Lezingen: 1 Koningen 19,9-13a;     Matteüs 14,22-32

Negentiende zondag door het jaar 1999

In een tijdschrift las ik de afgelopen week het volgende: "Onderzoek: burn-out bedreigt kerkelijk werkers, (dat was de kop). De burn-out, het opbranden van de hardwerkende arbeidskracht dat de laatste jaren zoveel slachtoffers maakt in werkend Nederland gaat niet aan de kerkdeuren voorbij."
Ook veel priesters en predikanten zijn aan het eind van hun Latijn: ze knappen af op de hoge werkdruk, ze hebben een burn-out, zoals dat tegenwoordig heet.
Zakenlui, directeuren, managers en ook priesters en predikanten: ze leidden vaak een zeer druk bezet leven, ze worden geleefd door de werkomstandigheden, zoals vaak gezegd wordt, ze komen te weinig tot rust, lichamelijk en/of geestelijk: je lichaam houdt dat niet vol, je geest houdt dat niet vol. En dan komt het moment dat je opgebrand ben, helemaal leeg, tot niets meer in staat.
De profeet Elia uit de eerste lezing had ook iets van een burn-out. Profeet zijn is een moeilijk beroep, zeker in die dagen, hij ontmoette onbegrip, tegenwerking, vervolging. Hij had zijn best gedaan, maar nu was hij afgeknapt, opgebrand. "Het is genoeg, laat me maar dood gaan, ik kan niet meer." Maar dan krijgt hij tot tweemaal toe voedsel uit de hemel, en volgens het verhaal loopt hij 40 dagen aan een stuk door. Een mooie beeldspraak die de verteller gebruikt om zijn toehoorders duidelijk te maken dat Elia zijn krachten weer terug had en weer tot alles in staat was.
Die koek door de engel gebracht, dat voedsel uit de hemel is ook een beeldspraak: Het betekent: in God, in zijn verbondenheid met God, in zijn geloof in God, vond Elia weer de kracht om over het dooie punt heen te komen en verder te gaan met zijn roeping.
In het evangelie noemt Jezus zichzelf levend brood dat uit de hemel is neergedaald. Dat is dezelfde soort beeldspraak: in Jezus kunnen mensen die vastgelopen zijn in hun leven, toch de kracht vinden om weer verder te gaan, om hun taak, hun roeping weer zin en inhoud te geven. Brood des levens, voedsel uit de hemel, wil Jezus zijn. En dat was Hij voor zieken en gehandicapten die Hij weer op de been hielp zodat zij verder konden. Dat was Hij voor zondaars en tollenaars mensen die vastgelopen waren in een bepaald gedrag Hij gaf hun weer kracht om een nieuwe en zinvolle toekomst in te gaan.
Dat wil Hij ook voor ons zijn: een inspiratie, een bron van kracht, om de weg te gaan die Hij gewezen heeft, de weg van zorg en aandacht voor elkaar, zoals Hij zorg en aandacht had voor de medemens. En als wij zeggen te geloven in die Jezus, dan moeten wij doen wat hij ons heeft voorgedaan: namelijk levend brood zijn, bron van kracht zijn voor anderen,.
Er zijn mensen die juist als Elia het hoofd in de schoot leggen, verlamd door verdriet, opgebrand, uitgeput en wij moeten a.h.w. die engel zijn die hun voedsel aanreikt waardoor ze weer verder kunnen in het leven. En dat gebeurt niet in hemelse sferen maar in heel concrete dingen: juist zoals Jezus zorg en aandacht hebben voor de medemens. Zoals die vrouw die een kommetje soep brengt naar haar zieke buurman, zoals die man die geregeld een oude kameraad opzoekt die de deur niet meer uit kan, zoals dat meisje dat avond aan avond praat met een vriendin die het allemaal niet meer ziet zitten.
Als u even nadenkt kun u zelf nog veel meer voorbeelden noemen. En gelukkig het gebeurt ook in deze tijd nog volop. Maar ieder die daarmee bezig is, iedere gelovige die echt inhoud wil geven aan zijn of haar gelovig zijn, moet af en toe bijtanken, zijn krachten aanvullen, zich opnieuw laten inspireren en motiveren door Jezus die levend brood wil zijn voor iedereen. En ieder die denkt dat hij dat niet nodig heeft, loopt het risico op een dood punt te komen, dat hij leeg is, opgebrand, een burn-out en dan kun je niet verder. Moge deze viering, deze ontmoeting met Jezus, voor u een bron van kracht zijn om door te gaan.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Negentiende zondag door het jaar 2002

Beste kleingelovigen.
