Jaren geleden hadden we onder collega's eens een felle discussie
over een of ander regel die van Rome gekomen was.
We waren het er helemaal niet mee eens, en we zaten ons kwaad te maken
hoe ze in Rome in 's hemelsnaam zoiets hadden kunnen bedenken.
Een collega die jarenlang in Brazilië gewerkt had zei toen:
Wat maken jullie je toch druk, zonde van de energie.
Bij ons in Brazilië maakten we daar niet zoveel heisa over.
Als er een regel uit Rome kwam, dan keken we ernaar,
en als we vonden dat we er niets mee konden,
nou dan legden we dat gewoon naast ons neer,
maar jullie zitten je hier op te winden, en je verandert er toch niets
aan.
Ergens had die Braziliaanse collega gelijk.
Die zuidelijke mentaliteit maakt het in elk geval veel gemakkelijker
om zonder verhoogde bloeddruk met controversiële zaken om te gaan,
en ik heb het idee dat we ook hier al aardig die kant aan het opgaan
zijn,
zowel met betrekking tot richtlijnen van de burgerlijke overheid,
alsook naar de kerkelijke overheid toe.
Maar de vraag is wel: is het wel eerlijk om regels, besluiten en ideeën
die van bovenaf komen en waar je het helemaal niet mee eens bent,
om die maar naast je neer te leggen en toch je eigen zin te doen?
Is het niet eerlijker om ook in die omstandigheden je stem te laten
horen
en uit te komen voor je eigen overtuigingen?
Het probleem is wel dat die weg veel wat moeilijker is
en of er van hogerhand naar je geluisterd wordt, is nog maar de vraag.
Een ander voorbeeld. In de jaren dat ik in de Filippijnen werkzaam was,
was de katholieke kerk hier in Nederland in rep en roer.
En een van de thema's was de vraag of priesters gehuwd mochten zijn.
Daarover ontstonden hier heel felle discussies.
Filippijnse priesters die daarvan hoorden via de media,
die snapten er niets van. Ze vonden dat gedoe maar onzin.
Natuurlijk was de regel dat priesters ongehuwd moesten zijn,
maar wat ze in de praktijk deden, was een ander verhaal.
Volgens een locale Filippijnse pastoor zou wel zo'n 50 % van de
priesters in dat bepaalde bisdom een langdurige of korte relatie met
een vrouw hebben, en de mensen, de gelovigen, vonden het eigenlijk heel
gewoon.
Daar leefde ook een beetje de houding van:
je hoeft de soep niet zo heet te eten als die wordt opgediend.
Het maakt het in elk geval veel gemakkelijker.
Het lijkt erop dat die houding ook in onze streken steeds meer
navolging vindt,
in burgerlijke zaken en evenzeer in kerkelijke zaken.
Zoiets van: Laat ze daar boven maar praten, ik doe toch wat ik zelf
zinnig vind.
Maar de vraag blijft: is zo'n houding wel eerlijk?
Het lijkt toch wel erg veel op de tekst in het evangelie:
ja zeggen maar het in feite niet doen.
Hoe ga je met dit soort situaties om? Je kunt natuurlijk zeggen:
hier ben ik het niet mee eens, of: dit kun u in mijn ogen niet van ons
vragen?
Dat gebeurt in feite ook regelmatig: er wordt veel geprotesteerd,
soms wel eens teveel, ik denk ook dat mensen wel eens te vlug zeggen:
dit kan ik niet aanvaarden, hij of zij kan me nog meer vertellen.
Een probleem is immers dat we niet altijd onbevooroordeeld zijn
in onze houding naar de overheid toe, welke dat ook is.
En als je bevooroordeeld bent, kun je niet echt openstaan voor'
en onbevangen luisteren naar wat de andere kant je aanreikt.
Dan loop je het risico dat al bij voorbaat roept: ik ben het er niet
mee eens,
nog voordat de ander iets gezegd heeft. En dat is ook niet eerlijk.
Een bijkomend probleem in onze tijd is de groeiende mentaliteit van:
ik maak voor mezelf wel uit wat ik wel of niet moet doen in mijn leven,
of waar ik wel of niet in geloof, dat hoeft een overheid mij niet te
vertellen.
Het gevolg is dat velen er gewoon geen boodschap aan hebben
als een regering of een paus of bisschop iets zegt.
En ook die houding draagt niet bij aan een gezonde samenleving en/of
kerk.
Je kunt pas echt een eerlijke keuze maken als je echt nadenkt over de
zaken waar het over gaat.
En misschien ligt daar wel het grootste probleem.
