We zijn in de maand oktober aangeland. Velen zeggen dan: Mariamaand.
Anderen zeggen: wijnmaand. Op talloze plaatsen in Duitsland en
Frankrijk worden deze maand wijnfeesten gehouden. De lezingen van
vandaag lijken daar naadloos bij aan te sluiten.
Stelt u zich eens voor. Je zit in zo'n gezellige Duitse Weinstube, met
een goed glas wijn voor je. Een orkestje zorgt voor een gezellige sfeer
en enkele zangers bezingen het heerlijke nat en het goede leven.
Stelt u zich eens voor dat een zanger zo'n loflied aanheft. Hij zingt
over het genot van een glas wijn, over de schitterende wijnvelden, die
de hellingen sieren. En dan opeens gaat hij over op een andere toer.
Hij zingt over de giftige insecticiden, die de wijngaarden aantasten,
hij zingt over de erosie die veroorzaakt wordt door de voortdurende
irrigatie. Zingend vraagt hij zich af waarom de wijndrinkende mensen de
vragen van de tijd ontlopen. Waarom zijn hier geen Turken bij dit
feest? Waar zijn de asielzoekers? Hoe zit het met de armen die geen
fles wijn kunnen betalen? Denken jullie wel eens aan degenen die hier
niet kunnen zitten?
Stelt u zich eens voor dat zoiets gebeurt op het wijnfeest. Dat zou de
zanger niet in dank worden afgenomen, want zo verpest hij wel de sfeer
van het feest. En of hij gelijk heeft, doet er op dat moment niet
zoveel toe. Als het feest is, moet je niet aan de minder goede kanten
denken. Een feest moet je een feest laten. Of is dat toch wat erg
kortzichtig?
Moet je misschien ook zeggen: Een feest kan alleen maar feest zijn en
blijven als je ook oog hebt voor die andere negatieve kanten, als je
ook durft na te denken over de minder goede aspekten die het feest
bedreigen. Want anders zou het kunnen gebeuren dat er straks geen feest
is, omdat de druiven zuur geworden zijn en de wijn ondrinkbaar.
Het had een feest kunnen zijn in het oude Israël: een feest van
harmonie, van rechtvaardigheid en vrede, van verbondenheid waarin alle
mensen broeders en zusters zijn.
Het had een feest kunnen zijn: God heeft zijn volk de middelen ertoe
gegeven. Hij heeft ze in een wijngaard geplaatst, op een vruchtbare
helling, hij heeft er goede wijnranken in geplant, de grond omgespit.
Alles was aanwezig voor een goede oogst, voor een feest voor de mensen.
Maar de wijngaard gaf enkel wilde vruchten. God hoopte op recht maar
hij zag onrecht.
De tekst van Jesaja is een aanklacht tegen het volk: jullie hebben er
een puinhoop van gemaakt, jullie hebben de mogelijkheden die God jullie
geschonken heeft niet gebruikt. Daarom gaat het feest niet door.
In het evangelie onderstreept Jezus dat nog eens. God geeft de
mogelijkheden: zijn wijngaard kan vele vruchten voortbrengen. En God
heeft a.h.w. recht op zijn deel van de oogst, want hij is toch schepper
van al het bestaande, hij heeft het beheer van zijn aarde, zijn
wijngaard aan de mensen toevertrouwd. Maar als mensen alleen aan
zichzelf denken, als ze alles voor zichzelf willen houden, als ze niet
goed omgaan met de schepping, dan gaat het feest dat God bedoeld heeft,
niet door.
Als Jezus in onze tijd geleefd zou hebben dan zou hij wellicht een hele
andere gelijkenis verteld hebben, maar de boodschap zou precies
hetzelfde zijn: mensen: spring toch heel voorzichtig om met alle goeds
en moois dat je gekregen hebt, want anders worden de druiven zuur.
Als we om ons heen kijken zijn er volop voorbeelden te vinden waar de
druiven inderdaad zuur zijn geworden en waar het leven beslist geen
feest is. Dat kan op allerlei gebied zijn, maar altijd gaat het om
verstoorde relaties, om kortzichtigheid waarmee men omgaat met kostbare
waarden als eerlijkheid, rechtvaardigheid, gastvrijheid,
hulpvaardigheid.
Het is heel belangrijk daar oog voor te hebben, tegelijk moeten we niet
alleen kijken naar de voorbeelden van hoe het niet moet. Er zijn ook
talloze voorbeelden van hoe het wel moet. Als we weten te kijken zijn
er ook talloze mensen te vinden die gewoon gelukkig zijn, voor wie het
leven wel iets van een feest heeft, omdat ze op een goede en wijze
manier omgaan met de waarden en waardevolle dingen hen toevertrouwd,
gewoon omdat ze lief en leed weten te delen, omdat ze liefde weten te
geven en te ontvangen.
