Veronderstel: er zou een wedstrijd gehouden worden met de vraag:
wie lijkt in deze tijd met meest op Jezus van Nazaret,
in zijn manier van leven, in zijn manier van handelen en spreken?
Die vraag is natuurlijk niet echt te beantwoorden
maar het zou mij niets verwonderen als dominee Visser uit Rotterdam als
winnaar uit de bus zou komen.
Dominee Visser is een bekende en ook heel controversiële figuur
die nogal eens de krant haalt met zijn vrij radicale acties en
uitspraken.
Zijn kerk is een toevluchtsoord voor prostituees, druggebruikers,
illegalen en anderen die aan de rand van de samenleving staan,
mensen waar de meeste brave burgers de neus voor ophalen.
En als je de evangelieverhalen leest, zoals de tekst van vandaag
dan was Jezus van Nazaret in zijn tijd precies zo'n zelfde figuur.
Hij trok zich niets aan van wat anderen fatsoenlijk en gepast vonden.
Hij was vaak in gezelschap van zondaars en tollenaars
en dat waren in die tijd lieden waar je als fatsoenlijk mens beslist
geen omgang mee wilde hebben.
En de brave farizeeërs spraken er dan ook schande van
dat Jezus zich inliet met dat soort mensen.
Soortgelijke situaties kom je in alle tijden tegen, ook nu.
In het evangelieverhaal hoorden we hoe Jezus reageerde op de
opmerkingen van de Farizeeën en hij zegt enkele behartigenswaardige
dingen, ook voor ons.
"Niet de gezonden maar de zieken hebben een dokter nodig."
Bij het lezen van die woorden zat ik me af te vragen:
wie zou hij hier eigenlijk bedoelen?
Wie zijn hier in zijn ogen eigenlijk de zieken. De tollenaars en
zondaars?
Of die Farizeeën, die brave burgers, die fatsoensrakkers, die zo
overtuigd waren van eigen gerechtigheid,
dat ze het recht meenden te hebben te mogen oordelen over anderen?
En als je dit vertaalt naar onze tijd:
Wie zijn eigenlijk de meest verziekte mensen: zij die door welke
omstandigheden dan ook in de goot terecht gekomen zijn,
heroïnehoertjes, drugsverslaafden, kleine criminelen,
of de mensen die er in een grote boog omheen lopen
en alsmaar roepen dat de politie strenger moet optreden
en dat ze uit de samenleving gebannen moeten worden.
We moeten natuurlijk wel even dit bedenken: het feit dat Jezus omgang
had met zondaars en tollenaars
betekent niet dat hij hun gedrag goedkeurde
maar wel dat hij ze ziet als mensen die geholpen moeten worden
om weer op het juiste pad te komen.
"Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars." zei
hij.
In die woorden proef ik een stukje sarcasme:
voor jullie brave Farizeeën heb ik geen taak,
ik ben geneigd om dat te vertalen met: met jullie kan ik toch niets
beginnen,
maar m.b.t. de zondaars heb ik wel een taak: namelijk ze geestelijk
weer gezond te maken.
"Gaat heen en leert wat het zeggen wil: ik wil liever barmhartigheid
dan offers."
Heel de joodse samenleving van toen werd beheerst door groot aantal
regeltjes en wetten.
Wilde je God behagen dan waren er allerlei offers voorgeschreven.
Als je dat maar goed deed, dan zat je goed met God.
Maar Jezus haalt daar een streep doorheen:
Nee, zegt hij, God kun je niet behagen alleen met offers maar wel met
een welwillende houding naar je medemensen toe.
Vroeger en misschien hier en daar nog wel, had je in de katholieke kerk
ook zoiets:
als je maar elke zondag naar de kerk ging en op zijn tijd ging
biechten,
dan zat je goed met God, en hoe je oordeelde over je medemensen, hoe je
ze behandelde was dan niet zo belangrijk.
Maar Jezus vindt dat duidelijk geen goede levenshouding.
Je hart laten spreken in de taal van liefde en barmhartigheid,
een taal van respect en verdraagzaamheid jegens anderen,
juist ook de mindere goden in de samenleving,
dat was Jezus' levenshouding en die vraagt hij ook van ons.
Veronderstel: in het jaar 2005 kwam Jezus terug naar de aarde.
Hij was van plan om een nieuw begin te maken.
2000 Jaar geleden had hij nooit gedacht aan een grote kerkorganisatie
met stapels waarheden en voorschriften.
