Jeremia was een profeet.
Jezus van Nazaret was een profeet.
Ieder van ons zou een profeet moeten zijn.
Maar zijn we dat ook? Durven we dat ook te zijn?
Weten we trouwens wel wat een profeet is?
Bij een profeet denken we meestal aan een soort waarzegger.
Een profeet wordt ook vaak een ziener genoemd,
iemand die dingen in de toekomst ziet.
Het is mij nog nooit gelukt, ik denk: u ook niet.
Toch heeft dingen in de toekomst zien, wel iets te maken met profeet
zijn.
Men spreekt wel eens over onheilsprofeten, Jeremia was er zo een. Dat
zijn mensen die altijd narigheid voorzien en voorspellen.
Dat vinden de meeste mensen helemaal niet leuk.
Jeremia noemde men "Ontzetting overal", geen vleiende bijnaam.
Maar zoals zoveel profeten zei hij tegen ieder die het horen wilde:
als jullie zo door gaan, dan gaat het mis, dan gebeuren er ongelukken.
Nu hoef je niet eens een profeet te zijn om dat te kunnen voorzien.
Als iemand veel en veel te veel drinkt, alcohol, dan kan een arts
zeggen:
als je zo door gaat, dan wordt je beslist ziek.
Die werkelijkheid, die toekomst, kan iedereen zien,
iedereen die het tenminste wil zien.
Je hebt tegenwoordig veel milieuactivisten, ook een soort profeten:
als we zo doorgaan met het vervuilen van ons milieu,
dan maken we de aarde onbewoonbaar voor onze kinderen.
Iedereen die het wil zien, zal dat beamen, zeker voor een groot deel.
Toch kun je niet zeggen dat een profeet iemand is die de toekomst
voorspelt.
Een profeet is een ziener, niet een die dingen in de toekomst ziet
maar een die een heel scherp oog heeft voor de werkelijkheid van nu:
hoe die is en hoe die zou moeten zijn.
Een profeet is iemand die zijn stem verheft als hij ziet
dat er dingen niet goed gaan in de situatie van nu.
En dat betekent concreet heel vaak dat hij dan zegt:
als je zo door gaat, gaat het mis. En dan komt de toekomst er pas bij
kijken.
Maar het gaat om het zien van de werkelijkheid van hier en nu.
Jezus was een profeet. Hij wilde mensen de weg wijzen naar het rijk van
God, naar een samenleving waarin ruimte was voor ieder mens.
Dat was zijn droom, zijn visie, en die probeerde hij waar te maken.
Daarom ging hij naar de zieken toe, mensen die zeker in die tijd,
een beetje buiten de gemeenschap kwamen te staan, vooral de melaatsen.
Hij bracht genezing en daarmee zei Hij tegen hen: jullie horen er bij.
Hij ging naar de tollenaars en de zondaars, de verschoppelingen van die
tijd,
voor hem hoorden die er ook bij.
Maar hij was keihard in zijn kritiek op de brave joodse priesters en
schriftgeleerden die op grond van allerlei wetjes en regeltjes mensen
buiten sloten, op mensen neer keken, hen veroordeelden.
En kritiek op de gevestigde orde is nooit welkom, toen niet en nu niet,
en zoals zoveel profeten voor hem heeft het hem de kop gekost.
Jezus was een ziener: hij zag voor zich hoe het zou moeten zijn,
hoe Gods bedoelingen met de mensen waren,
en gedragen en bezield door die inzichten sprak hij zich uit,
ook al wist hij heel goed dat zijn woorden kwaad bloed zetten
bij bepaalde personen in de hogere regionen.
Maar daar was hij niet bang voor. Maar wij vaak wel!
Wees niet bang, horen we Hem vandaag tegen zijn leerlingen zeggen,
en Hij zegt dat ook tegen ieder van ons.
Want als je zegt dat je gelooft in Jezus en in zijn boodschap, dan moet
je juist als hij ook een beetje profeet zijn, dan moet je proberen zijn
inzichten, zijn idealen de jouwe te maken.
zodat je met zijn ogen kijkt naar de werkelijkheid van nu.
Als je jezelf echt ziet als een gelovige, een christen,
dan probeer je zo te leven zoals hij ons heeft voorgehouden:
aandacht voor ieder die zorg nodig heeft,
voor ieder die in de samenleving niet mee telt,
ook als niet iedereen het met je eens is. Dan kun je het niet maken om
steeds passief aan de kant te blijven staan,
als je voor je ogen dingen ziet gebeuren die niet kunnen.
Maar de vraag is: durven we het aan om profeet in onze tijd te zijn?
Durven we het aan om de visies van Jezus de onze maken,
nemen we de moeite om er achter te komen wat die visies precies zijn?
