In het jaar des Heren 1999 kwam Jezus terug op aarde
en hij maakte een grote rondreis over de wereld.
Bij het zien van de massa's mensen werd hij door medelijden bewogen,
omdat ze als schapen zonder herder door het leven doolden,
doelloos. verdoofd, opgejaagd, verzwakt, bedreigd.
Toen zei Jezus tegen ieder die het horen wilde, en dat waren er maar
weinigen:
er is nog veel werk aan de winkel, maar arbeiders zijn er weinig.
Ik heb mensen nodig die herders en mensenredders willen zijn,
die wat over hebben voor hun medemensen.
Hij keek eens rond in de kerken die zijn naam droegen,
maar de oogst was mager: velen hadden het te druk met zichzelf,
anderen keken alleen maar nauwlettend toe
of alles wel precies volgens het boekje gedaan werd,
hun boekje, hun interpretatie van het evangelie,
weer anderen keken ongeïnteresseerd de andere kant op.
Maar na wat zoeken vond hij toch 12 mensen
om zijn boodschap uit te dragen: 6 mannen en 6 vrouwen.
Hij gaf hun de opdracht:
drijf uit de geest van oppervlakkigheid en onverschilligheid,
genees hen die lijden aan de ziekte van egoïsme, van haat en nijd.
En dit waren de namen van de 12 nieuwe apostelen die Jezus riep:
Piet, een man die al jarenlang vrijwilligerswerk deed in een
verpleeghuis,
zijn zus Andrea, die actief was in de Zonnebloem,
Jackie en Johnny, twee broers die een varkens bedrijf gehad hadden
maar die net failliet gegaan waren, ze waren actief in de boerenbond,
Filip en Berta, ze zaten allebei in een kerkkoor,
Tom die wegwerker was en Thea die bij de belastingdienst werkte,
Jacqueline van Gradus die verpleegster was in het ziekenhuis,
Tiny en Simone, twee studenten die actief waren voor Green Peace,
en Joris, maar die zou al gauw afhaken omdat hij het niet meer zag
zitten.
En Jezus gaf hun de opdracht:
verbeter de wereld, maar begin in je eigen omgeving.
Ga niet naar het buitenland, maak geen verre reizen,
ga aan de slag in de plaats waar je woont en werkt,
en overal waar je komt moet je zeggen:
Het kan anders, het kan beter, een beetje hemel op aarde dat kan!
Breng genezing aan mensen die ziek zijn van eenzaamheid en verdriet,
wek op degenen die levend dood zijn door apathie en onverschilligheid,
geef weer leven aan hen die als melaatsen behandeld worden,
drijf het kwaad van de kortzichtigheid uit.
Denk erom: alles wat je hebt en bent, het is een gave,
je hebt het voor niets ontvangen, je moet het ook voor niets delen met
anderen.
Ik ben natuurlijk een beetje veel aan het fantaseren
naar aanleiding van de evangelielezing van deze zondag,
maar ik doe dat uiteraard met een bepaalde bedoeling
en misschien hebt u die bedoeling al wel een beetje begrepen.
Jezus riep zijn apostelen: hij riep geen priesters,
geen wet- en schriftgeleerden die er volop rondliepen
nee, hij riep een stel gewone mensen,
vissers, buitenlui en een verdwaalde belastingambtenaar,
en die gewone mensen zond hij uit om zijn boodschap uit te dragen.
Dat het maar gewone mensen waren zoals wij, dat vergeten we te vaak.
In de loop der geschiedenis zijn die 12 apostelen apart gezet
op een heel hoog voetstuk, ver boven de gewone mensen.
En de opvolgers van de apostelen, de bisschoppen,
ook die staan dikwijls op een heel hoog voetstuk,
en je moet een geleerde zijn om bisschop te worden,
Maar ze spreken vaak een taal die gewone mensen niet meer verstaan.
Maar wij gewone mensen vergeten te vaak dat ook wij geroepen zijn
om Jezus' boodschap handen en voeten te geven.
