Ik weet niet hoe goed u naar het evangelie geluisterd hebt,
maar als u echt geluisterd hebt dan zou u, als het goed is
bij het horen van de eerste zin van deze tekst
toch even heel bedenkelijk gekeken moeten hebben.
Als het goed is hebt u bij uzelf gedacht: daar ben ik het niet mee
eens.
Want eigenlijk staat er dat Jezus tegen ons zegt: je bent geen goed
christen
als je meer van je vader en moeder houdt dan van mij,
je bent geen echte volgeling van mij
als je meer van je kinderen houdt dan van mij.
Als ik dat zo letterlijk lees, dan denk ik bij mezelf:
sorry hoor, maar dat kan er bij mij niet in, dat kan ik niet geloven.
Vroeger werd deze tekst wel eens toegepast op mensen
die in het klooster gingen, zusters, broeders en paters,
mensen die hun thuis verlieten om zich in het klooster aan Jezus toe te
wijden.
Ze beminden Jezus meer dan hun vader en moeder, werd er wel eens
gezegd.
Maar ik denk dan bij mezelf: sorry hoor, maar daar geloof ik niets van.
Ik ben zelf ook kloosterling, ik was twaalf toen ik naar het seminarie
ging,
maar de reden was toen en ook later beslist niet dat ik meer van Jezus
hield dan van mijn ouders.
Je mag en je kunt geen tegenstelling maken tussen liefde voor ouders en
familie en liefde voor Jezus:
die twee vormen van liefde staan elkaar helemaal niet in de weg:
ze kunnen en moeten heel goed samen gaan,
anders mankeert er iets, ofwel aan de ene ofwel aan de andere liefde
Anderzijds, er kunnen zich situaties voordoen waarin iemand moet kiezen
voor wat zijn ouders willen of voor wat Jezus wil. Het is natuurlijk
heel pijnlijk als iemand die keuze moet maken.
In de begintijd van het christendom had deze tekst soms wel zin:
het kon gebeuren dat kinderen christen werden
terwijl hun ouders nog heidenen waren.
En dat kon wel eens conflicten geven. Dan moest er gekozen worden.
De werkelijkheid kon dan wel eens zijn: hoezeer ik ook van mijn ouders
houd,
ik kies toch voor de weg van Jezus, ook al zijn ze het daar niet mee
eens.
Iets soortgelijks kan in speciale situaties nog steeds wel eens
gebeuren.
Ik heb ooit een verhaal gelezen over een maffiabaas uit Zuid-Italië.
Die had maar één zoon en zijn vader zag hem als zijn opvolger
en bereidde hem voor op zijn taak als leider van de maffiaclan.
Maar in de jaren van zijn middelbare school had de zoon
veel contact met de godsdienstleraar van zijn school,
en mede door diens invloed ging hij geleidelijk steeds meer zien dat de
uitbuiting en afpersing waardoor zijn vader zich verrijkte,
totaal onchristelijk was, en ronduit slecht.
Dat leidde uiteindelijk tot een knallende ruzie tussen vader en zoon,
omdat de laatste pertinent weigerde mee te doen aan de maffiapraktijken
van zijn vader.
Dat soort extreme situaties zullen wij wel niet tegenkomen.
Toch kunnen ook wij voor een keuze komen te staan,
een keuze tussen wat gewoon is, wat men gewoon vindt,
of wat ik zelf gewoon en plezierig vind en de weg die Jezus wijst.
Kiezen voor Jezus is wezenlijk kiezen voor medemensen: kiezen voor de
zwakken en gekwetsten, voor mensen in nood.
Kiezen voor Jezus is kiezen voor gastvrijheid, zoals de tweede helft
van de evangelietekst van vandaag aangeeft:
open staan voor mensen, luisteren naar wat ze te zeggen hebben,
open staan voor de mogelijkheden die we krijgen
om een ander op te vangen, te ondersteunen.
Dat kan soms kiezen zijn tussen een vrije avond voor jezelf
of een bezoek aan iemand die eenzaam is.
Het kan kiezen zijn tussen een vakantie in het buitenland
of thuis blijven om te zorgen voor een gebrekkige vader of moeder.
Het kan kiezen zijn tussen meer geld verdienen en minder thuis zijn
of minder verdienen en meer thuis bij de kinderen kunnen zijn.
En heel vaak is het kiezen voor jezelf of kiezen voor de ander.
En die pragmatische vraag van onze tijd: wat krijg ik ervoor terug,
wat verdien ik ermee? Vroeger zouden we misschien zeggen: je verdient
er de hemel mee.
Je verdient er in elk geval geen geld mee, vaak juist het tegendeel:
het kost je wat.
Als je alleen aandacht hebt voor de medemens om er financieel en
materieel beter van te worden,
dan ben je een ongelukkige mens.
En toch zal ieder die op de een of andere manier veel doet voor
medemensen het met me eens zijn: je krijgt er bijna altijd heel veel
voor terug.
