk van Jezus,
wel een steeds kleiner wordend aantal mensen die nog meelopen in die
gemeenschap omdat ze dat zo gewend zijn,
maar weinig mensen die voorop lopen, die echt iets van enthousiasme
uitstralen.
Ik ben een realist, ik verwacht niet veel meer van die Kerk.
Ik voorzie dat de kerkgebouwen steeds leger worden
en dat de kerkgemeenschap steeds meer mensen verliest.
Ik ben een realist, maar ik ben ook een gelovige
en daarom blijf ik toch hopen dat de droom van Ezekiël ooit
werkelijkheid wordt
al is het maar in heel kleine dingen.
Ik blijf toch hopen dat de gemeenschap van gelovigen niet afgebroken
wordt
maar zichzelf steeds weer opbouwt, niet in drie dagen,
maar wel in een langere periode.
Ik blijf toch hopen dat Jezus'boodschap mensen blijft inspireren
ook hier in onze eigen samenleving.
Ik ben een realist, maar een gelovige realist,
maar soms vraag ik me wel af of dat wel samen kan gaan.