Er zaten eens drie missionarissen bij elkaar
op de vooravond van hun vertrek naar hun missiegebied.
Ze spraken met elkaar over hun verwachtingen en dromen.
Plotseling stond Jezus in hun midden
en ze mochten alle drie een wens doen.
Die wens moest wel verband houden met hun missiewerk.
De eerste wist meteen wat hij wilde:
Geef mij maar een blanco cheque,
opdat ik nooit financiële zorgen aan zijn hoofd zal hebben
De tweede wenste geleerdheid, opdat hij een antwoord zou hebben op alle
vragen.
De derde vroeg: Geef mij maar een talenknobbel,
opdat ik de taal van de mensen goed kan verstaan en spreken.
Hun wensen werden ingewilligd en ze gingen alle drie aan het werk.
Na 25 jaar zaten ze onder een vakantie weer bij elkaar,
en opnieuw kwam Jezus in hun midden en Hij vroeg hun hoe het hun
vergaan was in die 25 jaar,
wat ze met hun gaven gedaan hadden?
De eerste missionaris begon op te scheppen over de vele kerken die hij
gebouwd had, de een nog mooier en groter dan de andere.
Hij was trots op zijn werk, maar Jezus vroeg hem: hoe waren jouw
contacten met de mensen?
Oh, zei de missionaris, die waren er volop, ik zag ze elk weekend in de
kerk.
De tweede missionaris vertelde hoe hij wel tien boeken geschreven had
over theologie en aanverwante zaken. Hij vond dat hij een hele
prestatie geleverd had, maar Jezus vroeg ook hem:
hoe waren jouw contacten met de mensen?
Oh, antwoordde de missionaris, ik denk dat die er heel veel waren,
want mijn boeken zijn goed verkocht, dus veel mensen hebben die gelezen.
De derde missionaris zei bedeesd: ik heb eigenlijk niet veel te
vertellen,
ik heb gewoon dag in dag uit met de mensen geleefd, ik heb naar hun
verhalen geluisterd,
ik heb ze getroost als ze verdrietig waren, ik heb ze geholpen waar ik
kon.
Maar verder heb ik eigenlijk niets bijzonders gedaan.
Maar Jezus zei tegen hem: jij bent van deze drie de enige echte
missionaris,
want jij bent de enige die echt contact met de mensen hebben gehad.
De andere twee hebben voor zichzelf gewerkt, voor hun eigen eer en
glorie,
maar jij hebt voor mij gewerkt, door jou hebben mensen mij leren kennen.
Deze drie missionarissen staan symbool voor de kerk van Jezus de
geschiedenis door, ook voor die van vandaag.
In de kerk heeft geld altijd een grote rol gespeeld.
Als zodanig heeft de geloofsgemeenschap niets met geld te maken,
het is meer een noodzakelijk kwaad om de nodige organisatie en
structuren te kunnen bekostigen,
en niet te vergeten de nodige gebouwen.
Door de eeuwen heen zijn er grote kerken en prachtige kathedralen
gebouwd,
vaak indrukwekkende en monumentale gebouwen,
tegenwoordig ook druk bezocht door de toeristen.
Met veel pracht en praal werd en wordt in die kerken en kathedralen de
verbondenheid met Jezus gevierd,
maar je kunt je de vraag stellen: kwam de ware Jezus daar wel echt tot
leven?
In de kerk heeft de wetenschap steeds een grote rol gespeeld.
Theologen en exegeten hebben stapels boeken geschreven,
als je alle boeken en geschriften op een grote hoop zou gooien,
dan kreeg je een berg drie keer hoger dan de Eiffeltoren.
En het is goed en nodig dat er gestudeerd wordt op de bijbel
en op de boodschap van Jezus, op het samen kerk van Jezus zijn.
om de inzichten te verdiepen en de bedoelingen beter te verstaan.
Het probleem is dat de meeste gewone gelovigen mensen
die dikke boeken niet kunnen lezen, vroeger al helemaal niet
maar ook tegenwoordig niet, ondanks alle scholing zijn die toch te
moeilijk.
Maar de vraag is ook: komt de ware Jezus hierin echt tot leven?
Jezus ontmoet je niet in grote gebouwen,
ofschoon die wel een grote rol spelen is in het levend houden van zijn
persoon, zijn woorden en daden. Jezus kom je niet tegen in boeken, hoe
goed en belangrijk die ook zijn
Jezus kom je op de eerste plaats tegen waar mensen elkaar ontmoeten,
waar ze luisteren naar elkaar, waar ze de taal van de liefde spreken,
waar ze zorg dragen voor elkaar. Daar komt Jezus tot leven.
