Voor wat hoort wat! Loon naar werken! Of negatief: straf naar
werken! Je verdiende loon! Je verdiende straf. Zo hoort het, vinden we
allemaal, en we protesteren als we vinden dat het verdiende loon te
laag is, of als de verdiende straf te hoog is.
Nu gaat dat laatste niet altijd op.
Een paar jaar geleden stond er in de krant een bericht over een man die
een aantal auto's beschadigd had, en hij werd veroordeeld tot twee
maanden zitten. Hij ging echter in hoger beroep want hij vond de straf
te laag. Hij, een zwerver zonder vast adres, had namelijk er namelijk
op gerekend minstens een half jaar te krijgen, en dan zat hij in de
winter tenminste warm, maar nu, met twee maanden, kwam hij vroeg in de
winter weer vrij en moest hij weer de kou in. Op vragen van een
journalist antwoordde hij: ik vind dat ik recht heb op een half jaar,
dat heb ik verdiend. Het is natuurlijk in-triest als iemand meent
zichzelf zo een goed onderdak te moeten bezorgen.
Nog een voorbeeld, maar dit is niet ontleend aan de werkelijkheid. Een
man kwam na zijn dood bij Petrus aan, en nadat Petrus in het boek des
levens had gekeken, verwees hij de man naar de tweede hemel. Hij was
hevig teleurgesteld, hij had op de zevende hemel gerekend, hij vond dat
hij die verdiend had, want daar had hij altijd voor gewerkt en zijn
plichten gedaan.
De vraag is: kun je de hemel verdienen? En dan moet je een onderscheid
maken tussen de hemel in het hiernamaals, of een hemel, om geluk in het
leven nu, want dat willen we toch ook allemaal, daar werken we toch
voor.
Als het gaat om die hemel later hoor je mensen wel eens zeggen: die of
die heeft zoveel goeds gedaan, als er iemand de hemel verdiend heeft
dan is hij of zij dat wel.
En vroeger werd er heel veel gesproken over de hemel verdienen, door
goede werken, door volle aflaten, door de genade van de sacramenten,
vooral dat van de biecht.
Als iemand het heel moeilijk had, dan werd hij wel eens getroost met de
woorden: neem het maar zoals het komt, want je verdient er de hemel mee.
Kun je die hemel na dit aardse leven verdienen? Dan ben ik geneigd om
te zeggen: nee, je kunt die hemel niet verdienen. Tenminste niet in de
zin waarop wij het woord verdienen meestal gebruiken: als iets waar je
recht op heb. Als je zoveel uur gewerkt hebt, dan heb je volgens de cao
recht op deze beloning. En als je die baan hebt, dan heb je recht op
dat inkomen. En als je werkeloos bent geworden of arbeidsongeschikt,
dan heb je in ons land recht op een uitkering.
Maar hoe goed een mens ook geleefd heeft: hij heeft nooit recht op de
hemel.
Het is niet zo dat je in je leven punten kunt verzamelen, airmiles, of
heavenmiles zo u wilt, waardoor je recht krijgt op een toegangkaartje
naar de hemel. We mogen hopen dat God ons na dit leven laat delen in
zijn leven, in zijn hemel, maar meer dan die hoop hebben we niet.
Maar ook als het gaat om geluk in het leven, om een stukje hemel hier
en nu, ook dan moet je zeggen: die hemel, dat geluk kun je niet echt
verdienen, in de zin van recht hebben op. Het is niet zo: ik leef goed
en dus heb ik recht op geluk. Als mensen pech hebben, ziekte of andere
tegenvallers, dan hoor je wel eens zeggen: dat heeft hij niet verdiend.
Of mensen zeggen zelf: waar heb ik het aan verdiend. Geluk en pech in
het leven zijn niet te verdienen.
Wel is het zo dat je je levensgeluk, hier en nu, een groot stuk zelf in
de hand heb.
Je kunt van je leven ook een puinhoop maken en dan vraag je om
ongelukken. Je kunt heel veel doen om met elkaar en voor elkaar jezelf
en anderen gelukkig te maken. Je kunt heel veel doen om verdriet en
pijn te lenigen, met elkaar en voor elkaar. En wie zo handelt, voelt
zich gelukkig, maar niemand kan de garantie geven dat er geen nare
dingen gebeuren in de leven die je levensgeluk bederven. Je hebt er
geen recht op. We kunnen alleen maar er voor werken en hopen dat niets
ons levensgeluk verstoort.
Er is een bekend Frans gezegde: Partir c'est mourier un peu. Dat
betekent: vertrekken is een beetje doodgaan. Daar zit heel veel in.