Toen had hij nooit gedacht aan bisschoppen met hoge petten op,
en nooit gedacht aan al die grote kerkgebouwen die hij nu overal zag.
Als in de kerk de officiële geloofsbelijdenis gebeden werd, dacht hij:
waar hebben ze het toch over.
Toen, 20 eeuwen geleden, dacht hij aan een beweging van mensen
die zorg en aandacht voor elkaar zouden hebben.
Nu zag hij op veel plaatsen kerkgemeenschappen
waar geen beweging meer in zat.
"Ik ga nog eens opnieuw beginnen," dacht hij.
En juist als toen ging hij op zoek naar helpers, want alleen krijg je
niets van de grond.
En Jezus trok door het hele land om medewerkers te zoeken.
In de Pijp van Amsterdam kwam hij een wijkagent tegen,
die veel deed om de verloedering van de wijk tegen te houden
en zich inzette voor een goede verstandhouding tussen de allochtone en
de autochtone bevolking.
Hij was niet gelovig, d.w.z. hij geloofde niet in de God die in de kerk
gepreekt werd, maar hij geloofde wel in het ideaal van een goede
samenleving.
Jezus ging naar hem toe en zei: kom volg mij.
In de Schildersbuurt in Den Haag kwam hij twee zussen tegen die met
zijn tweeën een viswinkel hadden.
Ze besteden ook heel veel tijd aan het leefbaar houden van de wijk,
ze waren actief in het jongerenwerk. Ze waren lid van de Jonge
Socialisten.
Jezus ging naar hen toe en zei: kom volg mij.
In Rotterdam zag hij een dominee veel tijd en aandacht besteden
aan drugsverslaafden en prostituees.
Vaak ving hij hen op in zijn kerk. Dat leverde hem soms veel kritiek
op.
Maar hij vond dat mensen die in de goot terecht gekomen waren,
toch recht hadden op een stuk menselijkheid.
Jezus ging naar hem toe en zei: Kom volg mij.
In de Bijlmer trof hij Maria, een struise Surinaamse,
zij was de drijvende kracht van het buurthuis.
Zij kreeg het klaar dat Surinaamse jongeren er graag kwamen,
maar ook de Antilliaanse en Marokkaanse jongeren,
Kaapverdianen en Kenianen: Ze voelden zich er allemaal thuis.
Jezus ging naar haar toe en zei: kom volg mij.
En zo riep hij links en rechts nog meer helpers.
Behoudende katholieken zeiden: dat kan nooit wat worden.
En de bisschoppen zeiden: dit is tegen de regels: vrouwen kunnen
helemaal geen apostel worden.
Ik ben natuurlijk een beetje aan het fantaseren, een beetje erg,
Ik zal er nooit een kerkelijke goedkeuring voor krijgen
en toch denk ik dat ik met mijn fantaseren heel dicht bij Jezus' ideeën
zit.
Toen hij in zijn tijd een tollenaar riep om hem te volgen,
was dat in de samenleving van toen heel revolutionair.
Men sprak er dan ook schande van. Dat was onaanvaardbaar.
En wat Jezus toen zei: Ik wil liever barmhartigheid dan offers,
dat woord gaat nog steeds op.
Het gaat hem om een houding van begaan zijn met de medemens,
hart hebben vooral voor hen die het moeilijk hebben
of door allerlei redenen in het verdomhoekje zijn gezet.
Ik geloof niet dat hij zo geïnteresseerd is in die grote kerkelijke
organisatie
met zijn baas boven baas, met al zijn voorschriften en waarheden.
Die kerkelijke organisatie zie je inboeten aan invloed.
Maar links en rechts zie je overal nog mensen die actief bezig zijn
voor de gemeenschap,
soms in kerkelijk verband, vaker nog erbuiten.
Maar in al die mensen ziet Jezus zijn beweging verder gaan.
En of ze katholiek zijn of protestant, moslim of hindoe,
dat kan hem niets schelen, als ze hun hart maar laten spreken,
zoals hij dat in zijn aardse leven gedaan had.
Dat zijn zijn helpers. Horen wij daar ook bij?
In mijn jeugd kwam je hier en daar nog een tolboom tegen, een
letterlijke tolboom wel te verstaan.
Daar moest je tol betalen, dan ging de tolboom omhoog en kon je verder.
Tegenwoordig heb je ook nog tolwegen waar je betalen moet om verder te
mogen.
In het evangelie gaat het om een tollenaar in zijn tolhuis.
Of daar ook een tolboom was, is niet bekend, maar je moest wel betalen
om verder te mogen.