En misschien wordt dat ook in de kerk van vandaag te vaak vergeten.
Misschien maakt de kerk zich nog steeds te druk om uiterlijkheden,
draagt zij nog veel teveel overbodige bagage met zich mee.
En wij? Wij die hier op onze manier proberen de kerk van Jezus te zijn?
Hebben we voldoende oog voor waar het werkelijk om gaat:
in een geest van saamhorigheid open staan voor elkaar,
zoals Jezus ons heeft voorgeleefd.
Of maken wij ons ook vaak te druk om zaken die voor Jezus in feite
bijkomstigheden zijn?
Als ik tegen u, of u tegen mij zou zeggen: je bent een ezel, dan
zouden we dat elkaar niet in dank afnemen. Je bent een ezel is toch
zoiets als: je bent een stommeling, en dat hoort niemand zich graag
noemen. En toch zou ik u vandaag willen zeggen:
ik hoop dat u allemaal een beetje een ezel wilt zijn, niet in de zin
van domoor, maar wel in bijbelse zin.
In de joodse wereld van toen was de ezel een edel lastdier: het droeg
de lasten van de mensen zonder klagen,
het stond symbool voor trouwe dienstbaarheid, voor eenvoud, deemoed,
zachtmoedigheid en vredelievendheid. Een ezel was heel iets anders dan
een paard, dat oorspronkelijk alleen gebruikt werd door buitenlandse
overheersers. Het paard stond in de joodse wereld symbool voor macht en
machtsmisbruik, voor oorlog en geweld.
Maar zoals we in de eerste lezing hoorden:
de joodse koning moest een deemoedig en vredelievend man zijn,
en daarom past de ezel bij hem als zijn rijdier.
En we weten dat op palmzondag ook Jezus Jeruzalem binnentrok op een
ezel.
Ook dat heeft zijn symbolische betekenis: ook Jezus werd toen gezien
als een koning, maar niet een in macht,
maar wel in trouwe dienstbaarheid, in deemoed en vredelievendheid.
Daar sluit ook het evangelie van vandaag helemaal bij aan: Jezus zegt
tegen zijn leerlingen en tegen ons:
leert van mij: ik ben zachtmoedig en nederig van hart.
Maar dat zijn nu precies zaken die nu helemaal uit de tijd zijn. Je
moet wel een ezel zijn, een domoor om zachtmoedig en nederig van hart
te willen zijn in onze hedendaagse samenleving, want dat wordt zonder
meer geassocieerd met zwak en slap zijn. Als moderne mens moet je voor
je rechten opkomen,
je moet ervoor vechten, je moet hard zijn, anders tel je niet mee in
onze wereld, anders bereik je niets.
En toch, Jezus was zo'n ezel dat hij dienstbaar wilde zijn, dat hij
zachtmoedig en mild was voor zijn medemensen. En hij vraagt van ons
hetzelfde,
dat ook wij de lasten van anderen willen meedragen in een houding van
trouwe dienstbaarheid, dat wij gevoelig durven zijn voor andermans
verdriet.
Kortom: dat we een beetje ezel, lastendrager, voor elkaar zijn.
De zogenaamde wijzen en verstandigen van onze tijd
zullen het onzinnige taal en soft gedoe vinden.
Ze vinden dat je een stommeling en een slappeling bent,
als je je eenvoudig opstelt en je dienstbaar wilt maken,
als je andermans lasten wilt meedragen en verlichten.
Maar is het niet veeleer het tegendeel: is het geen wijsheid en kracht,
als je je zo durft opstellen?
Is een houding van zachtaardigheid en mildheid, is de bereidheid om met
anderen mee te leven en mee te lijden, niet de enige weg om echt mens
en medemens te zijn, de enige mogelijkheid waarop onze samenleving
weer menselijk en menswaardig kan worden?
En die houding is beslist geen teken van zwakheid, integendeel er is
juist veel moed voor nodig: deemoed, de moed om te dienen,
zachtmoedigheid, de moed om steeds mild van gemoed te zijn,
edelmoedigheid, de moed om barmhartig te zijn.
Kortom: er is moed voor nodig om een ezel te zijn, een lastendrager
voor anderen.
En, om eerlijk te zijn: het is ook een beetje dom, zeker in deze tijd,
want als ezel stel je je heel kwetsbaar op, je kunt lelijk je vingers
branden, men kan teveel van je vragen. Maar als gelovige mens moet je
ook een beetje de koppigheid van een ezel hebben om door te zetten. En
als we die last op de schouders willen nemen,
dan zullen we ook merken dat het een lichte last is,
geen last die ons doet zuchten en steunen,
maar een die ons vervult van stille blijheid,
een die ons heel wat gelukkiger maakt
dan alle gemakken en pleziertjes die de wereld ons voorhoudt.