Je hoort vaak verhalen van mensen die een bedrijf opgebouwd hebben,
heel hun leven erin gestopt hebben, het is hun leven kun je zelfs
zeggen, en dan komt er een moment om met pensioen te gaan, of in de
vut, om het over te geven aan anderen. Dat valt hen vaak
verschrikkelijk moeilijk. Er gaat dan iets dood in henzelf. En als ze
het over kunnen geven aan kinderen dan verzacht dat natuurlijk de pijn
een heel stuk. Maar als ze het zomaar aan vreemden moeten over laten
dan doet ze dat nog veel meer.
Soms gaan mensen er echt een beetje dood aan en moeten ze opnieuw leren
leven. Soms blijven mensen terugkijken naar wat geweest is en kunnen ze
de draad in het nu maar niet oppakken.
Je komt ook mensen tegen die de grote veranderingen en vernieuwingen in
de kerk niet hebben kunnen verwerken.
Voor hun gevoel is er veel uit die kerk weggegaan, vertrokken,
dat voor hen heel belangrijk was.
En nu voelen ze zich in die kerk niet meer thuis,
het kerk-zijn is een beetje in hen gestorven maar dat doet ze vaak wel
pijn want in hun hart houden ze van de kerk.
Het jammer is dat ze vaak alleen maar terugkijken
naar wat ze missen in de kerk, wat er volgens hen bijhoort,
terwijl ze niet de kracht hebben, of de moed kunnen opbrengen
om opnieuw te leren leven met de kerk nieuwe stijl
waarin vaak veel meer van de oude tradities bewaard gebleven zijn
dan ze zelf in de gaten hebben.
Opnieuw leren leven, voor die opgave staan ook mensen bij de dood van
de partner, vader of moeder en zeker ook van een kind.
Dan valt alles even stil. Die kring van mensen om de dode heen sterft
een beetje mee. En hoe nauwer je met de overledene verbonden bent, hoe
meer je weer moet leren leven. Velen hebben lange tijd nodig om weer te
leren leven, om weer zin en inhoud aan hun leven te geven. Sommigen
blijven terugkijken naar wat was, de pijn van het gemis overheerst
alles en hun leven in het nu staat maar op een heel laag pitje. En als
ze weer tot leven komen dan hoor je vaak dat ze zeggen: Jan of Piet of
Mien zou het zo gewild hebben, of ons vader of moeder zou willen dat we
de dingen zo deden. M.a.w. ze leven op, komen weer in beweging omdat ze
niet meer alleen maar terugkijken naar het verleden, maar ook aandacht
hebben voor het nu en dat daarbij de overledene een beetje levend bij
hen blijft, in hun gedachten, in alles wat ze belangrijk vinden.
Dat precies is Jezus' apostelen ook overkomen. Toen Jezus aan het kruis
gestorven was, stierven zij ook een stuk mee. Ze waren verdoofd,
teleurgesteld, de fut, het leven was eruit. Het verhaal van de
Emmausgangers geeft dat heel mooi weer. Ze keken terug naar wat ze
beleefd hadden, ze misten Hem zo,
maar hadden geen oog voor de Jezus die op dat moment met hun meetrok.
Maar dan zien ze iets, het breken van het brood, dat hen duidelijk
maakt: het is niet afgelopen: hij leeft verder, zijn werk gaat door. En
steeds meer gaat het gloren voor hen: het gaat door in ons. Wij moeten
in beweging komen. En dat deden ze ook met Pinksteren.
Ook dit feest van hemelvaart onderstreept dat nog eens.
In de eerste lezing werd vertelt hoe Jezus naar de hemel voer en dat de
apostelen Hem nastaarden. Het is weer een vertrekken en dus sterven de
apostelen weer een beetje mee. En dan wordt er tegen hen gezegd: wat
staan jullie naar de hemel te kijken. En daar klinkt in door: Denk
eraan: De werkelijkheid van het leven ligt hier en nu: en hier en nu
moeten jullie aan het werk.
Diezelfde boodschap klinkt in het evangelie: Gaat uit over de hele
wereld en verkondig het evangelie. Jezus blijft leven zolang er nog
mensen zijn die van zijn boodschap getuigen.
En zo is de kerk, de Jezus-beweging, op gang gekomen,
tot in onze tijd toe, tot in ieder van ons.
De boodschap van hemelvaart is ook voor ons actueel:
Sta niet naar de hemel te staren, blijf niet stilstaan bij het
verleden,
staar je niet blind op de toekomst: we leven hier en nu
en hier en nu moeten we oog hebben voor de mensen
met wie we het leven delen, voor hun lief en leed, hun vragen en noden.
Samen kunnen we heel veel doen in die wereld van vandaag.
