Gebeden op het feest van de H.
Drie-eenheid
Inleiding:
Welkom op het feest van de Heilige
Drie-eenheid.
Dit is het enige feest in het kerkelijk jaar dat rechtstreeks over God
gaat,
alle andere feesten gaan over Jezus, over Maria of andere heiligen.
De Heilige Drie-eenheid, wat moet je daaronder verstaan.
Van de heilige Augustinus, een groot geleerde rond het jaar 400,
wordt verteld dat hij eens aan het strand zat.
Heel diep dacht hij na over de heilige drie-eenheid,
maar hij kon er niet echt vat op krijgen.
Terwijl hij zo zat na te denken, werd zijn aandacht getrokken door een
jongetje
dat een kuil in het strand gegraven had en dat met emmertje water uit
de zee schepte en dat in de kuil gooide.
Het jongetje liep maar heen en weer tussen de zee en de kuil.
Augustinus zag dat een poosje aan en vroeg toen:
"Zeg, jongen, wat ben je eigenlijk aan het doen?"
"Ik ben bezig de zee in deze kuil te gieten."
"Maar, jongen, dat is toch onmogelijk, de zee is toch veel te groot
voor deze kuil."
En het jongetje zei: "En zo is God veel te groot voor jouw kleine
verstand,
Hij kan er echt niet in." Een wijze les voor een groot geleerde.
Als we over God praten moeten we vooral goed beseffen
dat we Hem nooit helemaal kunnen bevatten en begrijpen,
daar is ons verstand veel te klein voor.
Met dat in onze gedachten willen we vandaag toch even over God
nadenken.
Openingsgebed:
God, Vader en Moeder van alle mensen,
onvindbaar in de ruimte boven ons, maar te vinden in de stilte van ons
hart,
onzichtbaar in de wereld om ons heen,
maar wel te zien in mensen die door uw Geest bewogen worden,
zonder gezicht maar wel te herkennen in Jezus, de profeet van Nazaret.
Wees aanwezig in ons midden, raak ons met uw Geest,
dat wij steeds meer gaan gelijken op Jezus,
opdat anderen U kunnen herkennen in onze manier van leven. Amen
Gebed over de gaven:
God, Vader en Moeder van alle mensen,
U heet ons welkom aan uw tafel van verbondenheid,
betekend in deze maaltijd van breken en delen
zoals Jezus ons heeft voorgedaan.
Moge uw Geest ons samenbinden opdat dit teken van eenheid
ook vruchtbaar mag worden in groeiende saamhorigheid,
tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Slotgebed:
God, Vader en Moeder van alle mensen.
Een hand op onze schouders zegt meer dan duizend woorden.
Een arm om ons heen laat ons de warmte voelen van iemand die met ons
meeleeft, die om ons geeft.
Neem ons in uw armen, houd ons in uw beschermende handen,
opdat wij zinvol kunnen leven, juist in moeilijke dagen.
Laat ons uw warmte voelen in de handen van mensen om ons heen,
in de goedheid en genegenheid die zij ons geven,
vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
Wij bidden vandaag voor alle mensen die zeggen dat ze in God geloven,
terwijl dat op geen enkele manier zichtbaar wordt in hun manier van
leven.
Mogen zij zich in alles laten leiden door grote eerbied voor Gods
schepping,
door aandacht voor een goed milieu, door liefdevolle zorg voor de
medemens.
Mogen zij zo Gods gezicht zijn in de wereld van vandaag.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor die mensen die denken dat ze heel veel over God weten,
terwijl hun beeld van God vaak al te menselijk is;
voor hen die onverdraagzaam zijn in hun godsdienstige opvattingen.
Mogen zij , in de stilte van hun hart, zich open stellen voor de ware
God,
en hem zo trouw mogelijk dienen.
Mogen zij zo Gods ware gezicht laten zien in de wereld van vandaag.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor hen die zeggen dat ze niet meer in God geloven,
voor hen die menen dat zij God en godsdienst helemaal niet nodig
hebben.
Mogen zij toch in verwondering open staan voor al wat bestaat,
dat zij medemensen respecteren en een goed hart toedragen.
