Gebeden op de zevenentwintigste zondag
door het jaar
Openingsgebed:
Goede God, U hebt ons uw schepping toevertrouwd,
wij zijn geroepen om uw wijngaard op aarde te bewerken
en te zorgen dat ze veel vruchten voorbrengt,
vruchten die uw mensen voeden en vreugde schenken.
Maar door menselijke zwakheid, domheid en schuld
verwildert uw wijngaard vaak en draagt zij geen goede vruchten.
Doe onze ogen open gaan en laat ons hart verstaan
hoe wij trouw kunnen zijn aan uw bedoelingen
en bijdragen aan ieders levensgeluk. Amen
Gebed over de gaven:
Goede God, zie neer op ons hier samen rond brood en wijn:
de vruchten van de aarde, door handen gevormd tot voedsel,
door Jezus geheiligd tot tekenen van zijn liefde en trouw,
die zichtbaar werden in zijn leven en dood, in zijn woorden en daden.
Mogen wij, gesterkt door dit voedsel uit de hemel,
zelf vruchten van liefde en trouw voortbrengen naar elkaar toe,
tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Slotgebed
Goede God, zo vaak hebt U tot ons gesproken en waren we doof,
zo vaak heeft U ons gezocht en gaven we niet thuis
zo vaak heeft U ons gevraagd naar de vruchten van uw wijngaard
en stonden wij met lege handen.
Wij bidden U; blijf tot ons spreken uw woord van hoop en leven,
blijf ons zoeken ook als we dwaalwegen gaan,
schenk ons steeds weer uw kracht om goede vruchten voort te brengen,
om de verschoppeling overeind te helpen, om recht te maken wat krom is,
om elkaar tot zegen te zijn op de plaats waar we thuishoren. Dat vragen
wij U in Jezus' naam. Amen
Voorbede:
Wij bidden voor alle werkers in Gods wijngaard,
voor allen die actief bezig zijn in de kerk van Jezus Christus,
dat zij gedragen worden door een groot geloof in zijn boodschap,
en de hoop niet verliezen als ze niet de vruchten zien die zij
verwachtten,
dat zij mensen blijven uitdagen met Jezus' boodschap.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor alle gelovigen die samen de Kerk van Jezus vormen,
voor allen die zich nauw betrokken voelen bij deze geloofsgemeenschap
en ook voor hen die van de Kerk vervreemd zijn geraakt,
dat zij blijven zoeken naar de zin van het leven
en naar de waarden en normen die belangrijk zijn
voor individu en gemeenschap.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor allen die alleen maar voor zichzelf werken,
die alleen maar denken aan hun eigen belangen en hun eigen voordelen
en daarbij de belangen van anderen verwaarlozen of zelfs schenden.
Mogen zij gaan inzien dat onze wereld een wildernis worden
als mensen toegeven aan winstbejag, jaloezie en machtszucht.
Laat ons zingend bidden
Wij bidden voor alle landen en leefgemeenschappen
die een wildernis geworden zijn door oorlog en geweld,
onverdraagzaamheid, haat en nijd.
Mogen de bewoners in staat zijn tot wederzijdse verzoening,
tot het aanvaarden van ieders rechten,
opdat zij elkaar respect en leefruimte kunnen geven.
Laat ons zingend bidden.
God, U hebt ons de aarde en al haar mogelijkheden in handen gegeven,
wij zijn werkers in uw wijngaard.
Geef ons de wijsheid om uw schepping goed te beheren
en de kracht om trouwe werkers te zijn,
tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de zevenentwintigste zondag door het
jaar.
Zure druiven worden zoet . . .
Zure druiven worden zoet
telkens als wij elkaar vergeven in plaats van te lijf gaan,
elkaar zegenen in plaats van vervloeken,
elkaars wonden verzorgen in plaats van dieper maken,
elkaar hoop geven in plaats van tot wanhoop drijven.
Het leven krijgt iets feestelijks
telkens als we elkaar omhelzen in plaats van bestoken,
elkaar begroeten in plaats van negeren,
elkaar danken in plaats van bekritiseren,
elkaar prijzen in plaats van elkaar belasteren.
God vraagt dat onze wijngaard vruchten draagt,
vruchten van kiezen voor elkaar in plaats van tegen elkaar,
van wederzijds respect en onderlinge verdraagzaamheid,
van overgrote liefde waar God zelf zo vol van is.
