Lezingen: Jesaja 25,6-10a;  Matteüs 22, 1-14 of 1-10

Achtentwintigste zondag door het jaar 1999

Mensen krijgen een uitnodiging voor een groot feest. Ze nemen praktisch allemaal die uitnodiging aan, want wie wil er niet een feest. Vol verwachting trekken ze naar de reusachtige feesttent. Maar tot hun verbazing en schrik is die tent zo leeg en kaal als een luis.
De gastheer verwelkomt iedereen en zegt: het feest dat moet u zelf maken. Alles wat u nodig hebt kunt u krijgen, maar u moet het wel samen organiseren. Een mens alleen kan geen feest vieren, dat moet je samen doen, dat is de reden dat ik u hier samen gebracht hebt. Ik wens u een fijn feest toe.
Grote verwarring. Wat voor dwaasheid was dat nou? Een aantal mensen ging meteen naar huis: als hun geen kant en klaar feest werd aangeboden, dan hoefde het van hun niet meer. Verbeeld je: je zelf moe maken om een feest te maken voor jezelf. Sorry hoor, dat is te gek, daar begin ik niet aan.
Maar een grote groep mensen bleef: ze hadden er best wat voor over om een feest te maken. Maar toen begonnen de problemen: stoelen binnenbrengen, slingers ophangen, tafel dekken: daar voelden velen zich te goed voor, dat moesten die en die maar doen; en ze kregen slaande ruzie over het soort muziek, de een wilde modern, de ander klassiek, een derde per se jazz. En dan wie bij wie? Ik wil niet naast die aan tafel zitten, en die horen hier niet thuis, die moeten maar ergens achteraan gaan zitten. En overal vond je groepjes waar dan anderen weer niet bij mochten komen.
En sommigen waren al dronken voordat een ander de kans had een drankje te bemachtigen. En een aantal had nog niets te eten gehad terwijl anderen zich volgepropt hadden. Het feest werd een grote flop. Het had zo mooi kunnen zijn, als... ja, dat beruchte als.
Zo zou ons leven in deze wereld een groot feest kunnen zijn, als ...
God heeft alle ingrediënten voor een feest in de schepping neergelegd, voor elke mens zou het dagelijks bestaan een feestelijk tintje kunnen hebben als . . .
Misschien moet je zeggen: als alle mensen volmaakt zouden zijn, en dat is eigenlijk gelijk aan: als het onmogelijke waar zou worden.
De werkelijkheid is geen feest. Het lijkt een onbereikbare droom. Toch zijn we allemaal uitgenodigd op het feest, hebben we allemaal de opdracht om van het leven iets feestelijks te maken. Maar onze aandacht gaat vaak uit naar zaken die niets met het feest te maken hebben, maar die wij op dat moment belangrijker vinden.
We denken dat we alleen gelukkig zijn als we flink geld verdienen, als we veel luxe om ons heen hebben, als we verre vakanties kunnen houden, als we alles kunnen doen en hebben wat ons hartje begeert. En maar al te vaak blijkt ons beoogde feest een flop te zijn, maar al te vaak brengt onze manier van leven meer verdriet dan geluk.
Men zegt wel eens: het leven is een tranendal. Wie dat zegt is wel erg somber gesteld, maar er zit wel wat in. En inderdaad er zijn veel tranen, het is vaak om te huilen. Veel levenssituaties kun je echt niet feestelijk noemen, en toch: het feest moet doorgaan, en dat doet het ook, in meerdere of mindere mate.
Er zijn toch veel mooie en fijne dingen die mensen voor elkaar doen, gewone kleine dingen die het leven toch een feestelijk tintje geven. Zoals die mevrouw van negentig die elke dag een sinaasappel uitperste voor haar gebrekkige buurvrouw. Zoals die jongen die onder zijn vakantie als vrijwilliger ging werken in het verpleeghuis. Zoals die vrouw die elke dag even bij een zieke binnenloopt. Zoals die gehandicapte man die met zijn opgewekt humeur anderen een riem onder het hart steekt. En zo kun je nog veel meer voorbeelden aanhalen.
En dan kunt u zeggen: zijn dat feestelijke dingen? Dan zeg ik ja! Dat zijn de ingrediënten voor een feest, dat is de weg die Jezus ons gewezen heeft naar zijn grote feest van het rijk Gods. Jezus zegt: het feest moet toch doorgaan, ook al laten veel gasten het afweten.
Hij nodigt ons uit, van alle hoeken en straten, wie of wat we ons zijn, als we maar het bruiloftskleed van de goede wil hebben. En laten we niet te gauw zeggen: dat kan toch niet. Het kan wel, beetje bij beetje, in kleine dingen. Het kan wel, als we maar blijven proberen, in Jezus' naam, in Jezus' geest.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Achtentwintigste zondag door het jaar 2002

