Gebeden op de dertiende zondag door het
jaar
Inleiding:
Wie goed doet, ook goed ontmoet, is het gezegde.
M.a.w. als je goed bent voor anderen, zijn zij het ook voor jou,
meestal tenminste.
Gastvrij zijn voor elkaar, anderen welkom heten in je huis, in je
leven,
echt kunnen luisteren naar mensen die je ontmoet,
dat is een heel belangrijke vorm van goed zijn voor anderen.
Dat is een wezenlijk element in een christelijke levenswijze,
die houding mag je verwachten bij alle volgelingen van Jezus.
Juist zoals we het vanzelfsprekend vinden dat ouders goed zijn voor hun
kinderen
en dat die zijn weer goed zijn voor hun ouders als die oud geworden
zijn.
Maar goed zijn wil niet zeggen dat je alles maar moet goed vinden
wat anderen doen of zeggen, of het nu je kinderen zijn of je ouders,
je buren of vreemden.
Soms moet je ook nee kunnen zeggen
omdat je vindt dat iets niet kan, iets niet mag in een gezin of in een
gezonde samenlevi
Openingsgebed:
God, Schepper van al wat bestaat, Vader
van alle mensen,
U wilt leven, zinvol en gelukkig leven voor iedereen,
en toch maken we het soms zo moeilijk voor elkaar
omdat we te veel alleen voor eigen belangen kiezen
en te weinig hart hebben voor de ander.
Schenk ons de kracht en de moed om goede keuzes te maken,
geef dat we beter gaan zien hoe het geluk dat we anderen geven
ook ons eigen leven zijn zin en waarde geeft.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Gebed over de gaven
God, Schepper van al wat bestaat, Vader van alle mensen,
hier verzameld rond uw altaar mogen wij uw gastvrijheid ervaren.
Denkend aan Jezus hoe Hij zijn leven verloor
omdat hij ondubbelzinnig koos voor uw weg ten leven,
vragen wij U: help ons ook die weg te gaan,
de weg van breken en delen, van zorgzaamheid voor elkaar,
de weg die leidt naar uw rijk op aarde,
hier en nu en tot in uw eeuwigheid. Amen
Slotgebed:
God, Schepper van al wat bestaat, Vader
van alle mensen,
er is zoveel moois in uw schepping, daarvoor danken wij U
maar het leven soms is zo ingewikkeld, en mensen waaien soms met alle
winden mee
dat we niet goed weten welke weg te kiezen.
Daarom bidden wij U: schenk ons uw Geest van wijsheid en kracht
opdat we steeds de goede keuzes kunnen maken
en trouw de weg gaan die U ons gewezen heeft:
de weg van liefde en zorgzaamheid voor al uw mensen.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Voorbede:
Wij bidden voor alle kinderen die geen liefde meer voelen voor hun
ouders,
voor alle ouders die ruzie hebben met hun kinderen
voor broers en zussen die gebroken hebben met elkaar.
Dat zij de moed hebben om toch weer voor elkaar te kiezen
en zich niet langer laten meeslepen door hun negatieve gevoelens.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor alle christelijke kerkgemeenschappen
die ondanks hun verbondenheid met de ene Jezus van Nazaret
elkaar afwijzen en niets met elkaar te maken willen hebben.
Dat ze de moed hebben om samen met elkaar naar wegen te zoeken
om tegenstellingen te overbruggen en te kiezen voor eenheid.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor alle minderheden in onze samenleving,
die het gevoel hebben dat ze niet aanvaard worden in de gemeenschap
en zo de kans niet krijgen om zich hier echt thuis te voelen.
Dat onze maatschappij de moed heeft te kiezen voor echte gastvrijheid.
en zo ruimte maakt voor alle buitenlanders en buitenbeentjes.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor onszelf en alle andere christenen,
dat ook wij steeds weer durven kiezen voor de weg van Jezus van Nazaret:
dat wij in ons dagelijks leven openstaan voor de noden van medemensen,
wie of waar zij ook zijn
en alles doen wat in ons vermogen ligt om hen bij te staan.
Laat ons zingend bidden.
God van liefde, vul ons hart met uw liefde,
en dat wij die liefde delen met al onze medemensen,
niet alleen met hen van wie wij veel houden,
maar ook met hen die wij om de een of andere reden niet mogen.
Dat vragen wij in Jezus' naam. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de dertiende zondag door het jaar.
Is je kleding naar behoren?
Is je kleding naar behoren
en is je gedrag correct,
wordt met zorg een tafel voor je gedekt?
Wijk je af van een gewoonte
of je bent misschien besmet,
noemen wij je naam wel in ons gebed.
Sta je hoog in aanzien,
kom je uit een goed milieu vandaan,
krijg je vast een plek hier ergens vooraan.
Achteraan zijn nog wat plaatsen
mocht je anders zijn dan wij.
Wees gerust, ook jullie horen erbij.
Ben je vriend'lijk en innemend
zorg je niet voor overlast,
heten wij je welkom als onze gast.
