Lezingen: Ezekiël 33,7-11; Matteüs 18,15-20

Drieëntwintigste zondag door het jaar 1999

Misschien hebt u het wel eens meegemaakt: dat u zichzelf buitengesloten had, of uzelf buitengesloten vond: thuis komen en merken dat je geen sleutels bij je hebt, of even naar buiten en de deur valt achter je in het slot. Dan sta je voor je eigen huis en je kunt er niet in. Dat kan letterlijk gebeuren maar soms ook in figuurlijke zin.
Je hebt mensen die niet meer bij zichzelf binnen kunnen komen, en zich daarom ook niet thuis voelen in zichzelf. Dan kan zijn vanwege psychische of emotionele problemen. Dat is net zoiets als voor de deur van je eigen leven staan en niet binnen kunnen komen omdat je de sleutel kwijt bent. En dan is het voor hen te hopen dat ze iemand treffen die hen helpen die sleutel weer te vinden, die sleutel tot zichzelf, opdat ze weer thuis raken in zichzelf.
Met mensen die zo opgesloten raken, hebben we meestal medelijden. Maar het kan ook andersom zijn: mensen die ingesloten zijn in zichzelf en niet naar buiten kunnen komen. Dat is net zoiets als in een ruimte bezig zijn en de deur valt in het slot, of iemand doet de deur op slot en de sleutel zit aan de buitenkant, je kunt er dus zelf niet bij, je zit gevangen, ook al wil je dat helemaal niet. Ook hier kan het gaan om psychische en emotionele problemen, waardoor iemand niet meer vrij naar buiten kan treden.
En ook dan is het te hopen dat er iemand is die de deur open doet, zodat ze weer gewoon kunnen leven. En met mensen die op deze manier gevangenen zijn van zichzelf hebben we ook meestal best medelijden. Maar dat binnengesloten zitten, dat gevangene zijn van jezelf, in een situatie zitten waardoor je niet echt vrij bent, kun je ook toepassen op een hele andere groep mensen: op mensen namelijk die misdaden begaan of begaan hebben.
Ik kan me voorstellen dat dit even vreemd klinkt: over misdadigers spreken als over gevangenen van zichzelf of hun verleden, alsof ze niet echt vrij zijn in hun verkeerde handelen, alsof ze niet anders kunnen. Dit is natuurlijk een heel moeilijk terrein, een schemerig gebied dat heel wat vragen oproept, en zeker ook heel veel weerstand.
Als wij mensen verkeerde dingen zien doen, dan is onze eerste gedachte zeker niet: och arm, daar kan hij ook niets aan doen. Hij is ook maar een slachtoffer van zijn verleden of zijn omgeving. Dan hebben we echt geen gevoel van medelijden. Nee, we spreken een oordeel uit en we roepen om straf. Heel normaal, heel menselijk. Het zou raar zijn als het anders was. En toch is het goed om eens aan die andere kant te denken.
Als mensen kwaad doen is het echt niet altijd alleen maar onwil of moedwil, heel vaak zit het ook iets in van onmacht. Ze willen vaak wel goed leven maar het lukt ze gewoon niet. Wie als kind mishandeld is door zijn ouders, of erger nog, misbruikt, is later niet in staat als ouder echte liefde te geven aan zijn kinderen. Wie opgroeit in een gezin waarin stelen de gewoonste zaak van de wereld is, daar mag je niet van verwachten dat hij later altijd eerlijk is.
Als een kind geen goed en geborgen thuis vind, en al vroeg meer op straat leeft dan thuis, dan is het niet vreemd als hij op het verkeerde pad terecht komt. Als een jongere verkeerde vrienden krijgt, voor wat voor reden dan ook, dan wordt hij, zeker ook vanwege hun sterke groepscultuur bijna automatisch meegezogen in het doen van dingen die niet mogen.
Meestal staan we niet bij stil bij dit soort achtergronden: we kijken meestal alleen naar de feiten, de dingen die gebeuren, en daarop veroordelen we de dader, en meestal is ons oordeel hard.
Maar in het evangelie klinkt al een heel andere geluid. Als je broeder gezondigd heeft, zegt Jezus, ga eens met hem praten. Ook degene die verkeerd gehandeld heeft is een broeder of zuster van je.
Wij zien een crimineel meestal als een soort vijand, en een vijand moet verslagen worden, de gevangenis in. In Jezus' ogen is het iemand die geholpen moet worden. Ga eens met hem praten, zegt Jezus, eerst alleen, dan met anderen, probeer hem te overtuigen dat hij verkeerd doet, probeer de deur van zijn leven open te maken. Van straf, in welke vorm ook, wordt geen enkele misdadiger beter, meestal juist het tegenovergestelde.