Juist als vorige week is de evangelietekst van vandaag een aanklacht tegen de joodse leiders. Jezus zegt tegen hen: jullie waren de eerste genodigden voor het feest dat God wil voor de mensen, maar met allerlei smoesjes ben je andere wegen gegaan. Daarom zijn jullie niet langer welkom, ik haal andere gasten binnen, mensen waar jullie misschien op neerkijken, maar op Gods feest zijn ze allemaal van harte welkom.
Die andere gasten waren in die tijd de heidenen, dat zijn wij in onze tijd. Wij zijn allemaal uitgenodigd op het feest van het rijk Gods, maar nemen wij die uitnodiging wel aan? Het is goed om even na te denken waar het omgaat bij dat feest van het rijk Gods.
Bij een feestmaal denken we aan een versierde zaal, aan gedekte tafels, aan een overvloed aan eten en drinken. Zo'n feestzaal binnenkomen is al een feest voor het oog. Je hoeft alleen maar aan te schuiven en je mond open te doen om de lekkernijen erin te stoppen. Op zo'n feest uitgenodigd worden is heerlijk en je zou wel gek zijn om de uitnodiging af te slaan.
Maar het feest van het rijk Gods is toch even anders. Het rijk Gods is eigenlijk alleen maar een grote zaal, een plaats waar mensen kunnen samenkomen. Er is geen versiering, geen gedekte tafels, geen kant en klare spijzen en dranken. Daar moeten de genodigden zelf voor zorgen en in de feestzaal is materiaal genoeg om dat ook te doen Het is geen kant en klaar feest dat aangeboden wordt, maar de uitnodiging om er samen iets feestelijks van te maken.
Iedereen wil niets liever dan dat het leven een feest is, maar wat hebben we ervoor over, wat is onze bijdrage? Feit is dat veel genodigden het laten afweten. Natuurlijk wil ik een feest, maar ik moet eerste een oorlog voorbereiden tegen de terroristen die het feest willen verstoren.
Ik zeg ja tegen het feest maar ik moet eerst nog een stel Palestijnen uit de weg ruimen want die maken het feest kapot.
Ik wil ook een feest, maar ik moet eerst eens bestuderen of het wel volgens het boekje is, of die en die er wel bij mogen zijn.
Ik wil graag dat het leven een feest is, maar ik moet eerst mijn hoofd bij mijn zakelijke belangen houden want anders heb ik straks geen geld om feest te vieren.
Zo zijn er velen die geen tijd hebben voor het feest druk als ze zijn met allerlei andere zaken.
En anderen zoeken het feest in allerlei oppervlakkige pleziertjes maar missen zo het eigenlijke feest van menselijke verbondenheid.
Verbondenheid tussen mensen, daar gaat het toch om. Verbondenheid die zichtbaar wordt in saamhorigheid in hartelijke zorg en aandacht voor de ander, in de bereidheid het leven in al zijn aspecten samen te delen in een sfeer van verdraagzaamheid en welwillendheid. Als die ingrediënten er zijn, dan kun je met niets nog feest vieren, zelfs in verdrietige en moeilijke dagen.
En laten we niet vergeten, de uitnodiging geldt voor iedereen, ook de mensen op de kruispunten der wegen, ook de mensen in de uithoeken van de wereld, ook de verschoppelingen en zij die niet meetellen. Uit de evangelieverhalen blijkt steeds weer Jezus' grote voorliefde voor die groepen.
En wil het rijk Gods op aarde iets van een feest hebben, dan moeten zij er ook bij horen en voelen dat ze er bijhoren, dan moet onze zorg en aandacht ook naar hen uitgaan. Jezus uitte met deze verhalen zijn kritiek op de joodse samenleving waarin het feest dat God bedoeld heeft geen werkelijkheid werd. Wat zou hij vandaag tegen zijn kerk op aarde zeggen. Tegen ons dus. De kerk zou het feest zichtbaar moeten maken in haar geledingen, maar veel mensen lopen van die kerk weg, ze hebben er geen boodschap meer aan, ze inspireert blijkbaar niet, ze is blijkbaar niet uitnodigend genoeg. En dat is een slecht teken. Dat moet de leiders van de kerk aan het denken zetten, dat moet ieder van ons, mensen van die kerk, aan het denken zetten. Doen wij wel genoeg om Jezus' boodschap waar te maken in ons concrete leven, in ons samen kerk zijn, in de gemeenschap waarin we dagelijks leven?