De beloning voor een stukje gastvrijheid verleend, voor dat kopje
koffie,
voor dat portie geduld, voor dat uurtje luisteren, voor die helpende
hand,
geeft meer innerlijke blijheid dan welk salaris dan ook.
Of zoals je vrijwilligers vaak hoort zeggen: ik ben blij dat ik het kan
en mag doen.
Ik weet niet wat u gedacht hebt bij de lezing van het evangelie,
maar ik had zo het gevoel van "hij kan me nog meer vertellen".
Ik ben het echt niet eens met wat daar verkondigd wordt.
De tekst bestaat uit drie delen, en zoals die tekst er staat,
klopt er niets van, tenminste niet van de twee eerste uitspraken.
Wie zijn vader of moeder meer bemint dan mij, is mij niet waardig,
wie zoon of dochter meer bemint dan mij, is mij niet waardig.
Dat vragen van mensen is onchristelijk, onmenselijk, dat kan gewoon
niet.
De band tussen ouders en kinderen is zo belangrijk, zo wezenlijk,
dat niemand daartussen kan / mag gaan staan, ook Jezus niet.
Ik kan natuurlijk wel uitzonderingen bedenken op deze regel.
Ik heb ooit het verhaal gehoord van een Italiaanse maffiabaas.
Hij had twee zonen, de een ging helemaal in het voetspoor van zijn
vader,
de ander, die op de middelbare school veel contact had gehad met een
priester,
wees de leefwijze van zijn vader af, en brak, met pijn in het hart, met
hem. Hij zei: ik wil me niet schuldig maken aan afpersing en corruptie,
ik wil niemand vermoorden omdat hij een tegenstander is.
In zo'n situatie gaan de woorden van het evangelie op,
maar het is en blijft een uitzondering, niet de regel.
In de tijd dat deze teksten uitgesproken werden door en voor de eerste
christenen,
had je soms ook zo'n uitzonderingssituatie.
In de heidense wereld van toen kon het gebeuren
dat mensen zeer tegen de zin van hun ouders christen werden.
En dan konden zij echt voor de moeilijke keuze komen te staan,
ofwel kiezen voor de leefwijze van hun ouders
ofwel kiezen voor de leefwijze die Jezus hun voorhield.
Voor die eerste christenen hadden die uitspraken soms heel veel
betekenis.
Een keuze durven maken, daar gaat het om.
Jezus kan van niemand vragen dat hij of zij meer van hem houdt
dan van ouders, kinderen, vrienden, van mensen met wie je het leven
deelt.
Ik kan we ook niet voorstellen dat hij dat bedoelt met deze woorden.
Wat hij wel vraagt is dat iedereen een duidelijke en radicale keuze
maakt.
Wie zegt dat hij met Jezus in zee wil, dat hij kiest voor zijn
levenswijze,
dan moet hij zich daar ook voor honderd per cent voor inzetten,
in extreme situaties zelfs ten kost om familie- of vriendschapsbanden.
Die oproep om te durven kiezen vinden we ook in de tweede uitspraak:
wie zijn kruis niet opneemt, is mij niet waardig,
wie zijn leven vindt zal het verliezen,
wie het verliest om mijnentwil, zal het vinden.
Als je die tekst letterlijk neemt, lijkt het een oproep tot
martelaarschap.
Het klinkt een beetje als: maak het jezelf maar moeilijk in het leven,
dan vindt je het ware geluk.
Dan kun je denken aan de martelaren die, zoals soms beschreven staat:
blij waren dat hij hun leven mochten geven voor hun geloof,
en in de tijd dat deze woorden gepreekt werden, gebeurde dat soms ook.
Dan kun je denken aan allerlei heiligen die zichzelf het leven zuur
maakten
door allerlei vaak vreemde verstervingen en boetedoeningen,
juist om gevolg te geven aan deze evangelietekst.
Als Jezus dat zo bedoeld heeft, dan valt ik beslist van mijn geloof af.
Maar volgens mij was dit helemaal niet zijn bedoeling.
Ook hier gaat het om de oproep om een keuze te durven maken
en trouw te zijn aan die keuze, ook als dat moeilijk wordt.
Zoals die oproep verwoord wordt, gaat het om een heel radicale keuze,
en dan krijg ik het ook weer een beetje benauwd,
want dan denk ik aan fundamentalistische groepen, linkse en rechtse,
die radicaal en rechtlijnig hun gekozen ideeën uitdragen en waar maken
en die soms door hun fanatieke optreden medemensen
een hoop narigheid berokkenen.
Dat soort radicalisme heeft Jezus zeker niet bedoeld.
Uit heel zijn prediking blijkt zijn zorg voor de medemens,
In allerlei toonaarden vraagt hij om openheid en gastvrijheid
voor mensen die je ontmoet, met name de zwakkeren en gekwetsten.
Mensen opnemen, profeten, zwervers, kinderen, zieken,
wie dat doet, neemt hem op, die is hem waardig, die is zijn volgeling.