We hoeven niet te gaan preken of zoiets,
maar in ons doen en laten moet wel zichtbaar worden
dat wij ons laten inspireren door Jezus en zijn evangelie.
Wij moeten in het leven van alledag zorg dragen voor elkaar, voor de
zwakken, de kwetsbaren, de eenzamen,
voor ieder die het leven niet op eigen kracht aan kan.
Wij zijn gezonden om juist als de eerste apostelen toen
te getuigen van Jezus' boodschap.
En als we zien dat deze boodschap steeds minder mensen echt aanspreekt,
dan moeten we niet te gauw de bisschoppen daarvan de schuld geven,
maar eerst naar onszelf kijken: of wij wel trouw zijn aan onze roeping,
of wij wel op een inspirerende manier door het leven gaan.
Ik wil met u even een beetje dromen, soms is dat goed.
Stel u voor: we leven in het jaar 2010.
Het parochiebestuur van Overloon is weer eens op zoek naar een nieuwe
pastoor.
In ons Eigen Erf wordt een advertentie geplaatst:
wie is bereid pastoor te worden van onze parochie.
Zoals wel vaker bij die algemene oproepen: niemand reageert.
In een vergadering wordt er door het parochiebestuur eens gekeken wie
een geschikte kandidaat zou zijn.
Iedereen vindt dat Mientje Leek een goede pastoor zou kunnen zijn.
Haar man werkt bij de spoorwegen en de kinderen zijn al de deur uit.
Zijzelf is al vele jaren actief op verschillende terreinen
en ze heeft ook meerdere cursussen gevolgd in liturgie en pastoraat.
Als het parochiebestuur bij Mientje komt, stribbelt zij eerst wel
tegen,
maar als ze haar overtuigd hebben dat ze heel veel hulp zal krijgen van
andere parochianen, stemt ze toe.
Het parochiebestuur schrijft een brief naar de bisschop
met het verzoek Mientje te wijden als pastoor van Overloon.
En, na een gesprek met Mientje, is de bisschop bereid haar te wijden
want de wetten in de kerk die vrouwen verboden priester te worden
zijn een jaar tevoren door de nieuwe paus afgeschaft.
En zo gebeurt het dat in 2010 Overloon zijn eerste vrouwelijke pastoor
krijgt
en de parochianen zijn heel gelukkig met haar.
Dromen zijn bedrog, zegt men wel,
maar deze droom zou best eens uit kunnen komen.
Op het ogenblik houdt de leiding van de Kerk nog krampachtig vast
aan de traditie dat alleen mannen priester gewijd kunnen worden.
In de Rooms-katholieke kerk kunnen bovendien alleen ongehuwde mannen
gewijd worden.
In de oosterse kerken kunnen priesters wel gehuwd zijn.
In de Anglikaanse kerken kunnen ook vrouwen priester en bisschop
worden.
Maar de paus en veel bisschoppen zijn hier nog fel tegen.
Ze zeggen dat het beslist bij goddelijk recht niet kan maar
overtuigende argumenten hebben ze eigenlijk niet.
Meestal wordt verwezen naar het evangelie van vandaag:
Jezus koos twaalf mannen als zijn apostelen en geen vrouwen.
En dus wilde Jezus geen vrouwen als priesters en bisschoppen,
zegt men dan. Maar die conclusie gaat wel erg kort door de bocht.
De joodse samenleving van toen was een mannenwereld,
de vrouw hoorde in de keuken thuis en kon geen officiële functies
vervullen. En dus is het vanzelfsprekend dat in die situatie Jezus
alleen mannen kiest,
maar het is niet terecht om daaraan de conclusie te verbinden
dat Jezus principieel vrouwen afwijst als apostelen, als priesters.
Als Jezus in onze tijd geleefd zou hebben, in onze cultuur,
dan had hij vast ook vrouwen als apostelen uitgekozen.
Het gaat hem om herders voor de schapen,
mensen die zorg dragen voor hen die het moeilijk hebben, die verloren
lopen.