Juist ook als het gaat om gelovig zijn en alles wat daarbij komt
kijken,
nemen velen de moeite niet om echt over deze zaken na te denken: geen
tijd, geen interesse, te moeilijk, te ver weg van de dagelijkse
werkelijkheid.
Maar als er wat meer over deze zaken nagedacht zou worden
door iedereen die zich gelovig noemt,
dan zouden de protesten misschien nog veel luider klinken,
maar het zou ook kunnen zijn dat velen die eerste nee riepen,
toch van mening veranderen en toch gaan doen of toch aanvaarden
wat zij in eerste instantie afwezen.
Hoe dan ook: het gaat erom dat ons ja of nee altijd eerlijk is en
weloverwogen.
Er is een tijd geweest dat de meeste parochiekerken de bankenpacht
hadden: jaarlijks werden de plaatsen in de kerk verpacht aan de hoogste
bieder. Voor de kerk was het een bron van inkomsten, maar al te vaak
was het echter ook een bron van veel geruzie. Je had altijd wel mensen
die meenden dat ze wat meer waren dan anderen, en dat ze daarom
aanspraak konden maken op de betere plaatsen vóór in de kerk, en o wee
als ze daarin gedwarsboomd werden. Ze waren te trots om ergens naar
achteren te gaan zitten.
Gelukkig is die bankenpacht verleden tijd: ik denk dat ze ook helemaal
ingaat tegen de geest van Jezus.
"Die gezindheid moet onder u heersen welke Jezus Christus bezielde", de
woorden van Paulus uit de eerste lezing. "Hij, die bestond in
goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de
gelijkheid met God". Jezus was niet zo trots dat hij geen stap terug
kon doen: integendeel: hij vernederde zich, maar juist daarom heeft God
hem hoog verheven.
Trots is een woord met verschillende aspecten. Ouders mogen gerust
trots zijn op hun kinderen. En als iemand wat bijzonders heeft bereikt
mag hij daar best trots op zijn, zolang hij tenminste de werkelijkheid
niet uit het oog verliest.
Maar als we spreken over trotse mensen dan heeft dat meestal een
bedenkelijke klank, dan is er meestal sprake van zelfingenomenheid en
verwaandheid, zo van: kijk eens hoe goed ik ben! Trotse mensen, ofwel
zij storen zich aan niemand en niets, omdat zij zich boven iedereen
verheven voelen, ofwel zij storen zich overal aan omdat zij alles
negatief interpreteren en zich zo al vlug in hun eer aangetast voelen.
Maar als je echt hoogstaande mensen hebt, dan hebben die er geen
behoefte aan om op hun strepen te gaan staan. Ze hebben geen trots maar
wel een innerlijke fierheid, die veel aan kan, die veel verdragen kan.
Jezus had zo'n innerlijke fierheid, daarom kon hij trouw zijn tot in de
dood, en dat dieptepunt, althans in mensenogen, was , juist zijn ware
grootheid.
Die gezindheid moet onder u heersen welke Jezus Christus bezielde. Maar
onze gezindheid, onze mentaliteit is zo vaak dat we onszelf zo
gemakkelijk op een voetstuk zetten, dat we ons verheven voelen boven
anderen. En dan een stap terug doen, dingen doen als je dienstbaar
maken aan anderen, met anderen in vrede en liefde omgaan, anderen die,
voor je gevoel, beneden je stand zijn, dat is o zo moeilijk.
Ons probleem is vaak dat onze zelfkennis wordt beïnvloed door
chauvinisme, door een stuk ijdelheid, door vooroordelen of verblinding.
Dan wordt het zo moeilijk om je nederig op te stellen, om eerlijk oog
je hebben voor je eigen beperktheden, om je goede kwaliteiten, die er
zeker zijn, te relativeren, om je nooit boven anderen verheven te
voelen.
Want, laat het zijn, dat we misschien stukken beter zijn dan vele
anderen, althans naar de buitenkant gemeten, het geeft ons niet het
recht om op anderen neer te zien.
Eigen roem stinkt, is niet voor niets het gezegde.
Echte hoogstaande mensen zetten zich nooit op een voetstuk: die vallen
juist op door hun eenvoud, en eenvoud is hét kenmerk van de ware adel.
Onze ware grootheid, de grootheid die telt voor God, ligt in de
gezindheid van Jezus Christus: in eenvoud en bescheidenheid, in de
bereidheid je dienstbaar te maken.
We kennen allemaal het gezegde: wie a zegt moet ook b zeggen.
Als je iets belooft, moet je het ook doen.