Of Jezus ook tol betalen moest om verder te kunnen, staat er niet bij,
wel dat hij a.h.w. de rollen omdraaide en tegen de tollenaar zei:
kom met mij mee, ik doe voor jou de tolboom omhoog
zodat je op weg kunt gaan naar een nieuwe toekomst.,
Blijf niet langer als een gevangene in je tolhuis zitten, maar ga met
mij mee.
En die Matteüs was zo gek om dat ook daadwerkelijk te doen.
Een normaal mens zou er niet over piekeren
om zomaar met zo'n prediker in zee te gaan.
Als tollenaar was je bedje gespreid, je kon je een weelderig en luxueus
leven veroorloven.
Oké, de gewone mensen hadden een hekel aan je:
je was immers in dienst van de Romeinse bezetters
maar je kon in die functie heel goed voor je eigen portemonnee zorgen.
Bovendien had je collega's en vrienden
met wie je regelmatig een feestmaal kon houden.
Dan moet je wel stapelgek zijn om al die zekerheden achter je te laten
en een heel onzekere toekomst tegemoet te gaan.
Je kunt je ook haast niet voorstellen dat die Matteüs van het ene
moment op het andere heel zijn leven omgooit.
Maar op de een of andere manier moet hij onder de indruk zijn geweest
van Jezus en zijn boodschap, anders had hij die stap niet kunnen maken.
Maar zijn collega's en vrienden hebben hem vast voor gek verklaard.
Ook Jezus werd erop aangesproken. Als rechtgeaarde jood hoorde je geen
omgang te hebben met tollenaars en dat soort volk. Hij moest zich
schamen.
Dan zegt Jezus die oude bijbelse woorden:
Ik wil liever barmhartigheid dan offers.
Daar ligt de nieuwe wereld waar Jezus met zijn leerlingen naartoe wil:
een wereld waarin barmhartigheid en hartelijke zorg voor de medemens
belangrijker zijn dan regels en godsdienstige gebruiken en tradities.
De joodse priesters zaten erg vast aan regels en tradities
maar barmhartigheid was niet hun sterkste kant.
Nu hadden ook de tollenaars meestal weinig ruimte voor barmhartigheid:
het waren eerder harde en soms meedogenloze zakenlieden.
Maar Matteüs had blijkbaar zijn hart toch op de goede plek zitten,
misschien had hij de leegte van zijn bestaan gevoeld
en Jezus gaf hem de kans er een nieuwe invulling aan te geven.
Ook in onze tijd zijn er wel mensen als Matteüs, mensen die op een
gegeven moment heel hun leven omgooien.
Ook nu zijn er wel zakenlui met flinke salarissen, dure auto's en grote
villa's,
die opeens alle luxe en weelde achter zich laten
en bijvoorbeeld ontwikkelingswerk gaan doen in een derde wereldland.
Iedereen verklaart ze voor gek maar die nieuwe invulling van hun leven
brengt hun heel wat meer levensgeluk dan het zakenleven.
Mensen die zo'n rigoureuze stap doen in hun leven zijn wel uitzondering.
En toch gelden ook voor ons allemaal die Bijbelse woorden:
ik heb liever barmhartigheid dan offers.
We zitten allemaal een beetje vast in ons tolhuis.
We leiden zo ons eigen leventje in redelijke welvaart,
de meesten van ons komen niets tekort.
We hebben zo onze eigen gewoontes in ons doen en laten.
We hebben ons leven wat afgeschermd met hekken en slagbomen:
en we zeggen al heel gauw: tot zover en niet verder.
Tot zover mogen anderen een beroep op ons doen, maar verder moeten ze
ons met rust laten. Ons eigen leven gaat voor.
Tot zover willen we gaan in onze aandacht en zorg voor anderen,
maar verder moeten zij het zelf maar zien. Ze moeten ons niet
overvragen.
En toch, als we in Jezus' boodschap geloven, zegt hij ook tegen ons:
kom uit je tolhuis, kom uit je hokje, en ga met mij mee,
zet die slagbomen om je heen omhoog,
laat een houding van barmhartigheid heel je leven beheersen,
laat in alle omstandigheden je hart spreken in de taal van de liefde,
ook als anderen zeggen: je bent gek dat je dit of dat doet.
Dan zul je meer levensgeluk en levensvervulling vinden dan wanneer pure
zakelijkheid, eigenbelang en eigen gemak, heel je doen en laten
beheersen.
Durven we stappen/stapjes in die richting te zetten, of zeggen we al
gauw: ik ben wel goed maar niet gek.