Gebeden op het feest van Hemelvaart
Gebed
God van hemel en aarde,
vol van hoop en twijfel staan wij voor de opdracht
om Jezus, uw gezondene, levend te houden in ons midden,
om in woord en daad zijn voorbeeld na te volgen,
en waarachtige getuigen te zijn van zijn boodschap.
Schenk ons uw Geest van wijsheid en kracht,
opdat wij staat mogen zijn uw hemel naderbij te brengen,
en uw aarde bewoonbaar te maken voor al uw mensen.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Gebed over de gaven:
God van hemel en aarde,
wij zijn hier samen rond deze tafel, rond brood en wijn,
eenvoudige spijs en drank, maar indrukwekkend in hun betekenis:
tekenen van dienende liefde en trouw, ons voorgedaan door Jezus, uw
gezondene.
Mogen ook wij hier in ons breken en delen
onze bereidheid uitspreken om ons dienstbaar te maken aan elkaar,
opdat ook wij onze bijdrage leveren aan een beetje hemel op aarde.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Slotgebed
God van hemel en aarde,
ook wij moeten weer op pad om Jezus' boodschap waar te maken,
om in zijn geest mee te werken aan een wereld
waarin geluk mogelijk is voor ieder mens.
Moge deze ontmoeting met Jezus. de levende,
ons sterken, inspireren en bemoedigen
ook samen met elkaar en voor elkaar de dingen te doen
die Hij ons heeft voorgehouden.
Dat vragen wij U voor vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
God, onze Schepper en Vader,
wij bidden om een beetje hemel voor alle mensen,
om een wat meer welvaart voor de armen in de wereld,
om brood voor allen die hongerig of ondervoed zijn,
om vrede voor allen te lijden hebben onder oorlog en geweld,
om vrijheid voor hen die onderdrukt worden.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om een beetje hemel voor alle mensen,
om een gelukkige jeugd voor alle kinderen,
om een goede toekomstmogelijkheden voor alle jongeren,
om prettig werk voor allen die zoeken naar werk,
om een zinvol bestaan voor allen die arbeidsongeschikt zijn,
om een doel in het leven voor alle zwervers.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om een beetje hemel voor alle mensen,
om echte liefde voor alle gehuwden,
om warmte en geborgenheid in alle gezinnen,
om goede zorgen voor alle bejaarden,
om fijne verpleging voor alle zieken,
om hartelijke aandacht voor alle eenzamen.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden om een beetje hemel voor alle mensen,
om saamhorigheid voor onze samenleving,
om gastvrijheid voor de asielzoekers en vluchtelingen,
om verdraagzaamheid tegenover hen die anders zijn,
om een houding van welwillendheid jegens iedereen.
Laat ons zingend bidden.
God, wil wonen in ons midden, laat uw hemels geluk nu al werkelijkheid
worden, overal waar mensen uw weg ten leven gaan, zoals die ons gewezen
is door Jezus Christus, die nu leeft in uw glorie tot in de eeuwen der
eeuwen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij het feest van Hemelvaart
Inleiding:
Aan het begin van deze viering spreken we uit
dat Hij die aan het begin stond ons tot het einde nabij zal zijn.
Dat onze woorden niet leeg en hol zullen zijn,
maar dat Hij ze zal vullen met kracht en waarheid.
Wij leven uit Hem en tot Hem.
Hij heeft ons getekend met de doop
en geeft betekenis aan wat wij zeggen en doen.
Gebed
God, vol van hoop en twijfel
staan we voor de oneindige taak in deze wereld
uw naam hoog te houden,
U in woord en daad na te volgen,
uw boodschap verder te brengen tot het uiterste te gaan
om vrede en recht te laten gelden, zoals U ons bent voorgegaan.
Wees ons daarin een naaste en Iaat ons niet alleen.
Gedicht
Hij kwam, hij zag, hij overwon.
In kleine dingen,
in kleine mensen.
Met een weerloze macht,
met een machtige weerloosheid.
Hij stootte ons aan
en maakte ons voorgoed wakker.
Nu mogen wij het doen.
Hij gaat door, het houdt niet op.
Slottekst
Nu staat niets meer ons in de weg.