Er is veel wat mis gaat in de wereld, en dat moet ons waarschuwen: denk
goed na over de dingen van het leven. Maar laten we ook oog houden voor
het vele goede en mooie dat er is, voor de vele blije en gelukkige
mensen die er zijn, hopelijk horen ook wij bij die laatste groep.
Het evangelie van vandaag is een verhaaltje met een boodschap.
Ik wil ook een verhaaltje vertellen, ook met een boodschap.
In het jaar 2005 zei Jezus tegen Petrus:
kom, laten we eens naar de aarde gaan om te kijken hoe het gaat in mijn
wijngaard.
Ik wil wel eens kijken wat er van mijn werk terecht is gekomen,
of er goed gewerkt wordt en of er veel goede vruchten zijn.
En zo gebeurde het dat Jezus en Petrus op een zondagmorgen
anoniem te gast waren in een van de vele kerken.
Ze zagen een handjevol mensen, hoorden een lange preek
en zaten zich een beetje te vervelen.
Na de preek zei Jezus tegen Petrus:
Begrijp jij iets van wat die man daar gezegd heeft.
Ik kan er geen touw aan vastknopen.
Maar Petrus wist er ook geen raad mee.
Na de mis ging Jezus naar de sacristie en zei tegen de pastoor:
Ik snap niets van die preek van u.
Die had volgens mij niets te maken met de boodschap van het evangelie.
De pastoor keek hem eens aan en vroeg:
Heb jij theologie gestudeerd? Nee, zei Jezus.
Dan moet je je ook niet met mijn preken bemoeien.
Met dat antwoord moest Jezus het doen en hoofdschuddend ging hij weg.
De volgende zondag zat hij met Petrus in de kathedraal,
waar de bisschop met veel priesters en dienaars een lange viering
hield.
Op een gegeven ogenblik fluisterde hij Petrus in het oor:
wat heeft dat gedoe eigenlijk te maken met wat ik toen gezegd en gedaan
heb?
Maar Petrus wist dat ook niet.
Na de mis vroeg hij aan de bisschop waarom de viering zo verliep.
Zo staat het in de rubrieken, en daar moet ik me aan houden,
was het antwoord, maar Jezus snapte er niets van.
Zwaar teleurgesteld trok hij verder. Was hij wel goed?
Was hij misschien de verkeerde wijngaard aan het inspecteren?
De derde zondag had hij geen zin meer om naar een kerk te gaan.
Toevallig kwam hij langs een verpleeghuis en hij besloot eens binnen te
gaan kijken.
Hij zag personeelsleden heen en weer draven om de bewoners uit bed te
halen, te helpen bij het wassen en aankleden,
anderen zag hij geduldig bezig met gehandicapte mensen te helpen met
eten.
Hij zag ook hoe verschillende vrijwilligers een handje hielpen.
Bij het zien hiervan begon zijn hart sneller te kloppen.
Hier gebeurde wat hij bedoeld had toen hij rondtrok op aarde,
dit was zijn wijngaard waarin zijn werk gebeurde.
Hij vroeg aan een ziekenverzorgster: Geloof jij in de boodschap van het
evangelie?
De zuster fronste haar wenkbrauwen, keek hem aan en zei: Ben jij soms
een Jehovagetuige? Ik heb geen tijd voor dat gezeur.
Waarom doe je dan dit werk? vroeg Jezus.
Gewoon omdat ik het fijn vind mensen te helpen, was het antwoord.
Ben je katholiek, vroeg hij nog.
Ik ben wel gedoopt maar ik doe er niets meer aan.
Tot zover mijn verhaaltje.
Sommigen zullen zeggen: daar klopt niets van,
of dat is verschrikkelijk eenzijdig en overdreven.
Dat was Jezus' verhaaltje ook en toch had hij een boodschap.
Zijn verhaal was in feite een scherpe aanklacht
tegen de joodse leiders die het beheer hadden van Gods wijngaard,
maar meer aan eigen belangen dachten dan aan Gods bedoelingen.
Daarom werd de wijngaard, volgens Jezus' verhaaltje, toevertrouwd
aan andere beheerders, in feite aan de kerk van Jezus, aan ons dus.
Maar doen die nieuwe beheerders het zoveel beter?
Dat is een vraag die we onszelf moeten stellen.
Maken we niet dezelfde fouten als toen?
Is de kerk van nu niet verstard,juist als het jodendom in Jezus' tijd?
Raken Jezus' idealen en dromen niet vaak ondergesneeuwd onder allerlei
dogma's en regels, en soms ook wel eigen belangen?
Maken we ons in de kerken vaak niet druk over allerlei formaliteiten,
en komt het gebod van de liefde, van de dienstbaarheid, vaak niet in de
verdrukking?