Als je voor Jezus' weg kiest, moet daar de invulling liggen.
En als je de moed hebt dat ook echt te doen, ook als het best moeilijk
is,
dan kun je er toch zoveel voldoening in vinden, dat je die moeite er
graag voor over heeft.
Dat hoor je vaak van mensen die veel vrijwilligerswerk doen.
"Het is best eens zwaar, maar ik zou het voor geen geld van de wereld
willen missen."
Dat is ook de inhoud van het derde en laatste deel van het evangelie.
De praktijk bewijst het.
De afgelopen week stond er een merkwaardig bericht in de krant.
"Puber dwingt vader tot diefstal" zo luidde de kop.
Een dochter van veertien wilde per se een mp3-speler
en omdat papa daar het geld niet voor had, ging hij er maar een stelen.
Je zou kunnen bedenken dat die vader zoveel van zijn dochter hield,
dat hij alles voor haar over had, zelfs het stelen van zo'n
muziekdoosje.
Maar volgens de krant had hij het gedaan om maar van het gezeur van
zijn dochter af te zijn.
Hij werd veroordeeld tot driehonderd euro boete
en een voorwaardelijke celstraf van twee maanden.
En iedereen zal denk ik zeggen: net goed, moet je maar niet zo dom doen.
Een ander voorbeeld uit India: een vrouw wordt betrapt op het stelen
van een brood.
Voor de rechter gebracht zegt zij: mijn kinderen hadden honger en ik
had geen geld om brood te kopen. Ik kon niet anders.
De vrouw draaide voor drie maanden de bak in.
En u en ik denken dan aan die uitspraak van bisschop Muskens
die toen toentertijd veel stof deed opwaaien:
iemand die honger heeft en geen geld heeft om een brood te kopen
mag er een stelen.
Gij zult niet stelen, is een van de tien geboden.
Stelen is immers een ander benadelen, een ander schade toebrengen,
en dat kan niet geoorloofd zijn
Vaders en moeders moeten voor hun kinderen zorgen, maar dat mag niet
gaan ten koste van anderen.
En toch, het gezegde: uitzonderingen bevestigen de regel, gaat ook hier
op.
In noodsituaties kunnen er wel eens uitzonderingen zijn op deze regel.
Het probleem van onze samenleving is dat er vaak veel te gemakkelijk
gedacht wordt over die uitzonderingen,
dat men veel te vlug denkt: het mag wel niet, maar ik doe het toch
maar,
want in mijn geval ligt het toch wat anders.
Zo wordt er veel proletarisch gewinkeld, zwart gereden in de trein,
zwart gewerkt in allerlei baantjes, gesjoemeld met de belastingen, van
alles meegenomen van het werk.
En al te vaak is dan het argument: ze doen het toch allemaal.
Maar met de stroom meegaan is niet altijd de juiste weg.
Het gaat in de lezingen van vandaag over twee zaken:
over goed doen aan anderen, over gastvrijheid naar anderen toe
maar het gaat met name in het eerste deel van het evangelie
ook over keuzes durven maken, keuzes die best heel moeilijk kunnen
zijn.
De eerste woorden van het evangelie klinken ons heel ongeloofwaardig in
de oren.
Wie vader of moeder, zoon of dochter meer bemint dan mij, is mij niet
waardig.
Als je die woorden letterlijk neemt, is dat onzin,
en dergelijke onzin kan Jezus niet bedoeld hebben.
Maar er kunnen zich situaties voordoen waarin je moet kiezen:
trouw zijn aan je ouders of je kinderen, of trouw zijn aan Jezus'
boodschap,
en dan kun je de ware leerling van Jezus herkennen.
Als een vader omwille van zijn dochter gaat stelen,
iets dat niet een levensbehoefte is maar een luxe-dingetje,
dan is dat een verkeerde keus.
Als een moeder een brood steelt om haar kinderen in leven te houden,
dan kan dat voor die moeder een goede keus zijn,
even ervan uitgaande dat ze echt geen andere mogelijkheden had.
Dit is natuurlijk een heel extreem voorbeeld.
Toch komen we allemaal wel eens voor de keuze te staan
tussen goed doen aan anderen
dat is toch de voornaamste inhoud van Jezus' boodschap,
of alleen aan onszelf denken, eventueel ten koste van anderen.
We komen allemaal wel eens voor de keuze te staan tussen doen wat men
gewoon vindt, wat iedereen doet
en daarbij gaat het bijna altijd om eigen gemak en eigen voordeel,
of te kiezen voor het welzijn van anderen,
en bereid zijn daar zelf stappen voor terug te doen.
Kiezen we voor: ieder voor zich en God voor ons allen,
of zijn we bereid om in de geest van Jezus tijd en aandacht op te
brengen voor anderen
die eenzaam zijn of er wat verloren bij lopen.
Wie zo een beetje van zichzelf durft te geven,
en dus een beetje van zichzelf verliest,
die vindt het echte leven, het leven door Jezus bedoeld.