Als je je aansluit bij de fanfare of bij een koor, dan moet je ook
komen spelen en zingen en de repetities meedoen.
Als je je aansluit bij een voetbalclub of volleybalclub,
dan moet ook ook op de trainingen komen.
En als je je aansluit bij de kerkgemeenschap,
de gemeenschap van mensen die geloven in Jezus' boodschap
en die samen zijn boodschap willen waar maken in hun leven,
dan moet je dat ook heel concreet gaan te doen. in je leven van alledag.
Van Constantijn, die aan het begin van de vierde eeuw keizer was van
het Romeinse rijk, is bekend dat hij daarover zo zijn eigen ideeën had.
Hij was de kerk weggezind en maakte een eind aan de vervolgingen.
Het christendom werd zelfs staatsgodsdienst.
Maar ondanks zijn betrokkenheid bij de kerk, wilde hij niet gedoopt
worden.
Daarmee wachtte hij totdat hij op zijn sterfbed lag.
En de reden was deze: als je gedoopt was, moest je leven volgens de
regels van het christendom,
dan mocht er in je leven geen plaats meer zijn voor ontrouw, overspel,
vechtlust en braspartijen. En Constantijn wilde nog volop genieten van
alle pleziertjes die hij zich als keizer kon veroorloven.
Je kunt natuurlijk wel vraagtekens zetten bij die houding.
Hij maakte wel een bewuste keuze maar helemaal eerlijk was het niet.
Ik sprak van de week iemand die doopsgezind was.
In de doopgezinde kerk kunnen alleen volwassenen gedoopt worden,
want, zo redeneren zij, je moet weten waar je ja tegen zegt,
want alleen bij een bewuste keuze kun je die keuze ook waar maken in je
leven.
Ander ben je net als die zoon uit het evangelie die wel ja zei
maar in feite niet deed wat zijn vader hem vroeg.
In de katholieke traditie is het al vanaf de tijd van keizer
Constantijn
de gewoonte dat kinderen aan het begin van hun leven gedoopt worden.
Voor het kind is het dus geen bewuste keuze, het is de keuze van de
ouders.
Juist zoals de ouders bij de kerkgemeenschap horen
en in die gelovige traditie zijn opgegroeid, zo willen zij ook
dat hun kinderen erbij horen en in diezelfde traditie opgroeien.
Die keuze van de ouders is iets beloven wat zij ook waar moeten maken.
Dat ja zeggen moet ergens zichtbaar worden in de manier waarop zij
leven
en naar de kinderen toe in heel dat proces dat opvoeden heet.
Dan alleen kunnen ze later ook bewust kiezen voor het geloof van het
doopsel
dat ze aan het begin van hun leven hebben ontvangen.
Nu is bewust kiezen in onze tijd vaak heel moeilijk,
zeker ook voor de jeugd die zo verschrikkelijk veel op zich af ziet
komen.
Je kunt alleen bewuste keuzes maken als je echt nadenkt over de zin van
leven en geloven.
Maar in onze jachtige maatschappij hebben we meestal niet de rust om
echt over dingen na te denken. Alleen als je bewuste keuzes kunt maken,
op welk gebied ook,
kun je die keuze ook waar maken in je leven.
Anders loop je het risico dat je iemand wordt die wel ja zegt
maar het in feite niet doet.
Dit is het verwijt dat Jezus in het evangelie maakt
aan het adres van de joodse hogepriesters en de oudsten:
Jullie zeggen wel ja tegen de wet, de tora, het geheel van joodse
leefregels en je volgt wel de letter van de wet maar niet de geest van
de wet.
Jullie maken je schuldig aan harteloosheid, vooroordelen, hoogmoed.
Je voelt je verheven boven anderen. Dat is tegen de geest van de wet.
Jullie kijken neer op de zondaars en tollenaars,
dat zijn mensen die in jullie ogen nee zeggen tegen gods bedoelingen.
Maar toen zij zich bekeerden, op de prediking van Johannes de Doper,
toen hebben zij wel gedaan wat de wet vraagt maar jullie niet.
Datzelfde verwijt kan hij ook ons maken
als we wel ja zeggen tegen het geloof van ons doopsel
maar dat niet zichtbaar en tastbaar beleven in ons dagelijks bestaan.
Wie a zegt moet ook b zeggen.
Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve
tanden.
Dat is een oud joods gezegde.
Dat is een negatieve equivalent van ons gezegde: de appel valt niet ver
van de boom.
Kinderen nemen heel veel karaktereigenschappen van hun ouders over,
deels is dat aangeboren, het zit in de genen, zeggen we tegenwoordig,
deels is het ook het gevolg van het feit dat kinderen na-apers zijn,
dat zij bewust of onbewust heel veel trekjes van hun ouders overnemen.