Nu liggen alle kansen voor het grijpen.
Nu zijn alle mogelijkheden open.
Nu mogen we laten zien
wat we van God ontvingen.
Ga er dan op uit,
ga tot het uiterste,
en deel met iedereen
de weg, de waarheid, het leven.
En breng in praktijk
wat je hebt gehoord.
Ik zal er zijn,
Iaat mij herkenbaar zijn
in je doen en laten.
Je bent gezegend.
Verloren
Ze stonden er bedremmeld, zeg maar: verslagen bij.
Eerst op die vrijdag hadden ze Hem verloren aan de dood
en nu zijn hemelvaart aanstaande was,
verloren ze Hem opnieuw.
Toen Hij stierf op die vrijdag week Zijn lichaam,
niet Zijn geest.
De Geest was bij hen, was gebleven,
levend, warm en zeer nabij, vertrouwd
en eigen, als altijd.
En nu ineens, starend naar de hemel,
was er de leegte.
Als van Godverlaten bleven ze bij elkaar
en uitzichtloos was de diepe, de diepste duisternis.
Eén lichtpunt was er,
'n belofte, 'n toezegging, meer niet.
Maar ze wisten dat 't bij 'n belofte meer gaat
om de waarde van hem, die belooft,
dan om de inhoud van de belofte.
Gedicht over Hemelvaart
Ze hebben Hem mogen zien
ze hebben Hem mogen horen
ze hebben Hem aangeraakt
nu weten ze het, zijn vrienden,
nu weten ze het voorgoed
dat Hij is teruggekomen
terug uit de nacht van de dood
nu kunnen ze het geloven
ook zonder dat zij nog zien
als het oog het oor niet bevestigt
de hand Hem niet constateert.
Want ook dit moeten zij weten
dat niemand Hem vast kan houden
die reeds aan de dood ontkwam
dat ook liefde Hem niet bezit.
Hij ontstijgt aan te kleine verlangens
Hij ontstijgt tot Hij wereldwijd zegent
de Heer van de schepping
het hart van de hemel
de stem die ons vasthoudt:
verwacht Mij
Ik kom.
lnge Lievaart
DE DEUR
De deur
Denkend aan jou zie ik een hemelse ruimte
met wel honderd deuren die alle honderd openstaan.
een Bijzondere heeft jou en de jouwen geopend
en boven jullie kozijn een bordje gehangen
met welkom, welcome, willkommen, beinvenu,
in alle talen van de wereld.
Welkom de kinderen van Sion, Rome en Mekka.
Welkom de zonen en dochters van Luther en Calvijn.
Welkom antieken, modernen, post-modernen.
Welkom de zelfstandige, eigenzinnige denkers,
welkom de mannen van Descartes en Spinoza,
welkom de vrouwen vanaf kenau Simons
tot en met de tweede emanicipatiegolf,
maar even goed welkom degenen
die volgzaam en zacht als schapen zijn.
Welkom ieder die ergens goed in was
en dat talent ten volle heeft benut.
Beste deur,
wij gelovigen moeten de goede werken doen
om die hemelse ruimte te mogen betreden,
terwijl jij alleen maar open hoeft te staan.
Of zou dat ook voor ons het beste werk zijn dat er is?
De sleuteldrager
Er was eens een arme sleuteldrager. Hij had alleen maar een sleutel en
het was iets heel bijzonders. Hij paste op de deur van de hemel en als
je zo iets verliest.
dan ben je nog niet gelukkig, had de pastoor gezegd. De arme
sleuteldrager echter had de sleutel al jaren en hij was ook niet bang
om de sleutel te verliezen want hij had hem met ijzerdraad om zijn
middel gebonden. En iedere morgen als hij wakker werd was hij de
gelukkigste mens van de wereld en 's avonds ook.
Nu gebeurde het dat de arme sleuteldrager op zekere dag een andere arme
sleuteldrager tegenkwam. Deze was de ongelukkigste mens van de wereld
want hij had zijn sleutel verloren.
Onze arme sleuteldrager bedacht zich geen ogenblik. Hij gaf zijn eigen
sleutel weg.