Gebeden en teksten bij deze zondag

Achtentwintigste zondag door het jaar 2008

Het evangelieverhaal dat u zojuist gehoord hebt is net zo wisselvallig als het weer in Nederland. Het begin als een mooie zonnige dag met een strakke blauwe hemel: een grote uitnodiging om van het leven te genieten, om er een feest van te maken.
Maar dan betrekt de lucht, de zon verdwijnt achter de wolken, het feest dat zo vanzelfsprekend leek, gaat niet door, want de gasten laten het afweten, ze houden zich liever met andere zaken bezig. Dan wordt het guur weer, het gaat hard regenen en stormen, er vallen doden. Het feest is verder weg dan ooit.
Dan komt er, als een soort genade slag, een enorme onweersbui, donder en bliksem brengen grote verwoestingen teweeg. Het lijkt einde verhaal, weg met alle feestelijke gevoelens. Maar na de donderbui gaat toch de zon weer schijnen en weer wordt iedereen uitgenodigd naar het feest te komen want het feest moet volgens Gods bedoelingen toch doorgaan.
Het verhaaltje dat Jezus hier vertelde en dat door Matteüs verder verteld werd, was bedoeld voor de hogepriesters en oudsten van het volk, zo staat er aan het begin van deze evangelietekst. Zij waren de eerste genodigden voor het feest dat God voor zijn volk wilde aanrichten. Maar ze gaven geen gehoor aan die uitnodiging, ze gingen hun eigen wegen.
Het verhaaltje moet je ook zien in historisch perspectief. Steeds heeft God profeten gestuurd om zijn volk uit te nodigen, maar men luisterde niet naar hun boodschappen, ze gingen toch hun eigen gang en veel profeten werden mishandeld en vermoord.
En zoals Matteüs dit verhaal vertelt aan zijn toehoorders, klinken ook latere gebeurtenissen erin door, namelijk de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Eigen schuld, zegt Matteüs, had je maar moeten luisteren.
Maar, na regen komt zonneschijn, zeggen we vaak, na slechte tijden komen toch weer goede tijden. God heeft de mens niet voor het ongeluk geschapen, maar om gelukkig te worden in dit leven. Het feest moet toch doorgaan en iedereen wordt uitgenodigd, mensen overal vandaan, van de sjieke buurten en van de achterbuurten. Slechten en goeden komen in de feestzaal bij elkaar, staat er.
Ook wij zijn allemaal uitgenodigd voor het feest, maar het wordt ons niet aangereikt als een kant-en-klaar feest. We moeten het wel zelf maken, met elkaar en voor elkaar. Alle ingrediënten voor het feest zijn aanwezig, maar we moeten zelf aan de slag, samen met elkaar. En er staat heel uitdrukkelijk: met slechten en goeden, d.w.z. met mensen van allerlei slag, met echte goede mensen en minder goede mensen, met leuke en minder leuke mensen, met heel brave mensen en mensen die wel eens een scheve schaats rijden, met lieve mensen en met mensen aan wie we een hekel hebben.
Alleen samen met elkaar kunnen we iets van een feest realiseren, en zo gauw we mensen buitensluiten, is het feest over. Maar ook nu gaat de zon vaak schuil achter een wolkendek, ook nu hebben mensen vaak allerlei excuses en smoesjes om niet in te gaan op de uitnodiging om samen van het leven een feest te maken. Ook nu heb je soms echt guur weer als mensen elkaar het leven zuur maken, en helaas vallen er ook nu soms doden. Maar roepen om straf, zwaardere straffen voor de daders, laat het feest niet doorgaan, vaak zelfs het tegendeel. Maar we moeten niet vergeten dat we samen, met slechten en goeden, van het leven een feest kunnen maken en moeten maken.
Natuurlijk is het niet elke dag feest, niet alle dagen schijnt de zon, het leven is vaak net zo wisselvallig als de natuur hier in ons landje. Toch worden we uitgenodigd om een beetje zon voor elkaar te zijn, om licht te zijn juist ook voor hen die bewolkte tijden doormaken. En zelfs als het regent of hagelt, kunnen we elkaar een beetje blij maken met onze aandacht en hartelijkheid. Dan krijgt het leven toch een feestelijk tintje.

Gebeden en teksten bij deze zondag