En vrouwen kunnen dat even goed, misschien nog wel beter dan mannen.
Als je trouwens kijkt naar dat groepje mannen dat Jezus geroepen heeft
dan moet je zeggen dat het maar van bedenkelijke kwaliteit is.
Ruwe ongeletterde vissers, een tollenaar met een slechte naam,
een Petrus die hem verloochenen zal, een Judas die hem verraden zal.
Volgens de maatstaven van de bisschoppen nu: echt geen geschikte
kandidaten.
Van Petrus is bovendien bekend dat hij getrouwd was
en het zou een wonder wezen als al die anderen celibatair waren.
Echt geen elitegroep met een uitgebreide theologische opleiding.
En toch: zij zijn de eerste helpers, het fundament van zijn Kerk,
zij zijn de eerste bisschoppen, de eerste pastoors, de eerste herders
in de geloofsgemeenschap.
We kunnen wel dromen dat gehuwde mannen en vrouwen priester kunnen
zijn,
maar in 2005 is de werkelijkheid nog lang niet zover.
En de Kerk van nu ziet zich geconfronteerd met grote problemen.
Dan kun je denken aan het feit dat steeds minder mensen zich
aangesproken voelen door die Kerk
Dan kun je denken aan al die seksschandalen in Amerika,
die zijn ook een gevolg van het krampachtige beleid van de Kerk.
Dan moet je denken aan het schaarse aantal priesters dat er is:
ze dreigen overwerkt te raken door de hoge werkdruk,
of ze raken gefrustreerd doordat ze niet meer kunnen doen wat ze als
herders in de gemeenschap zouden willen doen.
Dan kun je ook denken aan al de gemeenschappen waar parochianen hun
uiterste best doen om, zonder eigen pastor, alles draaiende te houden.
Op zich is het natuurlijk iets goeds dat de parochianen zelf
verantwoordelijkheid gaan dragen voor het reilen en zeilen in hun
parochie.
En het is goed dat men gaat beseffen dat een parochiegemeenschap
niet alleen om de sacramenten draait.
Anderzijds: de parochianen hebben er ook recht op
dat ze samen de sacramenten kunnen vieren,
en daar zijn priesters voor nodig, mannen of vrouwen, gehuwd of
ongehuwd,
maar mensen die namens de gemeenschap voorgaan.
Die komen er echter alleen als er veel verandert in het officiële
kerkelijke denken.
Het evangelie vertelt ons dat Jezus rondtrok in zijn vaderland.
Hij zag de mensen bezig met hun dagelijkse beslommeringen
en, zo zegt de tekst, hij werd door medelijden bewogen.
Hij vond dat ze als schapen zonder herder waren, schapen die afgetobd
neerlagen.
En hij verzuchtte: er moet zoveel gedaan worden
maar er zijn zo weinig arbeiders. Ik heb helpers nodig om hier wat aan
te doen, dacht hij.
En hij riep een aantal arbeiders voor het werk in zijn wijngaard.
Een stel vissers, die niet konden lezen of schrijven,
een tollenaar, die goed kon rekenen maar wel in zijn eigen voordeel,
en nog een aantal mensen van wie we geen achtergrond kennen.
Hun gaf hij de taak om herder, hoeder van medemensen te zijn,
Zij werden in die beginjaren de voornaamste arbeiders in de Kerk van
Jezus.
Veronderstel: Jezus zou in deze tijd terugkomen
en hij zou rondtrekken door de Kerk van Nederland.
En hij ziet de situaties in de parochies,
hij ziet de verdwaalde schapen, de zoekende schapen,
de twijfelende schapen, de zwarte en de witte schapen,
en weer wordt hij door medelijden bewogen.
Er moet zoveel gebeuren in zijn Kerk maar er zijn te weinig arbeiders,
te weinig herders.
En weer gaat hij op zoek naar arbeiders voor zijn wijngaard.