De ander was daar zeer verwonderd over en vroeg:
"Hoe moet jij nou in de hemel komen als jijzelf geen sleutel meer
hebt?" "Och," zei onze arme sleuteldrager, "ik zal die sleutel niet
meer nodig hebben, omdat de deur al open zal staan."
Die dag
Die dag, dat is heden - nu of nooit -
zal een stem doordringen tot ieders geweten:
ik was klein maar jij hebt me over 't hoofd gezien.
Ik zei je dat ik zo alleen was,
maar jij had veel meer te doen.
lk vroeg of je me wilde dragen,
maar jij legde jouw last op de mijne.
Ik werd gemarteld, maar jij wilde 't niet weten.
Ik vroeg om de kruimels van je tafel,
maar jij gaf ze aan de hond.
Ik zat in angst, maar jij hebt me uitgelachen.
Ik vroeg je wel duizend keer:
is alles nu vergeven?
maar jij hebt duizend keer gezwegen.
Ik was oud en versleten maar jij
hebt me beschouwd als afgedaan!
En de stem zal verder gaan:
Ik zat in het duister,
toen kwam jij en 't werd licht.
Ik was gewond en jij hebt mij genezen,
ik had de moed niet om te schreeuwen
en jij werd mijn stem,
ik was al opgegeven
en jij hebt mij opnieuw tot leven gewekt,
ik vroeg je om een stok en jij leende mij je schouder,
ik had geen mens en jij werd mijn broeder; mijn zuster,
ik ging gebukt onder mijn schuld
en jij hebt mij weer opgericht,
ik was nietig en ongezien en jij hebt mij een naam gegeven,
ik was verbannen en jij hebt mij teruggebracht in mijn land,
ik ging door de hel tot je mij optrok naar de hemel.
Kom verder; kom binnen in het huis van de Vader
want alles wat je deed voor de minsten van de zijnen
heb je aan Hem gedaan!
Onbekende Chileense dichter
Neem de tijd
Neem de tijd om na te denken,
neem de tijd om te bidden,
neem de tijd om te lachen.
Dat is de bron van macht,
de grootste macht ter wereld,
dat is de muziek van de ziel.
Neem de tijd om te spelen,
te beminnen en te worden bemind,
neem de tijd om te geven.
Dat is het geheim van eeuwige jeugd,
dat is het door God geschonken privilege;
het leven is te kort om egoïstisch te zijn.
Neem de tijd om te lezen,
neem de tijd om aardig te zijn,
neem de tijd om te werken.
Dat is de fontein van wijsheid,
dat is de weg naar geluk,
dat is de prijs van succes.
Neem de tijd om liefdadig te zijn,
dat is de sleutel tot in de hemel.
De hemel
In een joods dorpje in Polen woonde eens een bijzondere rabbi, een heel
geleerde man maar ook heel vriendelijke en wijs. Voor de inwoners was
hij een wonder rabbi. Ze zeiden: 'Elke morgen, vóór het gebed, stijgt
onze rabbi op naar de hemel!'
Hoe kwamen ze ertoe zoiets te zeggen? Op sommige dagen werden er heel
vroeg in de morgen speciale gebeden gezegd. En het vreemde was, dat de
rabbi juist op die ochtenden, voordat het tijd was voor het gebed,
steeds verdwenen was.
'Waar is de rabbi?' vroeg iedereen. Hij was niet in zijn huis, niet
buiten, niet in de synagoge en niet in het leerhuis. Een leerling van
de rabbi zei tegen een vriend: 'Ik denk dat onze rabbi voor het gebed
opstijgt naar de hemel. Daar knielt hij neer voor de troon van God om
voor ons te bidden.'
'Ja', zei zijn vriend, 'dat denk ik ook.' En zo werd het door verteld
in heel het dorp.
Op een dag kwam er een nieuwe kleermaker in het dorp wonen. Hij kwam
uit Litouwen, waar de joden niet zo goedgelovig waren als in het Poolse
dorp. Van zijn klanten hoorde de kleermaker al gauw allerlei verhalen
over de bijzondere rabbi. De kleermaker lachte er eens om.