Dan leeft Jezus voort ook in ons.
Er is een verhaaltje van een man die een kijkje mocht nemen
zowel in de hel als in de hemel.
Toen hij in de hel kwam, zag hij tot zijn grote verbazing
een prachtige feestzaal, magnifiek versierd,
met grote tafel waar allerlei lekkernijen op stonden,
het ene gerecht zag er nog heerlijker uit dan het andere.
En aan die tafel zaten allemaal mensen, een ontelbaar groot aantal,
en al die mensen hadden dezelfde handicap:
ze hadden stijve ellebogen, waardoor ze hun armen niet konden buigen.
En hoe zij het ook probeerden, in wat voor rare kronkels zij zich ook
wrongen,
ze kregen het niet klaar om iets van die heerlijke spijzen binnen te
krijgen.
Dat was de kwelling van de hel.
Daarna werd de man meegevoerd naar de hemel
en weer tot zijn verbazing zag het er daar precies zo uit als in de
hel:
een grote feestzaal, tafels met verrukkelijk voedsel,
en aan die tafel allemaal mensen met precies dezelfde handicap:
ook zij hadden stijve ellebogen en konden hun armen niet buiten.
En toch was het daar een groot feest en zaten ze allemaal
te genieten van alle heerlijkheden die voor hen stonden.
Hoe? Wel, ieder reikte, met zijn stijve armen, het eten aan
aan zijn buurman of buurvrouw die tegenover hem aan tafel zat.
Tot zover dat verhaaltje, waar we heel wat van leren kunnen.
Van sommige situaties zeggen we wel eens:
die mensen hebben een hemel op aarde,
van andere moet je zeggen: het is daar een hel.
Er zijn natuurlijk verdrietige situaties waar geen mens wat aan doen
kan,
denken we maar eens aan natuurrampen die zoveel kapot kunnen maken.
Maar vaak zijn het ook de mensen die dingen kapot maken.
De wereld is ook een rijk gevulde tafel, er is genoeg voor iedereen:
genoeg voedsel, genoeg welvaart, genoeg geluk,
maar het wordt alleen dan bereikbaar als we het elkaar aanreiken.
En als er de mentaliteit heerst: ieder voor zich en God voor ons allen,
dan worden de rijkdommen onbereikbaar, voor iedereen.
Dan kunnen mensen voedsel in overvloed hebben,
dan kunnen ze leven in grote welvaart, en toch niet gelukkig zijn.
Alleen de weg van samen delen, de weg van de dienenden liefde
die Jezus ons is voorgegaan, leid naar een stukje hemel op aarde.
Wat staan jullie naar de hemel te staren, kregen de apostelen te horen
in de eerste lezing,
m.a.w.: kijk niet naar boven, naar het onbereikbare;
hier moet het gebeuren, hier beneden moet je aan het werk..
Dat is de opdracht die Jezus zijn leerlingen meegaf,
niet alleen dopen, maar meer nog de dingen doen die hij had voorgedaan,
de dingen die een beetje hemel op aarde brengen.
Maar helaas maken we nog zo vaak er een hel van.
Je kunt een land hebben waar mensen graag op vakantie gaan,
waarvan ze zeggen: Het is fantastisch hier, het is hemels hier.
Maar als in datzelfde land mensen elkaar niet meer verdragen,
als ze elkaar verjagen van eigen huis en haard, dan wordt het tot een
hel.
Of, je kunt twee prachtig huizen naast elkaar hebben, in een mooie
buurt,
in het ene huis is het een hel voor de bewoners, omdat ze elkaar niet
meer verstaan,
in het andere kan het een hemel zijn omdat mensen in zorg omzien naar
elkaar.
Je kunt twee gezinnen hebben, op het oog in gelijke omstandigheden,
in het ene gezin voelen alle gezinsleden zich thuis, is er een hechte
band,
in het andere zijn ze totaal van elkaar vervreemd,
en dat heeft altijd te maken met de aandacht en zorg die er is voor
elkaar.
Natuurlijk: het volmaakte geluk is hier op aarde niet te vinden:
elke mens heeft zijn onvolmaaktheden,
zijn onvervulde wensen en dromen, zijn frustraties en tegenvallers,
elke mens kan geconfronteerd worden met pijn en verdriet.
Maar ook hier geldt: het leven wordt dan pas onverdraaglijk
als die mensen aan hun lot over gelaten worden,
als niemand naar hen omziet in liefdevolle zorgzaamheid.
Een stukje hemel op aarde, we willen allemaal niets liever dan dat,
maar het kan alleen dan werkelijkheid worden
als we het elkaar aanreiken,
en jammer genoeg, dat laatste wordt nogal eens vergeten.