Hij ontmoet Janus, ongetrouwd, 55 jaar, actief in de
gebedsvieringengroep en in de avondwakegroep.
Jezus vindt hem zeer geschikt om herder te zijn in zijn Kerk.
Maar de bisschoppen zeggen: Dat kan niet,
de man heeft geen theologie gestudeerd, dus kan hij niet gewijd worden.
En bedroefd ging Jezus verder.
Hij kwam Willem tegen, getrouwd en twee kinderen. Hij was actief in het
kerkbestuur en de pastoraatsgroep,
en had ook de pastorale toerustingscursus gevolgd.
Jezus denkt: hij zou een uitstekende herder zijn.
Maar de bisschoppen zeggen: Dat kan helemaal niet,
getrouwde mannen kunnen geen priester worden.
Bedroefd om zoveel kortzichtigheid ging Jezus verder zoeken.
Hij kwam Maria tegen, een enthousiaste jonge vrouw,
volop actief in de parochie in diverse werkgroepen.
Ze had zelfs een paar jaar theologie gestudeerd.
Jezus denkt: zij zou een ideale pastor zijn in mijn Kerk.
Maar de bisschoppen gooien het idee heel ver van zich af.
Onmogelijk, zeggen ze. Vrouwen kunnen per definitie niet gewijd worden.
En Jezus is diep bedroefd dat de leiding van zijn kerk zo verkrampt is.
Hij was 20 eeuwen geleden toch ook gewoon begonnen
met een stel mensen die geen enkele intellectuele bagage bij zich
hadden
maar zich wel aangesproken voelden door zijn boodschap
en zich enthousiast ervoor ingezet hadden.
En Jezus gaat naar Janus en Willem en Maria toe en naar al die andere
mensen die actief zijn in de parochies
en zegt tegen hen: Officieel mogen jullie dan wel geen pastor, herder,
worden,
volgens het kerkelijk boekje mogen jullie geen wijding daartoe
ontvangen,
maar, alsjeblieft, probeer toch zoveel mogelijk werk te verrichten in
mijn Kerk.
Hoe minder mensen priester kunnen worden vanwege de regels,
hoe minder mannen zich geroepen voelen om volgens de huidige regels
gewijd te worden,
des te meer ligt de verantwoordelijkheid voor mijn kerk bij jullie.
Een parochie kan wel zonder priester, hoezeer dat ook een verarming is,
maar ze kan niet zonder enthousiaste mensen die de kar trekken.
Ze kan niet zonder jullie, zonder mensen die heel concreet aan het werk
zijn.
Als jullie het opgeven, dan is mijn Kerk verloren,
dan wordt mijn boodschap niet meer gehoord.
Als jullie doorzetten, als jullie aan het werk blijven,
dan heeft mijn Kerk toekomst, ook al zie je nu niet precies hoe.
Namens Jezus wil ik dit zeggen tegen ieder die actief is in onze
parochie:
ga zo door, in jullie en door jullie blijft de Kerk van Jezus
voortbestaan.
Het zijn drukke en spannende dagen voor de nationale voetbalcoaches.
Ze hebben zich al suf gepiekerd, welke spelers ze gaan selecteren,
welke opstelling en welke tactiek de beste resultaten zullen geven.
Ze moeten rekening houden met blessures en uitvallers.
Ze praten veel op de spelers in, met instructies en peptalks.
En als de wedstrijd aan de gang is, staan ze aan de zijlijn
en ligt het grote werk bij hun spelers.
Jezus van Nazaret was de zelfbenoemde coach van een speciaal team.
Zijn 12 spelers moesten straks het veld in voor het grote werk,
zij moesten ervoor zorgen dat het goede zegevierde over het kwade.
Maar ze hadden eigenlijk geen idee wat er van hen verwacht werd,
maar die coach vonden ze een boeiende figuur
en daarom wilden ze wel met hem in zee gaan.