En, nog moeilijker, durven we het aan om voor die visies uit te komen,
in onze manier van leven, in onze manier van spreken?
Jezus was een ziener, geen onheilsprofeet maar een heilsprofeet:
hij zag, of misschien moet je zeggen: hij droomde van Gods rijk op
aarde,
een rijk van vrede en liefde voor alle mensen.
Dat rijk, die situatie zal alleen werkelijkheid kunnen worden,
als wij ook profeten durven zijn.
Wees niet bang voor de mensen, zei Jezus. In de begintijd van het
christendom hadden die woorden een hele bijzondere betekenis. Het was
een moeilijke tijd voor de jonge kerk. Jezus' volgelingen werden
vervolgd, voor je geloof uitkomen had iets bedreigends.
Velen hielden zich liefst maar een beetje stilletjes op de achtergrond.
Anderen hadden de moed om er openlijk voor uit te komen, soms moesten
ze dat met de dood bekopen.
Tegen die achtergrond klonken Jezus' woorden als een indringende oproep
om toch trouw te blijven: Durf voor je overtuiging uit te komen, wees
niet bang voor de mensen, ze kunnen je wel een hoop narigheid bezorgen,
maar uiteindelijke ben je allemaal in Gods hand.
Wij leven nu in een totaal andere tijd, in een tijd van vrijheid -
blijheid,
een tijd dat iedereen zijn mening mag zeggen. Maar de vraag is wel of
we altijd onze mening durven zeggen,
of we altijd voor onze overtuiging durven uitkomen.
Ik las eens een voorbeeld die dat heel duidelijk maakt.
Een theologiestudent vertelde de volgende ervaring: Ik zat in de bus
naar huis, tegelijk met een hele groep scholieren. Op de achterbank een
stel luidruchtige lolbroeken. Bij een restaurant stapte een kelner in
die klaar was met zijn werk. Het bleek een vaste reiziger te zijn en
een bekende medepassagier. De scholieren op de achterbank begonnen
luidkeels grapjes te maken over de man die zo te horen bekend stond als
een homofiele man.
Deels geamuseerd, deels gegeneerd lieten de oudere passagiers de
grollen over zich heengaan. Opeens stond midden in de bus een meisje op
van ongeveer 17 jaar. Zij riep met scherpe stem: "Lafbekken, durven
jullie wel met z'n allen tegen die man. Je moest je schamen!" Het werd
doodstil in de bus. Ik vond haar echt moedig: die schreeuwers leken me
geen lieverdjes. Tegelijk schaamde ik me. Ik had gezwegen en ik kon
eigenlijk geen excuus bedenken waarom ik mijn hart niet had
uitgesproken."
Tot zover dit blijkbaar waar gebeurde verhaal van die theologiestudent.
Toen ik dat las, dacht ik: zou ik de moed gehad hebben om op dat moment
te protesteren? Zou ik het aangedurfd hebben om er iets van te zeggen?
Ik ben bang van niet. Ik zou gedacht hebben aan de mensen die in elkaar
geslagen zijn
omdat ze een opmerking maakten over het gedrag van anderen.
En toch, als we eerlijk trouw zouden zijn aan onze overtuigingen, dan
zouden ook wij dat moeten uitspreken.
Hebben wij de moed om altijd voor onze overtuigingen uit te komen? En
als we allemaal een gewetensonderzoek zouden houden, dan ben ik bang
dat we allemaal in ons leven wel voorbeelden vinden dat we onze mond
hielden omdat we toch bang waren voor de mensen, voor wat ze zouden
zeggen, hoe ze zouden reageren, bang om ons gezicht te verliezen, of de
sympathie van bepaalde mensen kwijt te raken.
Als er in onze omgeving negatief gesproken werd over medemensen, over
de jeugd die zogenaamd niet deugt, over de Polen die allemaal teveel
drinken,
over de buitenlanders die misbruik maken van onze sociale
voorzieningen,
over de vermeende fouten van die of die, hadden we dan de moed om er
tegenin te gaan, om ook andere kanten te belichten, om een beetje
tegenwicht te bieden aan de vaak te negatieve beeldvorming over anderen.
Er wordt tegenwoordig heel wat afgeprotesteerd en gedemonstreerd tegen
allerlei zaken die verkeerd zijn, en het is op zich goed dat mensen op
die manier voor hun overtuigingen uitkomen. En toch kun je je daarbij
een beetje verschuilen in de grote groep. Maar als je alleen staat
tegenover een of meer andersdenkenden, dan kan er moed voor nodig zijn
om toch voor je overtuigingen uit te komen.
Wees trouw aan jezelf, aan je overtuigingen, en wees niet bang voor de
mensen, wat zij ervan zeggen. Die boodschap van Jezus is ook voor ons
in deze tijd nog heel actueel.