Begrijp me goed, ik wil er echt niet voor pleiten om gevangenisstraffen maar af te schaffen. Ik wil er ook niet voor pleiten dat we die lui maar hun gang moeten laten gaan, omdat ze er niets aan zouden kunnen doen. Ik denk niet dat we zo gemakkelijk medelijden met hen zullen hebben, ofschoon, als we ieders levensgeschiedenis helemaal zouden kennen, zouden we misschien toch een heel eind in die richting komen. Maar het evangelie vraagt toch dat we ook die mensen proberen te zien als mensen die hulp nodig hebben. Misschien kunnen wij zelfs de sleutel zijn die de deur van hun leven open zet.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Drieëntwintigste zondag door het jaar 2002

Ik heb bij een huwelijksmis wel eens tegen het bruidspaar gezegd: ik hoop dat jullie af en toe onenigheid hebben. Dan zie je de moeders heel verbaasd kijken: hoe kan hij dat nu zeggen! Toch denk ik dat het een heel gezonde wens is. Als mensen samen het leven delen en er is nooit of te nimmer een moment van onenigheid, dan klopt er iets niet. Dan wordt er niet echt geleefd. Dan zijn die mensen niet helemaal zichzelf.
Overal waar mensen samen leven of samen werken, daar is wel eens wat loos. Mensen zijn nu eenmaal allemaal verschillende karakters, met verschillende ideeën en voorkeuren. En mensen zijn ook allemaal onvolmaakte wezens, die dus wel eens fouten maken. Overal hapert het wel eens, overal botst het wel eens. Dat is de meest normale zaak van de wereld. Als dat helemaal niet gebeurt, dan klopt er iets niet.
De grote vraag is wel: hoe gaan we ermee om? Dat er onenigheid kan zijn / moet zijn tussen mensen, ook tussen gezinsleden, dat er wel eens woorden vallen dat is een heel gewoon, dat is onvermijdelijk. Maar als er in een gezin dagelijks de verwijten door de lucht vliegen, als er dagelijks knallende ruzies zijn tussen vader en zoon, tussen moeder en dochter, of ook tussen de ouders onderling, dan wordt het een heel kwalijke zaak: want dan luisteren mensen niet meer naar elkaar, dan wordt een woordenwisseling of ruzie niet meer uitgepraat en bijgelegd. Dan kan er, soms ongemerkt, een verwijdering groeien die de gezinsband kapot maakt.
Gelukkig kan er in de meeste huwelijken en gezinnen best eens iets mis gaan, zonder dat het blijvende beschadiging aanbrengt omdat er toch eerlijk gepraat kan worden, en misschien nog belangrijker: omdat er toch steeds naar elkaar geluisterd kan worden, in een gesprek onder vier ogen, of in ieder geval binnen het gezin. Waar dat kan, komt het praktisch nooit tot ernstige problemen.
Wat voor een gezin geldt dat gaat ook op voor alle vormen van samenleven: in een dorp, in een buurt, in verenigingen, ook in de kerk en in een parochie. Altijd en overal zal er wel eens een flinke onenigheid zijn, zowel over de theorie als over de praktijk van leven, over werken en over geloven. Dat hoort gewoon bij het leven. Altijd en overal zijn er wel mensen en situaties waar je je aan ergert. Dat is in onze wereld gewoon onvermijdelijk. De grote vraag is: hoe gaan we ermee om?
Hangen we meteen alles aan de grote klok, bazuinen we onze kritiek, onze ergernis, onze veroordeling meteen overal rond? Worden het luidruchtige scheldpartijen of wordt het uitgebreid kletsen achter iemands rug om? Of hebben we de moed om dingen in een persoonlijk gesprek uit te praten, of in elk geval dat te proberen? En als ik zeg: een persoonlijk gesprek, dan bedoel ik niet een houding van: ik zal hem wel eens goed de waarheid zeggen, ik zal het wel eens goed onder zijn neus wrijven. Dan bedoel ik een gesprek waarin geluisterd kan worden, waarin de ander de kans krijgt zich te verdedigen of te verantwoorden.
Dan zou het al wel eens kunnen zijn dat je je blijkt te ergeren aan niets, dat je dingen verkeerd geïnterpreteerd blijkt te hebben. Dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat je zegt: ik keur het niet goed, maar nu ik de achtergronden ken, kan ik het wel begrijpen. Dan kan het gebeuren dat je samen een streep kunt zetten onder het gebeurde en dat je samen herhaling kunt voorkomen. Het kan natuurlijk ook gebeuren dat je er samen niet uitkomt, en dan kan een neutrale derde of iemand van een hulpverleningsinstantie van grote hulp zijn.