De vraag of Jezus zich wel thuis voelt in onze officiële kerk,
in onze kerkelijke vieringen en praktijken, is best een realistische.
Het antwoord is niet zo eenvoudig te geven,
maar een gewetensonderzoek in die richting
kan een grote stap in de goede richting zijn.
Veertien dagen geleden ontving ik een lange e-mail
die als volgt begon:
Aan de leiders van christelijk Nederlands taalgebied.
Wij maken ons diep verontrust over de leegloop van de kerken. Dit vindt
o.i. zijn oorzaak in het feit dat op de openbare (en christelijke?)
scholen de onderwerpen schepping, de zondeval en de zondvloed niet meer
worden behandeld, maar ook in sommige kerken nauwelijks meer aan de
orde komen.
Omdat voor velen de zondeval dus (schijnbaar) niet heeft
plaatsgevonden, is het verlossend lijden en sterven van Jezus Christus
ook niet van belang, en dus is kerkgang niet nodig, en kunnen we op
zondagmorgen uitslapen of aan sport doen.
Zo gaat het nog anderhalve bladzijde door.
Met name de evolutieleer wordt erin afgewezen.
De bijbelse verhalen moeten letterlijk verstaan worden.
Aan het eind staat: wij vragen u de onderwerpen: schepping, zondeval en
zondvloed weer nadrukkelijk op de preekroosters te zetten.
Kortom: die brief geeft volop materiaal voor een flinke donderpreek.
Maar of je hiermee meer mensen in de kerk krijgt, betwijfel ik ten
zeerste.
Het evangelie van vandaag geeft ook volop stof voor een donderpreek.
Jezus preekte tegen de joodse hogepriesters en de oudsten van het volk.
Hij verwijt hen dat ze slechte beheerders zijn van de wijngaard des
Heren,
dat ze net doen alsof ze boven alles en iedereen staan
en geen verantwoording hoeven af te leggen aan de eigenaar,
en in Jezus' verhaaltje is dit duidelijk God.
Die heeft al heel wat profeten gestuurd om hen te wijzen
op hun werkelijk taak en opdracht. Maar ze hebben niet geluisterd.
Met zijn toch scherpe bewoording staat Jezus flink te stampen
op de lange tenen van de joodse leiders.
Geen wonder dat die hem uit de weg willen ruimen.
Dit verhaaltje leent zich uitstekend om ook voor deze tijd een
donderpreek te houden.
Uiteindelijk zijn we allemaal beheerders van Gods schepping,
en als gelovigen zijn we ook beheerders van Jezus' Kerk op aarde.
Dat is de wijngaard waarin wij moeten werken.
Maar wat is onze bijdrage aan die wijngaard,
wat is de opbrengst die wij afdragen aan God, de eigenaar van de
wijngaard?
Er gaat zoveel mis in de wereld, de kerken lopen leeg,
wat doen wij daaraan? Of denken we alleen maar aan onszelf?
Luisteren wij wel naar de boodschappers van God
die ons oproepen om toch goede vruchten voort te brengen?
God zal ons straffen juist als die ontrouwe dienaren in het evangelie.
Prima materiaal voor een donderpreek.
Toch moeten we even goed naar het evangelieverhaal kijken.
Jezus vraagt: Wat zal de eigenaar doen als zijn zoon gedood is.
En ze antwoorden: Hij zal die ontrouwe dienaren doden.
Dat is typisch menselijk denken: niet goed, dan erop slaan.
Het beeld van een straffende God. Maar God denkt niet als mensen.
Jezus zegt ook niet: jullie hebben gelijk, God zal straffen.
Hij heeft juist gesproken over een milde en geduldige God,
een die er niet meteen opslaat maar steeds weer boodschappers stuurt
om mensen op andere gedachten te brengen.
En hij voegt eraan toe: Het rijk Gods zal u ontnomen worden
en aan anderen gegeven worden, mensen die wel vruchten voortbrengen.
M.a.w. jullie hebben jezelf buitenspel gezet. Eigen schuld, dikke bult.
Maar de wijngaard blijft en mensen krijgen nieuwe kansen.
Wij zijn de beheerders van heel die mooie schepping met al het mooie en
goede dat er in te vinden is.
Wij hebben de opdracht om te zorgen voor een fijne sfeer
waarin iedereen kan genieten van het goede en mooie dat er is.
Maar helaas denken we vaak teveel aan onszelf allen en vergeten we te
delen.
Toch een donderpreek met een straffende God? Nee, dat is niet de
bedoeling.
Een gewetensonderzoek of we wel goede beheerders zijn
is natuurlijk altijd belangrijk. We moeten niet blind zijn voor de
werkelijkheid.
Maar veel belangrijker is het te beseffen dat we in deze wereld
waarin zeker zoveel mis gaat, toch steeds weer nieuwe kansen krijgen
om te werken aan het goede.