Kleine kinderen zijn meestal heerlijk spontaan,
ze zeggen gewoon wat in hun hoofd opkomt.
Als kinderen groter worden, zeg maar groep acht,
dan raakt die spontaniteit meestal wat op de achtergrond,
dan denken ze al gauw: wat zullen de anderen daar wel van vinden.
Dan zijn ze bang dat ze in de groep uitgelachen worden
of dat de groep het maar dom of gek vindt.
Dan groeit er een soort kuddegeest, meedoen met de anderen, niet willen
opvallen door dingen anders te doen.
Als iedereen een bepaald merk schoenen draagt,
dan wil je ook dat merk dragen, anders ben je bang dat je uit de toon
valt.
Ook volwassenen hebben vaak last van dat soort kuddegeest.
Ook die zijn vaak bang voor het commentaar van anderen,
ook die willen liever niet opvallen in de gemeenschap.
De heersende mode en wat men gewoon vindt
vormen voor velen de belangrijkste leidraad in het leven.
Ze hebben niet de moed om tegen de stroom in te gaan,
ook al zouden ze dat in hun hart eigenlijk wel willen.
Maar het is veiliger om maar met de grote hoop mee te doen.
Wees niet bang voor de mensen, zo luidt de eerste regel van het
evangelie van vandaag.
Wees niet bang voor de mensen. Dat is wel een heel dubbelzinnige
uitspraak.
Er zijn veel situaties waarin je wel bang moet zijn voor mensen,
want mensen kunnen elkaar een hoop kwaad aandoen.
Ik denk aan mensen die leven in gebieden met oorlog en geweld,
of die wethouders en ambtenaren in Almelo afgelopen week,
die uren lang gegijzeld werden door iemand die door het lint gegaan
was,
of dat echtpaar dat 's nachts in hun eigen huis overvallen werd.
Jammer genoeg zijn er in de wereld en ook in onze eigen samenleving
situaties waarin mensen terecht bang zijn voor medemensen.
En dan zijn er natuurlijk ook nog natuurverschijnselen die angstwekkend
zijn,
aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen.
En als iemand al dan niet plotseling met ernstige ziekte geconfronteerd
wordt,
dan kan dat ook heel angstig zijn, voor de persoon zelf en zijn
omgeving.
Bang zijn is een heel menselijke trek. Een mens die nooit eens bang is,
daar mankeert iets aan.
Natuurlijk hoopt iedereen dat grote angsten hem of haar bespaard
blijven.
En voor kinderen hoopt iedereen dat zij kunnen opgroeien
in veiligheid en geborgenheid, dat zij nooit bang hoeven zijn voor
andere mensen.
Er wordt gemakkelijk gezegd, ook tegen kinderen: wees maar niet bang,
maar dat heeft alleen zin als iemand hen vasthoudt
en zijn beschermende armen om hen heenslaat.
Een kind dat ergens bang van is,en dat kan van alles zijn,
vlucht in de armen van zijn vader en moeder.
Als die hem vasthouden, valt de angst weg.
Wees niet bang voor de mensen, zegt Jezus en hier bedoelt hij dat je
trouw moet zijn aan je overtuigingen
en je niet moet laten beïnvloeden door wat anderen denken en zeggen,
Niet bang zijn voor de reacties van mensen in je omgeving,
maar eerlijk de weg gaan die je als de juiste weg ziet,
ook als je onbegrip en tegenwerking ondervindt.
In de begintijd van het christendom werden Jezus' leerlingen op veel
plaatsen vervolgd en moesten ze hun geloof soms met de dood bekopen.
Dat waren toen bange tijden voor veel gelovigen.
Maar Jezus roept hen op om zich niet door angsten te overmannen
want God houdt hen vast en in zijn handen zijn ze veilig.
Ik denk eerlijk gezegd dat wij in onze tijd dat gevoel niet zo zullen
hebben.
Ons veilig voelen in Gods handen en daarom niet bang zijn
om tegen de stroom in te gaan als dat nodig is, is denk ik niet onze
sterkste kant.
Voor ons gevoel is God toch te ver weg om ons vast te houden,
om ons dat gevoel van geborgenheid te geven zoals een kind dat vindt in
de armen van zijn vader en moeder.
Toch kan ons geloof in Gods nabijheid een bron van kracht zijn
om meer te kunnen dan we menselijkerwijs vaak denken.
Maar het is minstens even belangrijk dat wij elkaar vasthouden,
dat we elkaar ondersteunen in onze overtuigingen,
dat we bij elkaar veiligheid en geborgenheid vinden.
Er wordt wel eens gezegd: God helpt degenen die zichzelf helpen.
Ik zou willen zeggen: God helpt waar mensen elkaar helpen en bijstaan.
Waar dat gebeurt hoef je niet bang te zijn.