Dat kan. Maar vaak is het dan toch te laat en zijn relaties niet meer te repareren, omdat men in feite niet meer kan praten met elkaar en erger nog: niet meer kan luisteren naar elkaar.
Te vaak wordt er dan eindeloos gepraat over de ander, te vaak wordt zaken dan onnodig opgeblazen. En dan wordt luisteren naar de ander praktisch onmogelijk Ik denk dat er heel wat minder verstoorde verhoudingen zouden zijn als er wat minder tegen elkaar geschreeuwd werd en wat meer naar elkaar geluisterd, als er wat minder over elkaar gesproken werd en wat meer met elkaar.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Drieëntwintigste zondag door het jaar 2005

In het begin van de bijbelverhalen wordt verteld dat Kain zijn broer Abel doodsloeg uit jaloezie. Als God hem dan vraagt waar zijn broer is, reageert Kain met: ben ik dan mijn broeders hoeder? Hij was dat zeker niet, maar het is wel Gods bedoeling dat wij dat voor elkaar zijn. Je kunt niet zomaar zeggen: ik heb niets met de anderen te maken, ze moeten zelf maar zien wat ze wel of niet doen. Nee, we zijn allemaal een beetje verantwoordelijk voor elkaar. Die verantwoordelijkheid kan natuurlijk op allerlei manieren gestalte krijgen. Het kan bestaan in zorg en aandacht voor degenen die het moeilijk hebben, voor armen, voor eenzamen, voor zieken. Het evangelie van vandaag geeft een bijzondere vorm aan: onze verantwoordelijkheid jegens mensen die verkeerd gehandeld hebben. "Als uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht." Die vorm van verantwoordelijkheid voor de ander ligt heel moeilijk. Het is een opgave die we echt niet altijd volbrengen of zelfs kunnen volbrengen. Vaak is het een ver van mijn bedshow: een bericht in de krant of op de televisie. Vaak wassen we onze handen in onschuld en zeggen, misschien wel eens te snel: daar heb ik niets mee te maken. In heel veel andere gevallen zijn we juist heel goed in het uitsteken van een beschuldigende vinger: Anderen terecht wijzen, anderen op hun vingers tikken, dat is niet zo moeilijk. Dat wordt ook veelvuldig gedaan. Maar dat is niet de boodschap van het evangelie: daar staat: wijs hem onder vier ogen terecht. M.a.w. hang het niet meteen aan de grote klok, roep het niet meteen over de daken. Hou het stil. En als een persoonlijk gesprek niet helpt, probeer het dan met een paar anderen, en dat is in wezen hetzelfde: niet meteen dingen in de openbaarheid brengen: ga eerst met elkaar praten, ga naar elkaar luisteren. Waarom die zo voorzichtige en behoedzame houding? Ik denk dat er twee redenen zijn. Je moet het de mens die verkeerd gehandeld heeft, niet onnodig moeilijk maken zijn leven te beteren. Hoe neer iets in de openbaarheid gebracht wordt, hoe meer mensen weten: dat is een verkeerde, hoe minder hij de kans krijgt weer een ander mens te worden. Als het gaat over criminelen hoor je vaak zeggen: ze moesten veel zwaardere straffen geven: veel langer de gevangenis in. Maar we moeten wel dit bedenken: er komen maar weinig mensen beter uit de gevangenis, de meesten komen er slechter uit. En die er beter uitkonen, zijn toch meestal voor hun leven getekend en is het voor hen heel moeilijk weer een normaal leven te leiden. Maar er is nog een reden om heel voorzichtig om te gaan met mensen die in onze ogen verkeerd gehandeld hebben. We veroordelen iemand op zijn daden, op de buitenkant maar wat weten we van zijn binnenkant, wat weten we van de omstandigheden. Een persoonlijk gesprek is natuurlijk lang niet altijd haalbaar, ergens jammer genoeg, want heel vaak zou uit een openhartig persoonlijk gesprek kunnen blijken dat het verkeerde van die ander best meevalt, of dat er verzachtende omstandigheden zijn. Als je weet hebt van de achtergronden, wat er allemaal aan vooraf gegaan is, waarom iemand tot zo 'n daad gekomen is als die ander de kans zou hebben ons zijn verhaal te vertellen, in een persoonlijk gesprek, ik ben ervan overtuigd dat we dan in heel veel gevallen veel en veel milder zouden zijn in ons oordeel. Iemand veroordelen, iemand afschrijven is gemakkelijk genoeg en het gebeurt in onze samenleving ook regelmatig. Maar een stuk zorg hebben voor degene die verkeerd gehandeld heeft, zeker als je zelf ook nog het slachtoffer ervan bent, dat is een bijna onmogelijke opgave. Ook hier hebben we echter te doen met het grote gebod van de liefde. Liefde voor elkaar, verantwoordelijkheid voor elkaar: het begint eigenlijk met mildheid in je oordeel, in je bereidheid verder te kijken dan de buitenkant, in je openstaan voor het goede dat in elke mens aanwezig is. Als we dat met zijn allen wat meer zouden kunnen opbrengen, zou de samenleving er al een stuk beter van worden.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Drieënwintigste zondag door het jaar 2008

Als uw broeder gezondigd heeft, schrijf hem niet meteen af maar probeer hem weer op het rechte pad te krijgen. Dat is de boodschap van het evangelie van vandaag. Mensen die verkeerd gehandeld hebben op welke manier ook moet je proberen te helpen om hun leven weer op orde te brengen. En de eerste manier om dat te proberen is een gesprek onder vier ogen, zo zegt de eerste regel van het evangelie. Dat klinkt heel mooi, maar kunnen we dat opbrengen? Meestal zijn we heel goed in het veroordelen van anderen, we steken heel gemakkelijk een beschuldigende vinger uit naar degenen die een scheve schaats gereden hebben. Maar zo iemand proberen te helpen en zeker in een persoonlijk gesprek, dat is, denk ik, voor de meesten van ons een brug te ver.