Mogen zij daarin Gods gezicht in mensen weer herkennen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor alle christenen, Joden en Islamieten,
dat zij in de naam van ene God die zij allen aanhangen,
wegen zoeken en vinden om hun diep geworteld wantrouwen te overwinnen.
Mogen zij leren om in vrede te leven als kinderen van een en dezelfde
God,
en moge dat zichtbaar worden voor heel de wereld.
Laat ons zingend bidden.
God, het maakt niet uit of U één, drie of tien bent,
alle menselijke begrippen schieten tekort.
Maar wees als de zon die in en door ons licht en warmte brengt
en zo zinvol leven en een menswaardige samenleving mogelijk maakt.
Zo wilt U herkenbaar zijn in miljarden menselijke gezichten,
ook in ieder van ons. Help ons trouw te zijn aan die opdracht, Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij het
Feest van de H. Drie-eenheid
God
God is een verborgen God,
groot en niet te begrijpen.
God is een mysterie,
het grootste mysterie, dat mensen kennen.
Mensen zoeken God:
Wie bent U, God? Waar bent U?
Wie ben ik? Waar ga ik naartoe?
Kan ik U vinden, God?
Helpt U mij?
Kent U mijn weg?
Mensen vertellen van hun God.
Ze hebben namen voor hun God.
Ze spreken met hun God.
Ze vereren Hem.
Ze aanbidden Hem.
Ze loven hun God.
Ze maken afbeeldingen van Hem
-sommigen niet, anderen wel.
Mensen vragen naar God.
Altijd zullen ze dat doen.
Waar is God?
Er is een antwoord:
Waar je Hem binnenlaat; daar is God.
Waar geloof is, daar is God.
Waar liefde is, daar is God.
Dietrich Steinwede;
God met de vele gezichten
Er was eens een marmeren troon
aan de poort in het oosten van een grote stad.
Op deze troon zaten duizend koningen
die blind waren aan het rechteroog,
en duizend koningen blind aan het linkeroog,
en duizend koningen met licht in beide ogen.
Allen riepen zij tot God dat Hij zich zou vertonen,
zodat zij Hem konden zien,
maar allen gingen het graf in zonder dat hun wens vervuld was.
Toen de koningen waren gestorven
kwam er een arme man, barrevoets en hongerig,
en ging op de troon zitten.
'God', fluisterde hij, 'de mensenogen kunnen het niet verdragen
regelrecht naar de zon te kijken, want zij worden verblind.
Hoe zouden zij dan, Almachtige, regelrecht naar U kunnen kijken?
Heb medelijden, Heer. Temper uw kracht, wend uw heerlijkheid naar mij
toe, opdat ik, die arm en bedroefd ben, U moge zien!'
Toen.. .werd God een stuk brood,
een beker koud water, een warme jas,
een hut, en voor de hut een vrouw, die haar kind liet drinken.
De man strekte zijn armen uit en glimlachte gelukkig. 'Dank U, Heer',
fluisterde hij,
'U hebt uzelf vernederd om mijnentwil.
U werd brood, water, een warme jas en mijn vrouwen zoon,
opdat ik U zou kunnen zien. En ik zag U.
Ik buig mij neder
en aanbid uw geliefde gedaante met de vele gezichten.'
N. Kazantzakis,
E.K. Duchatelez: God ontmoeten; Altiora, Averbode/Helmond, 1979.
Is het jouw kracht, God?
Wat is het voor kracht
die mij staande houdt
in al mijn onmacht?
Wat is het voor kracht
die mij gaande houdt
in al mijn onmacht?
Wat is dat voor kracht
die mij horen doet
in al mijn onmacht?
Wat is dat voor kracht
die mij zien doet
in al mijn onmacht?
Wat is dat voor kracht
die mij laat spreken
in al mijn onmacht?
Wat is dat voor een kracht
die mij zwijgen laat
in al mijn onmacht?
Is het jouw kracht, God?
God, ik geloof het wel!
God
Als je verdriet hebt, en iemand troost je,
dan is God bij je.
Als iemand alleen is en je gaat er naar toe,
dan gaat God met je mee.
Als iemand bang is en je beschermt hem,
dan doet God dat door jou.
God neemt de angst niet weg
als jij het niet probeert te doen.
God troost niet
als jij om iemand heen loopt.