Met de handen van allen
Met de handen van allen
moet de aarde veranderen,
honger op de grootgrondbedrijven
zal weer tarwe worden,
- wij gaan hand in hand -
we maken de aarde weer vruchtbaar.
Met de handen van allen
wordt de nieuwe vrede geboren,
liefde wordt waarheid
wanneer men onrechtvaardigheden doodt,
- wij gaan hand in hand -
wij maken de aarde weer leefbaar.
Met de handen van allen
gaan wij een solidair volk opbouwen
met allemaal gelijke stenen
- wij gaan hand in hand -
wij maken de aarde weer bewoonbaar.
Met de handen van allen
moet men de wijngaard verzorgen,
het volk is al onderweg
om te snoeien of uit te rukken
- wij gaan hand in hand -
wij maken de aarde weer feestelijk.
EENHEID
Zou het niet prachtig wezen,
als mannen broeders waren,
en vrouwen vrouwen zusters,
zusters en broeders allen,
komend van de verste verten,
om het ene brood te delen
in de schaduw van de wijnstok,
ongeacht hun kleur, hun bloed,
ongeacht hun staat en stand,
een van geest en een van goed.
Ja, prachtig zou het wezen -
hoe krachtig zou het spreken.
Een luxe voor de wereld.
Eenling en menigte,
zwerver en landgenoot,
autochtoon, allochtoon,
oudste en jongste zoon -
allen veranderd in broeders,
allen geworden tot zusters.
Zusterschap, broederschap.
Wat zou dat prachtig zijn:
een weelde voor het oog,
zalf op vijf oude wonden,
de dauw op de polder,
de sneeuw op de bomen,
de schepping opnieuw gedaan.
En de messias, gekomen,
zou zeggen: daar ben Ik al.
De aarde Gods huis gemaakt.
De mensen gezegend tot mensen.
Zij groeten elkaar met: Shalom
TROUW
Trouw ontkiemt
waar mensen kiezen voor elkaar.
Trouw is een woord
dat gegeven blijft
een huis van beschutting.
Trouw blijkt
in nabijheid en ontferming.
Trouw biedt blijvend grond en vergezicht,
houdt stand in de hitte van de dag
en sterft niet wanneer het winter wordt.
Trouw geeft niet op,
trouw stelt niet teleur,
trouw is vasthoudend en blijft geloven.
Trouw voedt zich met de waarheid,
leeft van liefde
en geeft zich als genade.
Trouw vraagt om vertrouwen.
TROUW
In de wereld staan, niet van deze wereld zijn.
Dat is onze opdracht daar moeten wij wat mee doen.
De wereld waarin we staan is hard koud en vol geweld
egoïstisch en materialistisch.
Niet van deze wereld zijn betekent:
mededogen en liefde voor de ander zacht
warm en geweldloos.
Zo jouw opdracht vervullen in deze wereld
en niet van deze wereld zijn.
Weerstand en kritiek verwachten
Laat maar rustig komen.
Je staat immers niet alleen
Hij is bij jou
gaat met jou de weg die jij gaan moet.
TROUW
Trouw aan het oude,
als het goed is.
Trouw aan het nieuwe,
als het opbouwend is.
Trouw aan de traditie,
als ze scheppend is.
Trouw aan het verleden,
dat voorbijging en bleef.
Trouw aan het heden,
dat is en verdwijnt.
Trouw aan de toekomst,
die reeds begonnen is.
Trouw aan jezelf,
als trouw aan de ander.
Trouw maakt groot
en deelt zich uit als zegen.
Trouw leeft
van de lange adem van God zelf.
Sytse de Vries
Bidden om trouw
Wij bidden om trouw.
Dat wij ons niet laten scheiden van de liefde Gods
en dat wij daarom vasthouden aan het recht van de minsten.
Dat wij niet buigen, niet door de knieën gaan
voor goden zonder hartzeer, voor machten zonder mededogen,
maar dat wij ons blijvend hechten aan die Ene,
die in ons open houdt de pijn om zijn allerliefste mensen
die altijd weer in doodsnood zijn.
Wij bidden om trouw.
Dat wij blijven aan de zijde van hen
die vechten voor voedsel en vrede.
Dat wij met hen de duiven voeren en niet de haviken;
dat wij daarom geen vertrouwen schenken
aan de machthebbers in hun gang over lijken,
maar dat wij wedden op de machtelozen
in hun hang naar bevrijding.