Pater Jan van Kilsdonk die pas is overleden en vooral in Amsterdam een heel bekende figuur was, heeft eens gezegd: "Schuldigen zijn niet te bekeren door ze te beschuldigen maar alleen door ze te eerbiedigen. Nooit is iemand zijn schuld te boven gekomen als hij werd beschuldigd." Dat is een ware en zinvolle uitspraak maar in de praktijk van het leven wordt dat vaak vergeten. Meestal blijven we steken in beschuldigen en veroordelen, en heel vaak praten we daarbij anderen na, soms weten we amper waar het over gaat. Als we alle achtergronden van iemands leven zouden kennen, dan zouden we waarschijnlijk ook heel wat milder zijn in ons oordeel.
Een Amerikaanse rechter zei eens over zijn werk: In mijn hart voel ik vaak medelijden met de mensen die ik volgens het wetboek van strafrecht moet veroordelen. Natuurlijk wil ik hun daden niet goedpraten, maar dat zij ontsporen heeft meestal te maken met allerlei negatieve ervaringen in hun jeugd, aan allerlei omstandigheden waar ze zelf geen schuld aan hebben.
Die rechter vertelde over een man die een moord begaan had, en volgens het boekje moest de rechter de doodstraf uitspreken. Maar, zo zei hij, ik had liever zijn ouders gestraft die hem al heel jong in de steek hadden gelaten. En ik had liever de leerkrachten van de school gestraft omdat ze hem alleen maar zagen als een grote lastpost en nooit een vinger uitstaken om zijn leven op een ander spoor te zetten.
Van Jezus is bekend dat hij omgang had met zondaars en tollenaars en dat de brave burgers zich daaraan ergerden, die konden alleen maar een beschuldigende vinger uitsteken naar die slechteriken, waar zij zich ver boven verheven voelden. Jezus keurde het gedrag van die slechteriken niet goed, maar hij probeerde hen te helpen om een beter leven te gaan leiden.
We kennen het verhaal van de overspelige vrouw, die volgens de brave farizeeën gestenigd moest worden. Maar Jezus zei: wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. En tegen de vrouw zei hij: ook ik veroordeel je niet, ga in vrede en zondig niet meer.
Die houding van welwillendheid jegens onze zwakke broeders die verkeerd gehandeld hebben, vraag hij ook van ons. Maar in de praktijk van het leven is dat misschien wel het moeilijkste wat van ons gevraagd kan worden. Zolang het gaat om misdaden die ver weg gebeuren, dan liggen we er niet van wakker. Maar als we zelf van heel dichtbij gekwetst of beschadigd zijn, door iemand uit onze omgeving, iemand die we kennen, dan is vergeven en helpen meestal een bijna onmogelijke opgave.
Er zijn natuurlijk wel situaties waarin er voor ons niets te helpen valt, dan kunnen we niets anders dan vanaf een grote afstand toekijken. Wat we in die ver-van-mijn-bed situaties wel kunnen is heel terughoudend zijn in ons oordeel, en anderen niet napraten in hun beschuldigingen en veroordelingen. Maar als we wel iets zouden kunnen doen, misschien ook in de vorm van een gesprek onder vier ogen, dan blijven we toch vaak op een afstand toekijken. Dat vinden we veiliger voor onze gemoedsrust. In concrete omstandigheden is dat dikwijls heel begrijpelijk, en toch, als we de weg van Jezus' blijde boodschap willen gaan, moeten we daar toch wel eens over nadenken.

Gebeden en teksten bij deze zondag