God is geen sinterklaas,
die snel iets voor mekaar tovert.
Zegen
Mogen uw gezichten stralen van vreugde,
want God is onze Vader;
Hij is liefde.
Mogen uw handen vrede brengen,
want Gods Zoon is onze broeder;
Hij is vergeving en genezing.
Mogen uw voeten u leiden
op de weg van het leven,
want de Geest van God stuwt ons;
Hij is onze gids en reisgenoot.
Moge u zegenen de drie-ene God:
Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen.
God onze Vader
Mijn God, ik hoef niet naar de hemel te klimmen
om met U te spreken en bij U mijn vreugde te vinden.
Ik moet mijn stem niet verheffen om met U te praten.
Al fluister ik heel zacht, U hoort mij reeds,
want U bent ik mij, ik draag U in mijn hart.
Om U te zoeken heb ik geen vleugels nodig,
ik heb me enkel stil te houden, in mezelf te kijken,
me niet verwijderen van een zo hoge Gast.
Als bij mijn broeder, mijn beste vriend,
mag ik bij U vertoeven,
U zeggen wat me kwelt, U vragen mij te helpen:
ik weet dat U mijn God en Vader bent en ik uw kind.
Jij die ons niet loslaat
Jij, Ongrijpbare die we onze Vader noemen
die belooft ons niet los te laten,
als wij los moeten laten wat en wie ons dierbaar is
als alles wat zeker was onzeker is geworden,
als we in de vrije val terecht komen.
Jij, die ons niet loslaat, zie onze onzekerheid,
nu we niet meer vast kunnen houden,
nu de levensgrond onder onze voeten wegzakt.
Jij, die ons niet loslaat als wij springen moeten
in het vertrouwen dat we dan in jouw handen vallen.
GOD
Op een goede dag stapte God het ziekenhuis binnen. Hij wandelde
onopvallend over een paar afdelingen, maar stond ten slotte voor een
hoofdzuster die zich een hoedje schrok en zenuwachtig zei: 'Zeg, weet U
wel dat het nu geen bezoekuur is? Maar zeg me eens eerst; hoe moet ik u
eigenlijk aanspreken?'
'Noem mij maar Vader', zei God, en dat klonk heel vriendelijk.
'Maar mijn vader is verschrikkelijk autoritair', zei een jonge
verpleger die net voorbij kwam, 'en hij begrijpt mij helemaal niet. Ik
kan beslist niet met hem praten'.
'Tja', zei God, 'dat is vervelend. Weet je zeker dat je zelf helemaal
vrijuit gaat?... Maar, hoe dan ook, je mag ook gerust Moeder tegen me
zeggen, want zelfs al zou een moeder haar kind verloochenen, ik laat
jou nooit in de steek'.
'Mijn moeder heeft mij wel in de steek gelaten', zei een jeugdige
patiënte die in haar ochtendjas over de gang wandelde; 'ze is er met
een ander vandoor gegaan en ze hebben mij in een tehuis gestopt'.
'Onbegrijpelijk dat zoiets onder mensen voorkomt', zei God; 'en je bent
nog wel zo'n lief kind... Noem mij dan maar liefste, want ik wil alles
voor je zijn'.
'Jawel', zei een vrouw op de kamer naast de zusterspost, want ze had
alles gehoord, 'jawel, ik meende het zo, toen ik mijn man liefste
noemde, twintig jaar geleden. Maar nu snauwt hij mij af. Ik ben niet
meer dan z'n dienstmeisje en kinderjuffrouw'.
'Dan weet ik het ook niet meer'. zuchtte God, 'dan is er blijkbaar geen
mensennaam voor mij te vinden, waarmee iedereen mij zou kunnen noemen.
Aan het einde van de gang was er gerammel en een stem riep: eten'. 'Ik
moet opstappen', zei God. 'Maar u vroeg hoe u Mij moest aanspreken,
zuster. Zeg maar Vader of Moeder of Liefste of net wat uw hart u
ingeeft. U mag ook gewoon God tegen me zeggen. Het doet er niet toe,
als jullie maar proberen zoveel mogelijk waar te maken wat ik ben:
eenheid in verscheidenheid'. En weg was Hij.
<
terug naar de overweging