Wij bidden om trouw.
Dat wij de scheiding niet toestaan
die ons wordt aangepraat:
de hongerlijders ver van onze tafels
en de verdrukten ver van ons bed.
Wij bidden om trouw.
Dat wij niet scheiden wat onze God verbonden heeft.
Dat wij niet wegvallen uit de liefde van de minsten der mensen.
Jan van Opbergen
Midas en het goud
Bakchos, de god van de Phrygiërs -een dom maar vrolijk volk -maakte
eens een reis naar Indië, het land waar hij geboren was.
Op zekere dag miste de god opeens zijn vriend Silenus, die met hem
meegereisd was. Silenus was niet alleen zijn vriend maar ook zijn
leidsman.
Door wijn bedwelmd was hij van zijn ezel gevallen. Gelukkig vonden
boeren die op het land aan het werk waren, de bewusteloze Silenus en
brachten hem naar Midas.
Midas wist wie Silenus was en ontving de vriend en leidsman van de
machtige god met eerbied en bracht hem zo vlug mogelijk naar Bakchos
terug.
"Hoe zal ik u belonen voor deze vriendelijke daad?" vroeg Bakchos.
"Geef mij, heer, de wonderkracht, dat alles, wat ik aanraak, in goud
verandert", was koning Midas' antwoord. "Een dwaze wens", sprak de god,
"maar het zij zo." Daarop ging hij heen.
Toen nu Midas de tak van een eik afbrak, veranderde deze aanstonds in
goud.
Hij raapte een steen op en raakte een aardkluit aan: beide veranderden
in klompjes goud. Daarna ging hij vrolijk naar zijn paleis, waar hij de
tafel al gedekt vond.
Hij zette zich aan de dis. Maar de gouden gerechten bleken te hard voor
z'n kiezen en het gloeiende goud kon hij niet drinken.
Hongerig en dorstig stond hij op en smeekte Bakchos de schadelijke
wonderkracht van hem weg te nemen. Bakchos had medelijden met Midas en
voldeed aan diens verlangen.
Zeven potten goud
Een kapper hoorde eens een stem die zei: "Zoudt u de zeven potten goud
willen hebben?" Hij keek om zich heen maar zag niemand. Zijn hebzucht
was evenwel gewekt en hij riep verlangend: "Of ik dat graag wou!" "Ga
dan onmiddellijk naar huis," zei de stem, "U zult ze daar vinden."
De kapper rende naar huis en ja hoor, daar stonden de zeven potten met
goud, behalve eentje, die was maar halfvol. De kapper kon het niet
hebben dat die pot maar halfvol was. Hij voelde heel diep dat hij niet
gelukkig kon zijn als die pot ook niet gevuld werd.
Hij liet alle familiejuwelen omsmelten in gouden munten en gooide ze in
die halfvolle pot. Maar deze bleef half gevuld.
Geweldig irriterend was dat! Hij spaarde en hongerde zichzelf en zijn
familie volkomen uit. Het hielp niet. Hoeveel goud hij ook in de pot
gooide, deze bleeft halfvol.
Op een dag vroeg hij de koning om zijn salaris te verhogen. Het werd
verdubbeld. Het gevecht met de pot begon opnieuw. Hij ging zelfs
bedelen. De pot verslond elke gouden munt die de kapper in de pot
gooide, maar ze bleef halfvol.
Het viel de koning op hoe ellendig en uitgemergeld de kapper eruit zag.
"Wat scheelt er aan?" vroeg hij, "je was zo gelukkig en tevreden toen
je een klein salaris had. Nu het verdubbeld is zie je er afschuwelijk
uit. Heb je soms de zeven potten met goud bij je thuis staan?"
De kapper vroeg stomverbaasd: "Wie heeft u dat verteld, majesteit?"
De koning lachte: "Dit zijn typisch de symptomen van de mens aan wie de
zevenpotten goud zijn aangeboden. Dit is mij ook een keer overkomen. Ik
vroeg of ik het geld mocht besteden of dat ik het alleen moest
oppotten. De duivel, die ze mij aanbood, verdween meteen. Dat geld kan
niet besteed worden. Het dwingt de mens slechts tot oppotten. Vooruit,
ga die potten teruggeven en je zult weer gelukkig zijn."
(Uit: The song of the bird. A. de Mello.)
terug naar de overweging