Jezus zal zich wel eens achter de oren gekrabd hebben:
"Wat moet ik toch met dit groepje amateurs, dit allegaartje van
vissers", want vissen op een meer is toch heel wat anders dan vissen op
mensen.
Als er toen kranten geweest waren hadden die vast en zeker geschreven:
met dit team word je nooit kampioen, dit kan niets worden. Dit wordt
een fiasco.
En toch gaat Jezus met dit groepje aan de slag
en in woord en daad trainde hij hen voor het grote werk.
Ze hadden misschien wel eens gehoord van het gezegde: horen, zien en
zwijgen. Maar hij maakt hen duidelijk
dat het moet zijn: horen, zien en aan het werk gaan.
Bij het zien van de menigte werd hij door medelijden bewogen,
staat er in het evangelie van vandaag, en hij voegt eraan toe:
en daarom moet er iets gebeuren, er moeten arbeiders komen,
mensen die er wat aan gaan doen.
In die geest probeerde Jezus zijn spelers te trainen. Zijn visie is
duidelijk.
In elke gezonde samenleving is het uiterst belangrijk
dat mensen oog en oor hebben voor anderen,
met name ook voor hen die het moeilijk hebben, en die zijn er velen.
Maar ernaar kijken, ernaar luisteren is niet genoeg,
er moest ook medelijden in je opkomen, je moet je hart laten spreken,
en dat gevoel van meeleven moet handen en voeten krijgen in concrete
daden.
En juist zoals er in de voetballerij oefenwedstrijden gespeeld worden,
zo stuurt Jezus ook zijn team eropuit om het geleerde in praktijk te
brengen.
Het grote werk komt pas later, als hun coach er niet meer is,
en ze echt op eigen kracht aan de slag moeten.
Zijn laatste instructies zijn: denk eraan, je moet zeggen dat het
koninkrijk der hemelen nabij is.
En dat moet je zichtbaar maken door zieken te genezen, doden op te
wekken,
melaatsen te reinigen en duivels uit te drijven.
Ik kan me niet voorstellen dat je dat letterlijk moet verstaan.
Dat lijkt me wat te hoog gegrepen voor dat groepje amateurs.
Maar het geeft wel aan waar het omgaat in dat koninkrijk der hemelen:
dat ze aan het werk moeten voor zieken,
voor mensen die het moeilijk hebben op welke manier ook.
En je kunt op heel veel manieren zorg en aandacht hebben
voor mensen die zware tijden beleven. Het gaat erom dat je er wat aan
doet, als kun je maar een heel klein beetje. Dat is het grote werk waar
Jezus zijn vrienden voor getraind heeft.
En dat werk is nooit af, gaat altijd door.
Een voetbalwedstrijd is 2 keer 45 minuten, en soms wat verlenging,
en dan zijn alle spelers meestal bekaf van al dat heen en weer gehol.
Maar als ze de wedstrijd gewonnen hebben, en zeker als ze de beker
binnengehaald hebben, kampioen geworden zijn,
dan is alle vermoeidheid meteen vergeten.
Wij zijn allemaal spelers in het team van Jezus van Nazaret.
Als we in hem geloven, als we ons door hem willen laten coachen,
dan moeten we ook zijn wedstrijd spelen in het leven:
en we samen met elkaar doen wat hij ons opgedragen heeft:
werken voor hen die het moeilijk hebben, ieder op zijn eigen manier,
ieder op zijn eigen plaats in het veld, maar wel samen als team,
als parochie, als kerkgemeenschap.
En deze wedstrijd tegen het kwaad in de wereld kent geen tijdslimiet:
die gaat altijd door en is een soort estafette race:
elke generatie gelovigen geeft het stokje weer door aan de volgende.
We kunnen wel eens moe worden van het steeds weer proberen,
maar ook al kun je maar één mens helpen in je leven,
dan heb je gescoord, dan is je inzet de moeite waar.
En vergeet niet: onze coach staat aan de zijlijn, of beter: hij staat
in ons hart en blijft ons bemoedigen,
als we tenminste willen luisteren.