Vroeger begon een priester zijn preek altijd met: beminde gelovigen. Vandaag zou ik willen zeggen: beste kleingelovigen, en, om misverstanden te voorkomen, daar reken ik mezelf ook bij.
Jezus maakte Petrus het verwijt dat zijn geloof te klein was, we hebben dat zojuist in de evangelielezing gehoord. Ik denk dat die opmerking evenzeer voor de allermeesten van ons geldt. En dan hoeven we niet eens te denken aan lopen over het water, de enthousiaste Petrus wilde dat wel, maar hij ging kopje onder. We kunnen wel met zijn allen naar het Schaartven gaan maar ik durf te wedden dat niemand van ons over het water lopen kan. Nu is wel of niet over het water kunnen lopen beslist geen maatstaf of iemand wel of niet een groot geloof heeft. Jezus mag dan wel over het water gelopen hebben, maar voor ons gewone mensen is dat echt totaal onmogelijk.
Ofschoon, Jezus heeft ook eens gezegd: als je een geloof hebt zo groot als een mosterdzaadje, dan zeg je tegen die berg: ga van hier naar daar en hij gaat, niets zal voor jullie onmogelijk zijn. Als je echt in iets gelooft, dan kun je ook heel veel, dan worden zelfs onmogelijke dingen soms toch mogelijk. Als we echt zouden geloven, in God die met ons meetrekt, in Jezus die ons de weg wijst, in de kracht van het samen gelovig zijn, dan zouden we misschien toch over het water kunnen lopen, in figuurlijke zin dan, of om aan ander beeld te gebruiken: dan zouden we ons wat meer op glad ijs durven begeven.
Kijken we nog eens even naar het evangelieverhaal van vandaag. We zien een groepje mannen in een bootje, de zee is woelig en ze hebben stugge tegenwind. Maar zo zijn er zovelen, ook nu, ook wel in onze omgeving, mensen die in hun leven de wind niet mee hebben, die het tegenzit, die moeten ploeteren om mee te komen in onze jachtige samenleving.
In het evangelie zien we mannen die een spook menen te zien en daar bang van worden. Maar zo zijn er zovelen, ook nu, wellicht ook in onze omgeving, mensen die bang zijn van het onbekende dat op hen afkomt.
We zien een Petrus die plotseling zijn hachelijke situatie beseft en kopje onder dreigt te gaan in de wilde golven, maar zo zijn er zovelen, wellicht ook in onze eigen omgeving, mensen die het hoofd niet boven water kunnen houden en dreigen te verdrinken in hun onzekerheid, eenzaamheid, verdriet. Dat is de werkelijkheid van nu, die situaties kennen we, soms van heel nabij.
Maar het evangelie van vandaag laat ons nog een andere kant zien: we zien namelijk Jezus aan het werk. Hij steekt Petrus een hand toe en redt hem van de verdrinkingsdood. Hij zegt tegen die bange mannen: wees niet bang, ik ben het. Hij brengt de wind tot bedaren zodat ze vreedzaam verder kunnen.
En wat Jezus toen daar deed, dat is ook precies wat gelovige mensen nu zouden moeten doen in hun leefsituatie. En gelukkig wordt dat ook heel veel gedaan. Laten we alsjeblieft niet somber gaan zitten doen, alsof mensen in onze tijd niets meer voor elkaar over zouden hebben. Dat hebben ze wel, althans heel velen.
En toch ligt hier de vraag die we onszelf moeten stellen: als we echt een groot geloof in die Jezus zou hebben, als we ons echt door zijn boodschap laten inspireren, zouden we dan nog niet veel meer moeten doen?
Maar dat meer, betekent dat je je op glad ijs gaat begeven, dat je op water gaat lopen, dat je in het onzekere stapt, je weet wel waar je begint maar niet waar het eindigt. En we zijn allemaal mensen die graag vast grond onder de voeten hebben, we willen weten waar we in het leven aan toe zijn, onzekerheid knaagt aan ons, we kunnen er niet tegen.
Maar als ons geloof groter zou zijn, als het echt levend zou zijn, dan zouden we daarin een ander soort zekerheid kunnen vinden, die ons in staat stelt in het ongewisse te stappen. En nu moeten we niet denken dat het gaat om grootse dingen, dingen die eigenlijk boven onze krachten gaan, zaken waarvan iedereen zegt: o wat geweldig. Dan zoeken we net als Petrus het spectaculaire en dan vallen we juist als hij hoogstwaarschijnlijk door de mand.