Tegen zijn vrouw zei hij: 'Wat zijn de mensen hier toch dom. Naar de
hemel! Belachelijk, hoe kunnen ze zoiets bedenken? Weet je wat!
Morgenvroeg ga ik kijken wat de rabbi tijdens het ochtendgebed uitvoert
en dan zal ik het de mensen wel eens vertellen.'
Het was nog donker toen de kleermaker door de stille straten van het
dorp liep. Iedereen sliep nog. Alleen in het huis van de rabbi brandde
allicht. Daar verstopte de kleermaker zich achter een paar struiken.
Even later kwam de rabbi naar buiten, maar hij was nauwelijks te
herkennen. Hij liep met oude klaren aan en een zak op zijn rug. En zo
liep hij naar het bos dat dicht bij het dorp was. Bij het licht van de
maan zag de kleermaker dat de rabbi hout sprokkelde en in de zak deed.
En met een zak vol hout op zijn rug liep de rabbi terug naar het dorp.
Daar ging hij een steeg in.
De kleermaker sloop hem achterna, maar toen hij bij de steeg kwam, zag
hij de rabbi niet meer. Het was er helemaal donker, totdat in een oud
vervallen huisje een lichtje aangestoken werd. Zou de rabbi daar binnen
gegaan zijn? De kleermaker liep er naar toe en gluurde voorzichtig door
het raam.
In het armoedige kamertje stond een bed waarop een oude vrouw lag, die
er ziek en zwak uitzag. De rabbi lag op zijn knieën voor de kachel.
Terwijl hij hout in de kachel deed sprak hij het eerste deel van de
voorgeschreven gebeden uit. Bij het aansteken van het hout zei hij het
tweede deel van de gebeden. En terwijl het vuur opvlamde zong hij het
derde deel.
Ontroerd keek de kleermaker toe en fluisterend sprak hij met de rabbi
de gebeden uit. Daarna draaide hij zich om en liep beschaamd de donkere
steeg uit, terug naar zijn eigen huis, waar zijn vrouw op hem zat te
wachten. 'En?' vroeg ze nieuwsgierig. 'Wat heb je gezien? Is het waar
dat de rabbi vóór het gebed opstijgt naar de hemel?'
'Ja', zei de kleermaker zacht, 'hij is heel dicht bij de hemel.'
Hemel en hel
Er was eens een jood die zijn leven lang trouw de Tora, de Wet had
onderhouden. Hij had altijd goed geleefd en gedaan wat Jahweh-God van
hem vroeg. Maar hij had één wens, namelijk dat God hem tijdens zijn
leven een keer de hemel en de hel liet zien.
En omdat hij altijd zo goed geleefd had, stond God hem die gunst toe.
En God nam hem mee en bracht hem bij een heel grote zaal. 'Dit is de
hel', zei God. De jood zag een grote zaal met tafels vol met brood. Er
stonden prachtige bloemen in de zaal en alles was even mooi. Het eten
zag er bijzonder lekker uit. Aan de tafel zaten allemaal mensen. Deze
mensen hadden stijve armen zodat ze niets van de heerlijke
broodmaaltijd naar binnen konden krijgen. De jood knikte. Hij begreep
het. Dit was de hel.
Toen gingen ze naar de hemel. En weer kwamen ze in een grote zaal met
tafels vol met brood. Ook daar was alles even prachtig en mooi en zag
alles er heerlijk uit, net zoals in de hel. En aan de tafels zaten
mensen, net zoals in de hel. En al die mensen hadden stijve armen. De
jood begreep er niets van. 'Is dat nu de hemel?', vroeg hij aan God.
Maar God zei: 'stil maar, wacht maar even'.
Toen zag de jood dat de mensen met hun stijve armen bij hun overburen
het brood in de mond stopten. Ze konden met hun stijve armen niet bij
hun eigen mond komen, maar wel bij die van hun overburen. Dat was de
hemel.
De mensen in de hel kwamen niet op het idee om elkaar te helpen; daarom
zaten ze ook in de hel en gingen ze dood van de honger. Maar in de
hemel dachten de mensen niet aan zichzelf, maar aan de anderen. En
daarom bleven ze leven en waren ze in de hemel.
De jood knikte, hij had het begrepen.
terug naar de overweging