Daarom moeten we ook steeds weer kijken naar al die mensen die wel
vruchten voortbrengen.
We moeten wel kijken naar al het goede dat mensen voor elkaar doen.
Alles negatief zien is beslist geen goede levenshouding,
dat werkt verlammend en ontmoedigend.
God is ook geen straffende maar een milde en bemoedigende God,
die ondanks alles toch steeds weer mensen de kracht geeft
om wel goede beheerders te zijn.
Hopelijk zijn wij dat ook.
Boer Pietersen pachtte een klein boerderijtje. Het was geen vetpot
maar hij kon er goed van leven en al jaren kon hij keurig op tijd zijn
pacht afdragen. Maar toen kwam er een jaar waarin alles misging: ziekte
onder het vee, extreme droogte zodat de oogst mislukte. En boer
Pietersen kon dat jaar zijn pacht niet betalen en met knikkende knieën
ging hij naar de landeigenaar, maar die stelde zich heel royaal op:
Pietersen, zei hij: jij kunt er niets aan doen dat je geen pacht kunt
betalen: dit is overmacht. Ik scheld je daarom dit jaar de pacht kwijt.
Boer Pietersen was opgetogen en hij dacht: als het zo gemakkelijk gaat,
waarom zou ik me dan krom werken om die pacht te betalen: de baas geeft
toch wel kwijtschelding. En boer Pietersen deed in het vervolg de
dingen op zijn gemak. En ofschoon er een goed jaar volgde, kon hij de
pacht niet betalen. Maar toen zei de landeigenaar, tot zijn grote
schrik: binnen een week betalen of ik verpacht je boerderij aan een
ander. En boer Pietersen stamelde: ja maar, vorig jaar ...
Vorig jaar was het overmacht, maar nu is het gemakzucht en dat
accepteer ik niet.
Wij zijn allemaal werkers in de wijngaard des Heren. We pachten ons
aardse bestaan van onze Schepper, en de pachtprijs die Hij vraagt, is
een goed leven,
een leven van zorg een aandacht voor de medemens. Maar, onvolmaakte
mensen als we zijn, gebeurt het wel eens dat we de volle pachtprijs
niet kunnen opbrengen. Maar als we een beetje met lege handen staan,
weten we
dat God een barmhartige God is, altijd genegen om te vergeven, altijd
bereid om onze schulden kwijt te schelden.
De lezingen van vandaag lijken echter een beetje het tegendeel te
beweren: daar lijkt het te gaan om een strenge God die waar voor zijn
geld wil.
Vroeger werd ons dat ook stevig ingehamerd, met het gevolg dat vele
mensen constant bang waren voor God, bang omdat zij toch weer schuld
moesten bekennen,
hoe hard zij ook hun best deden.
Die angst is gelukkig verleden tijd, maar de vraag is wel: slaan we nu
niet teveel door naar het andere uiterste, nemen we het niet, zoals
boer Pietersen allemaal wat te gemakkelijk.
We moeten twee dingen goed uit elkaar houden: namelijk: onmacht en
schuld, en dat zijn twee heel verschillende werkelijkheden.
Er is in ons leven heel vaak sprake van onmacht: we willen wel het
goede doen, maar het lukt ons gewoon niet, we zijn nu eenmaal
onvolmaakte mensen. En overmacht kan ons niet worden aangerekend. Maar
net als bij boer Pietersen, leeft tegenwoordig bij velen het idee: och,
het komt allemaal niet zo nauw, laten we maar het gemak ervan nemen. We
zijn toch allemaal onvolmaakte mensen, maar wordt dat niet al te
gemakkelijk als excuus opgevoerd?
We zien in onze samenleving veel vervlakking en onverschilligheid,
velen nemen het niet zo nauw met wetten en regels.
maar men kan echt niet zomaar zeggen dat dit allemaal een kwestie van
overmacht is. Er is ook veel gemakzucht en dat is geen reden om de
pacht niet te hoeven betalen.
De angsten van vroeger mogen nooit meer terug komen, maar wat we wel
veel meer nodig hebben is verantwoordelijkheidsbesef, de wil om alles
te doen wat in ons vermogen ligt voor een goed leven en een goede
samenleving, en ook de eerlijkheid om ons een beetje schuldig te voelen
als we tekort schieten.
In de lezingen van vandaag wordt God aangeduid als de grote pachtheer
aan wie wij allemaal verantwoording verschuldigd zijn,
maar in feite zijn wij zelf de pachter én pachtheer
en zijn we aan onszelf verantwoording verschuldigd
hoe we ons leven beheren.
God wordt er echt niet rijker of armer van
als we de verschuldigde pacht wel of niet afdragen
maar wijzelf wel, want de pachtprijs, je dienstbaar maken aan anderen,
verschaft ons zelf een goed en gelukkig leven.
Dat is toch het doel van ons bestaan.