Nee, denken we aan de eerste lezing van vandaag. God kwam de profeet Elia te hulp, Elia zag het niet meer zitten, hij had zich verstopt in een grot, zijn kop in het zand gestoken, hij wilde de werkelijkheid om hem heen niet meer zien. God kwam, niet in de donder en bliksem maar in een zachte bries, niet in het grootse en machtige maar in iets gewoons, iets kleins. En ook daarin moet ook ons geloof zichtbaar worden, en in dat geloof kunnen ook wij veel meer dan we meestal denken.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Negentiende zondag door het jaar 2005

In een discussie met jongeren over God en hun geloof in God, zei een van hen: Als er een God bestaat, dan is hij in elk geval doofstom. Ik heb hem nog nooit wat horen zeggen, en hij heeft nog nooit naar me geluisterd, want ik heb in het verleden echt wel eens tot hem geroepen. Hoe kun je nu geloven in een God die zich nooit laat zien en zich nooit laat horen?
Toen ik die uitspraak hoorde, dacht ik bij mezelf: Zou het nu aan God liggen dat hij niet gezien of gehoord wordt, of zou het toch aan de mensen leggen? Om te iets zien moet je ook weten waar je kijken moet, en iets om te horen moet je stil zijn. En ik denk dat daar ons grote probleem ligt.
De eerste lezing van vandaag geeft ons een van de mooiste verhalen over God, hoe hij verschijnt aan de profeet Elia, hoe die hem gezien en gehoord heeft. Als wij aan God denken dan hebben we macht, almacht, voor ogen. Als God zich laat horen,dan verwachten we eigenlijk ook iets van storm, aardbeving, donder en bliksem. Maar God was niet in de storm, hij was niet in de aardbeving, hij was niet in het vuur. Maar toen Elia het suizen van een zachte bries hoorde, toen besefte hij dat God daar was.
Toen sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht, staat er, want wil je iets van God zien van moet je a.h.w. naar binnen gekeerd zijn. En als je God wil horen, moet je van binnen stil zijn, zoals je een zachte bries alleen dan kunt horen als het stil is stil in je omgeving en nog veel meer stil in jezelf.
En daar ligt het probleem van onze tijd. Omdat ons leven zo vol herrie zit, letterlijk en figuurlijk, daarom horen we ook zo slecht. Omdat ons leven zo jachtig is, hebben we geen tijd om naar binnen te kijken. Je hoort van ouders wel eens de klacht dat hun opgroeiende kinderen geen moment zonder het getetter van een radio schijnen te kunnen, ze kunnen alleen huiswerk maken met keiharde muziek op de achtergrond. Dan heb je dat voorbeeld van een tiener die op school zei: ik heb gisteravond geen huiswerk kunnen maken want mijn radio was kapot. En als je eens door de bossen fietst of wandelt dan wordt je daar van binnen rustig van, dan kun je genieten van de vogels die fluiten, maar soms kom je toch ook mensen tegen met een oordopje vol harde muziek van hun walkman.
Maar het gaat niet alleen om rust en stilte om ons heen, veel belangrijker is het of er rust en stilte is in onszelf: dat we bij tijden even stil kunnen staan in ons jachtige bestaan, dat we in rust naar binnen kijken, stilstaan bij ons diepere zelf.
Vroeger had je wel retraites, dat waren dagen van bezinning en ook nu zijn er mensen met een heel drukke baan die zich nu en dan terugtrekken in een abdij of klooster om daar van binnen weer tot rust te komen. Maar de meesten hollen maar door.
Ik heb wel eens de indruk dat velen bang zijn voor de stilte, dat ze juist alles doen om de stilte en de inkeer te ontvluchten, door steeds maar weer jachtig en luidruchtig in de weer te zijn. Bewust of onbewust zijn ze bang voor de vele vragen en onzekerheden die in je kunnen opborrelen, vragen waar je geen raad mee weet.
Misschien zijn ze bang voor de stem van hun geweten, die zich in die rust en stilte laat horen, een geweten dat misschien verwijten maakt. Misschien zijn ze ook bang om de stem van God te horen, bang dat die stem hen wakker zal schudden uit een gezapig leventje van gemakzucht. Maar elke mensheeft momenten van stilte nodig om echt te leven en zichzelf te zijn, ook stilte van gebed, stilte voor gebed, ook de gewijde rust van een viering in de kerk.
In die stilte kunnen we ook iets van God ontdekken, iets van zijn kracht ervaren, kracht die je nodig hebt om over het water te lopen zonder te zinken, om overeind te blijven als het stormt in je leven. Laten we nu een paar minuten stil zijn, onze ogen sluiten en luisteren naar ons hart.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Negentiende zondag door het jaar 2008

Ik las onlangs een artikeltje met de titel: Iedereen kan over water lopen. Als je zo'n kop ziet, dan wil je daar wel meer over weten. Iedereen kan over water lopen, stond er, als er tenminste maïzena in is opgelost. Je moet ook wel een beetje doorlopen, want als je te langzaam gaat zink je. Een team wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam, heeft dit verschijnsel onderzocht. Er stond wel als advies bij: als je het wil proberen, doe het dan thuis en alleen als je heel hard kun lopen en heel goed kunt zwemmen.