Onder lasten gebukt, dat zijn er velen. Ieder huisje heeft wel zijn
kruisje, is het gezegde, m.a.w. bijna ieder heeft wel wat waar hij of
zij het moeilijk mee heeft, iets dat als onprettig wordt ervaren of als
heel verdrietig, iets dat zijn levensgeluk min of meer in de weg staat.
De een heeft soms zwaardere lasten te dragen, een ander lichtere. Bij
de een kun je dat als buitenstaander zien, bij een ander blijft het
voor de buitenwereld verborgen.
Soms is het een last die men aan zichzelf te danken heeft, als iemand
teveel wil in het leven, teveel hooi op zijn vork neemt, te hoog
grijpt, zich te druk maakt om minder belangrijke dingen. Het kan ook
een last zijn die door pure pech iemand overkomt, en dan kun je denken
aan ziekte, aan invalide worden, aan de kwalen en de slijtage van de
oude dag, of ook verdrietige dingen die familie of vrienden overkomen.
Het verbaast me altijd weer hoe moedig de meeste mensen hun lasten
dragen. Je hebt mensen die best een zwaar kruis te dragen hebben, maar
die dat doen zonder klagen, die toch zichzelf blijven en ook nog
vreugde in het leven vinden. Terwijl er andere mensen zijn die relatief
genomen slechts een klein kruisje te dragen hebben, maar daar
verschrikkelijk zwaar aan tillen, altijd lopen te klagen en zich
doodongelukkig voelen.
Het blijft me altijd verbazen hoe sommige mensen zo sterk zijn en
anderen zo zwak.
Je hebt natuurlijk mensen die van nature sterk zijn, of die door alles
wat ze al hebben meegemaakt in hun leven, sterk geworden zijn. Maar ik
denk dat het ook heel veel te maken heeft met iemands levenshouding,
hoe hij in het leven staat, tegenover de waarden van het leven, als er
nog niets aan de hand is.
Iemand die in alles de gemakkelijkste weg door het leven gaat, die
moeilijke dingen altijd uit de weg gaat, zo iemand zal het veel
zwaarder hebben als een onontkoombare last hem treft, dan iemand
die ook in het gewone leven moeilijke dingen niet uit de weg gaat.
Ik denk daarom dat gemiddeld genomen de jongere generatie die van kinds
af aan verwend is met alle mogelijke gemakken om zich heen, het
moeilijker heeft dan de oudere generatie die het vroeger vaak best
zwaar hebben gehad en die daardoor toch wat sterker in hun schoenen
staan.
Iemand die alleen maar leeft voor zichzelf, alleen maar aandacht heeft
voor eigen belangen en pleziertjes, die kan lasten moeilijker aan dan
iemand die veel aandacht heeft voor anderen, die ook iets voor anderen
over heeft.
Ik vind het vaak heel indrukwekkend hoe mensen die zelf in een hele
moeilijke levenssituatie verkeren, toch volop geïnteresseerd blijven in
anderen, volop meeleven, en juist daardoor ook hun eigen lasten wat
relativeren en minder voelen. En van de andere kant is het soms heel
verdrietig te zien hoe er ook mensen zijn die helemaal opgaan in hun
eigen kruis, zich in een heel klein wereldje bewegen en daardoor juist
hun pijn dubbel voelen.
Iemand die niet gelovig is en meent alles wel op eigen kracht aan te
kunnen, die loopt het risico zwaarder te tillen aan zijn lasten dan
iemand die in zijn geloof steun en kracht zoekt en vindt bij God.
Komt allen die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, zei Jezus. Als je
dat verstaat als: kom tot mij dan los ik al je problemen wel even op,
dan neem ik al je lasten wel even van je af, dan kom je beslist
bedrogen uit, want dat gebeurt niet, tenminste bijna nooit, ook al bid
je O.L. Heer van het kruis.
Kom tot mij, ik zal u rust en verlichting geven, en er staat bij: neem
mijn juk op uw schouders, leert van mij. Leer van mij het ware leven,
een leven dat dienstbaarheid en zachtmoedigheid kent. Want als je zo
leeft, als je wat voor anderen over hebt,
als je bereid bent lasten van anderen mee te dragen,
dan zul je je eigen lasten minder voelen,
mede omdat anderen dan ook jouw kruis mee helpen dragen.