En als ouders vaak zure druiven of zure appels eten,
d.w.z. als ze dingen doen die zuur, wrang, bitter zijn,
dan werkt dat door in hun kinderen,
en die ondervinden vaak de negatieve gevolgen ervan.
Als Jantje van acht op school zijn zin niet kreeg, dan rolde de ene
vloek na de andere over zijn lippen,
en dan kreeg hij straf voor onbehoorlijk gedrag.
Maar thuis hoorde hij zijn vader ook regelmatig krachttermen gebruiken
als iets niet naar zijn zin ging.
En dan wordt een kind soms gestraft vanwege het gedrag van zijn ouders.
Zo'n 25 jaar geleden verscheen er een boek met de titel "Niet de
schuld, wel de straf".
De schrijver was iemand wiens vader in de oorlog bij de NSB geweest
was.
Hij beschrijft hoe hij vlak na de oorlog op school daarop aangekeken
werd,
hoe hij ook door de leerkrachten vernederd werd omdat zijn vader fout
was geweest. Hij zegt dan in dat boek: ik kon er toch niets aan doen
dat mijn vader verkeerd zat.
Maar de samenleving is soms heel hard en onbarmhartig in zijn oordeel.
Ouders en volwassenen hoeven natuurlijk niet volmaakt te zijn, maar ze
hebben wel een voorbeeldfunctie naar de kinderen toe.
Het belangrijkste is, denk ik, dat kinderen hun ouders en andere
volwassenen kunnen vertrouwen.
Pietje bedelde al jaren bij zijn ouders om eens naar de Efteling te
gaan
en steeds beloofden zij dat dit binnenkort zou gaan gebeuren,
maar in feite kwam er niets van, want ze hadden er geen tijd voor,
tenminste dat dachten ze.
Toen ze het weer een keer beloofden vlak voor zijn verjaardag
geloofde Pietje er niets van dat ze het echt zouden doen.
Op de morgen van zijn verjaardag pakte hij zijn fiets en ging er
vandoor.
En net die dag hadden zijn ouders wel tijd vrijgemaakt om een dagje
naar de Efteling te gaan maar nu was tot hun grote schrik hun Pietje
onvindbaar.
Dat was heel zuur voor hen, maar wel een beetje hun eigen schuld.
Betrouwbaarheid is een heel belangrijke waarde in gezin en samenleving.
Als je ja zegt, moet je ook doen wat je toezegt,
anders groeit er een sfeer van wantrouwen en onverschilligheid.
Als het wederzijdse vertrouwen beschadigd is,
dan heeft dat absoluut heel negatieve gevolgen.
Als kinderen hun ouders niet meer vertrouwen, of
als ouders hun kinderen niet meer kunnen vertrouwen,
want dat komt ook voor, dan krijg je heel verdrietige situaties
en komt de verbondenheid van het gezin zwaar onder druk te staan.
Datzelfde zie je ook in de samenleving in het groot.
In Amerika is de verkiezingsstrijd aan de gang tussen de
presidentskandidaten.
Ze beloven van alles, maar of ze het waar maken, waar kunnen maken
is altijd weer een heel grote vraag, die vaak negatief uitvalt.
Met het gevolg dat veel burgers weinig of geen vertrouwen meer hebben
in dit politieke spel.
Over wederzijds vertrouwen gaat het ook over in het evangelie van
vandaag. De ene zoon zegt wel dat hij gaat werken maar hij doet het
niet.
De andere zoon zegt eerst nee, maar later bedenkt hij zich en doet het
wel.
Het is duidelijk naar wie Jezus' sympathie uitgaat.
Met dit verhaaltje hekelt hij de brave joodse priesters en farizeeën
die wel veel praten over Gods bedoelingen en geboden
maar in feite vaak niet doen wat ze zeggen.
Ja, zegt hij, dan heb ik liever te doen met zondaars die verkeerd
handelden
maar zich bekeren en wel gaan doen waar het om gaat.
Ook tegen ons zegt Jezus: het belangrijkste is wat je feitelijk doet.
Als je zegt te geloven in zijn boodschap maar er niets mee doet in je
leven,
dan heeft je gelovig zijn weinig zin.
Geloven is ja zeggen tegen de leefwijze en idealen van Jezus van
Nazareth,
is dus concreet de dingen doen die Hij ons heeft voorgeleefd,
met name zorg en aandacht voor de medemens, en betrouwbaar zijn.
Als je ja zegt, moet je ook doen wat je zegt.