Ik ben geneigd te denken dat zonder hulpmiddelen over het water lopen echt een onmogelijkheid is voor ons mensen. Kleine insecten kunnen dat misschien wel, maar wij niet. Of Jezus echt over het water heeft gelopen, weet ik niet en vind ik ook niet zo belangrijk. Het klinkt natuurlijk wel heel spectaculair, maar het gaat in feite om iets anders.
De boodschap van dit verhaaltje is deze: als je echt in iets gelooft dan wordt het schijnbaar onmogelijke toch mogelijk. Jezus heeft ook wel eens gesproken over een geloof dat bergen kan verzetten, dat is natuurlijk even onmogelijk als over water lopen. Maar het onderstreept dezelfde boodschap: als je echt in iets gelooft, dan zet je je er ook helemaal voor in en dan gebeuren er soms wonderbare dingen.
Als je echter geen groot geloof in iets hebt maar gaat twijfelen, dan zink je als een baksteen, dat heeft Petrus ervaren. Wel een grote mond, dat wil ik ook, als jij het kan moet ik het toch ook kunnen, maar een klein hartje, dat bang werd, en dan heb je ook niet de kracht meer om het schijnbaar onmogelijke mogelijk te maken.
Nogmaals het gaat in dit verhaaltje niet om letterlijk over water lopen, maar veel meer om de moed om tegen de stroom in te gaan, om iets te doen, te bewerken, waar je echt in gelooft, ook al zegt iedereen: dat kan toch niet, dat lukt je nooit.
We kennen allemaal die droom van Maarten Luther King. Die geloofde in een samenleving zonder discriminatie tussen blank en zwart. Bijna iedereen zei toen: dat lukt hem toch nooit. Dat is onmogelijk. Maar zijn geweldloze campagne heeft wel heel veel bereikt en is er veel veranderd in het Amerika van toen.
Mahatma Ghandi had de droom om India los te maken van de koloniale machthebber Engeland. Daar geloofde hij in en daar zette hij zich helemaal voor in, niet met geweld zoals zo vaak maar op een geweldloze manier. Geweldloos verzet, dat is toch onmogelijk dacht iedereen. Maar het werd wel een enorme beweging die uiteindelijk toch autonomie bracht aan dit land.
Het zijn wel twee voorbeelden van mensen die hun inzet met de dood moesten bekopen. Datzelfde is ook Jezus van Nazaret overkomen. Hij had de droom van het rijk van God op aarde, dat rijk van vrede en liefde dat mensen samenbindt. Daar geloofde hij in en daar gaf hij zich helemaal voor.
Tot op de dag van vandaag zijn er sceptici en twijfelaars die denken: een mooie droom maar dat lukt toch niet. Die droom is inderdaad nog lang geen werkelijkheid geworden, maar er zijn wel talloze mensen die in Jezus' boodschap geloven en, ieder op zijn manier en naar zijn mogelijkheden, iets proberen waar te maken van zijn droom. Wie had kunnen denken dat wat Hij toen begonnen is, na 20 eeuwen nog zou bestaan dat miljoenen mensen over heel de wereld zich door Hem laten inspireren.
Als je echt in iets gelooft, wordt het schijnbaar onmogelijke toch mogelijk, dat is de boodschap van deze evangelietekst. Maar er is nog een heel belangrijk element. Jezus liep over het water, al dan niet letterlijk, nadat hij zich in de eenzaamheid terug getrokken had om te bidden, om in contact te treden met God en daar zijn krachten op te doen.
Geloof moet gevoed en gesterkt worden, juist ook in een ontmoeting met God. En God laat zich ontmoeten, niet in spectaculaire dingen als stormen en aardbevingen, zo vertelde ons de eerste lezing, maar in een zachte bries, in de stilte, Daar kunnen je kracht opdoen om echt te geloven in je idealen. Want als je echt in iets gelooft en je wilt je daar helemaal voor inzetten, dan heb je meestal niet genoeg aan je eigen krachten dan heb je ook Gods kracht nodig om je geloof sterk te maken en die kracht moet je zoeken in de stilte van het gebed.
Zonder die kracht had Jezus zijn taak niet kunnen volbrengen, zonder die kracht kunnen wij het ook niet.

Gebeden en teksten bij deze zondag