Ben je niet als wij verwachten
pas je niet in ons belang,
komt onze gastvrijheid in het gedrang.
Als we deuren sluiten,
moeten mensen buiten blijven staan.
Ook al valt het tegen,
zo zijn onze regels: pas je aan.
(Marcel Zagers)
Zegenwens
Dat je handen vol van vrede zijn,
je voeten in de goede richting gaan,
je ogen licht in donker zien
je oren in de stilte God verstaan.
Dat je stem met elke nieuwe klank
de oude wereld kleur en inhoud geeft,
dat je hart tot in eeuwigheid
plaats voor liefde heeft.
Gebed voor jongeren
Jongeren,
mogen ze profeten zijn,
spreken namens een tijd
die nog aan moet breken
of mogen ze luisteren?
Jongeren, mogen ze gasten zijn
delen in brood en wijn
hoe onbegrepen ook
of mogen ze toekijken?
Jongeren, mogen ze zichzelf zijn
met al hun ideeën bouwen
aan een eigen identiteit
of mogen ze zich aanpassen?
Bidden wij om een samenleving
bidden wij om een kerk
waarin gastvrijheid méér is
dan een woord op de mat,
solidariteit méér
dan thema van een actie,
bidden wij om een samenleving
bidden wij om een kerk
waarin ook jongeren zich thuis voelen:
God,
dat geen mens
wordt vergeten.
(Marcel Zagers)
Filemon en Baucis
In lang vervlogen tijden in het oude Griekenland wilde de God Zeus,
vergezeld door zijn zoon Hermes, de mensenkinderen op de proef stellen.
Met z'n tweeën trokken zij, in mensengedaante, door het land en klopten
bij de mensen aan om onderdak. Maar tevergeefs.
Ontmoedigd wilden zij hun tocht al opgeven, toen zij aan de rand van de
wildernis een klein, armoedig hutje ontdekten. In dit hutje woonden,
sinds hun huwelijk, Filemon en Baucis: een al bejaard echtpaar dat
sinds jaar en dag de eindjes aan elkaar had moeten knopen. Ondanks hun
armoede leefden zij echter tevreden en zelfs gelukkig, want de liefde
die zij deelden, maakte hun zorgen licht.
En nu, op hun oude dag, stonden er ineens twee vermoeide, maar voornaam
uitziende gasten voor hun deur! Zich verontschuldigend voor hun armoede
sloofden ze zich met z'n tweeën uit om het wankele tafeltje te dekken
met de weinige dingen die ze van hun voorraadplank tevoorschijn konden
halen. Ook de kruik wijn, die alleen op feestdagen op tafel kwam, moest
er aan geloven.
Maar nu gebeurde er iets merkwaardigs. Hoe dikwijls Filemon de wijn ook
bijschonk, de kruik wilde maar niet leeg raken. En toen begon het hun
te dagen dat deze gasten geen gewone mannen waren. Toen rende Baucis
naar de tuin om hun gans te vangen: het enige bezit dat ze aan hun
gasten hadden onthouden. Maar de gans was sneller en zocht toevlucht
achter de rug van Zeus.
Nu konden de goden hun ontroering niet langer voor zich houden. 'Wie
bij de goden zijn toevlucht zoekt, zal niet om niets vragen', zeiden
zij en ze beloonden Filemon en Baucis voor hun gastvrijheid met de
vervulling van hun hartewens: samen te mogen sterven op het einde van
hun levensdagen.
(Marianne Houben)
Vreemd
Er was eens een vriendelijke vreemde meneer die op een snikhete
zomerdag een dorstig meisje voorbij zag sloffen.
Hij pompte vlug een beker koud water en wilde die haar te drinken geven.
Maar het meisje zei: 'Ik mag van mijn moeder niets aannemen van vreemde
meneren'.
'Dat is het 'm juist', zei de man vriendelijk, 'als je van dit water
drinkt, zijn we geen vreemden meer'.
Het meisje, even nieuwsgierig als dorstig, dronk gretig en toen het de
beker leeg had, zei ze: 'Ik heet Frederiekje'.
'En ik', zei de man, 'was Jan Kinnesinne. Ik doopte vroeger met water,
maar nu iedereen gedoopt is, deel ik het water uit.
Dat is wel zo leuk. Ik heb zodoende ook mijn naam veranderd, ik heet
nou gewoon Jan Maarten, zonder Kinnesinne'.
'En hoe heet het water?', vroeg Frederiekje.
'Tja', zei Jan Maarten, 'we kunnen het moeilijk nog doopwater noemen'.
'Ik weet wat', zei het meisje, 'ik vind jou recht door zee, dus we
noemen het water recht door zee-water'. Dat was afgesproken.
Toen het meisje thuiskwam, zei ze tegen haar moeder: 'Ik kreeg van een
vreemde wat recht door zee-water te drinken en toen ik gedronken had,
was hij niet vreemd meer'.
'Vreemd', mompelde haar moeder.
(A. Bosch, in Jan Kinnesinne en de sprekende portretten, Gooi en
Sticht, Baarn)
terug naar de overweging