Het verhaal van de Emmausgangers is een verhaal van alle tijden.
Altijd zijn er wel mensen die op de een of andere manier erg
teleurgesteld zijn, in het leven, in mensen op wie zij hun hoop gesteld
hadden, met wie zij zich innig verbonden voelden.
Ook onder Jezus' volgelingen zijn vele Emmausgangers te vinden:
gelovige mensen die heel erg teleurgesteld zijn, die gefrustreerd
verloren lopen.
Daar is een heel mooi waar gebeurd verhaal over.
Het gaat over een vrouw, Melania, een trouw katholiek, van kindsbeen af
altijd naar de kerk, en ze vond het fijn, vooral de sfeer van een lof
met uitstelling en de geur van wierook.
Maar toen kwamen de grote vernieuwingen, en alles veranderde. Het zei
haar niets meer, ze voelde zich verraden door al die vernieuwers, het
was haar kerk niet meer, voor haar was God dood, was Jezus dood.
Jarenlang was zij verbitterd. Ze miste de dingen van vroeger, ze kon
die niet meer terug vinden in haar kerk en dus ging ze er ook niet meer
naartoe. Toen haalde een vriendin van haar haar over om mee te gaan
naar een bijbelcusus. Die vriendin was er heel enthousiast over.
Melania was heel erg sceptisch, eigenlijk had ze er helemaal geen zin
in, maar om haar vriendin een plezier te doen ging ze toch een keer
mee. Om eens te kijken wat het was.
Na die ene keer kwamen er nog velen, vele jaren lang, want het boeide
haar wel, maar het gaf geen echt duidelijk antwoord op haar vragen, het
vulde niet haar heimwee naar vroeger. Ze bleef zoekend. Wel had ze vaak
het gevoel dat ze heel dicht bij een antwoord zat, maar daar bleef het
bij.
Toen vroeg haar vriendin haar of ze als vrijwilligster mee wilde gaan
helpen in een verpleeghuis in de buurt. Ze zag het eigenlijk niet zo
zitten, maar haar vriendin wist haar toch over te halen. En ondanks de
aanvankelijke huivering vond ze heel fijn werk om voor zieken en
gehandicapten bezig te zijn, met koffie of thee schenken, met een
praatje.
Op een keer werd ze gevraagd of ze op de zondagmorgen wilde helpen om
mensen naar de kerkzaal te brengen voor de eucharistieviering. Ze zei
zonder aarzelen ja, en tegelijk bedacht ze dat ze in geen jaren meer
naar de kerk geweest was.
Het evangelie dat die zondag voorgelezen werd was de gelijkenis van het
laatste oordeel waarin Jezus zegt: alles wat je doet voor de minsten
der mijnen doe je voor mij. De pastor hield er een mooie preek over. Op
een gegeven ogenblik wees hij naar het groepje vrijwilligers dat bij
elkaar zat en zei: Het gaat hier over jullie. Wat jullie voor deze
mensen doen, doen jullie voor Jezus.
En opeens had Melania een hele sterke ervaring: ja, dit is het, dit is
wat Jezus bedoelde toen hij zelf weldoende rondging en zorg en aandacht
had voor de zieken en de zondaars. Dit is het wat hij wil dat zijn
volgelingen doen. En opeens vielen ook heel veel dingen die zij in de
bijbelcursus geleerd had op hun plaats. Ze voelde zich een ander mens,
ze kon weer geloven in Jezus, Hij leefde weer voor haar.
Tot zover het verhaal van Melania, echt ook een paasverhaal, juist als
dat van de Emmausgangers. Beide verhalen onderstrepen dat er twee
dingen nodig zijn om de levende Jezus te herkennen en herkenbaar te
maken; je verdiepen in het verleden, in de schrift, in de verhalen hoe
God doende was met zijn volk, hoe zij dat ervaren hebben, én in het
heel konkreet doen van de dingen die Jezus ons heeft voorgedaan. Die
twee elementen moeten altijd samengaan.
En als Jezus voor velen tegenwoordig niet meer leeft, niet meer levend
is, dan ligt de oorzaak niet zozeer in het feit dat ze geen goede
dingen doen, de meeste mensen zijn nog steeds goed en doen gewoon goede
dingen met elkaar en voor elkaar. Maar het probleem is dat ze niet meer
in die bijbelse traditie staan, dat ze niet meer kunnen kijken met de
ogen van het geloof in het goede nieuws van de bijbel.
Het probleem, ook voor vele goedwillende mensen, ook gelovige mensen,
is dat ze de moeite niet nemen om zich in die bijbel te verdiepen, om
eens pogingen te doen er wat nader kennis mee te maken. Feit is dat
degenen die het doen, het allemaal als een enorme verrijking ervaren.
Iemand is pas dood als hij of zij wordt vergeten.
En iemand die niemand heeft die aan hem denkt, die om hem geeft,
is eigenlijk al dood ook al leeft zijn lichaam nog en klopt zijn hart
nog.
Iemand die in een gemeenschap wordt doodgezwegen,
leeft ook niet langer in die gemeenschap,
maar iemand over wie men praten blijft, blijft zo ook in leven
ook al is zijn lichaam gestorven.
Door over iemand te praten, houdt je hem in leven
maar nog veel meer gebeurt dat door het doen van de dingen
die voor die ander heilig waren, waarvoor hij leefde.
Dit is in wezen ons Paasgeloof: Jezus is wel gestorven
maar hij is pas echt dood als hij wordt vergeten.
Daarom vertellen we telkens weer over zijn persoon, zijn daden, zijn
idealen, zijn boodschap,
niet alleen om het praten zelf, maar ook om hem na te volgen,
om hem levend te houden in onze manier van leven.
Maar er is nog een tweede reden dat we telkens weer over Jezus praten:
niet alleen om Hem in ons midden te laten voortleven
maar minstens evenzeer om onszelf: dat wij levend blijven,
tot leven komen. Als een dierbare sterft, sterf je zelf een beetje mee,
wordt er altijd gezegd.
Dat zie je inderdaad vaak gebeuren bij mensen die treuren om het
verlies van een dierbare.
Ze kunnen niet vooruit, ze zijn ook een beetje meegestorven.
De zin van hun bestaan is weggevallen.
Maar je ziet ook heel vaak hoe ze al pratend over hun dierbare dode,
vertellend over het verleden, weer een beetje tot leven komen, omdat ze
beseffen: het is niet allemaal voorbij: ik moet verder,
en ik moet zijn gedachten, zijn idealen blijven uitdragen.
Zo komt de dode weer een beetje tot leven, komen ze zelf tot leven.
Je ziet het vaak gebeuren als een gestorvene een bepaalde ideaal had
waar hij zich helemaal voor ingezet heeft.
Dan zie je na zijn dood dat zijn vrouw of zijn kinderen zijn werk
doorzetten,
in zijn geest verder gaan.
Zo blijft hij in leven, zo blijven ze zelf in leven.
Die twee leerlingen van Jezus liepen moedeloos langs de weg.
Ze wisten het niet meer, ze zagen het niet meer zitten.
Ze hadden op hem hun hoop gesteld, maar hij was dood en begraven.
Het was allemaal voorbij. Eigenlijk waren ze zelf dood, ze leefden niet
echt meer, de fut was er uit, helemaal.
Maar dan komt er een vreemdeling met hen meelopen.
Die liet hen vertellen over wat er gebeurd was,
het werd een heel gesprek waarin teksten uit de bijbel gingen
meeklinken.
Daardoor werd het gebeurde in een wijder perspectief geplaatst.
Blijkbaar begrepen ze het allemaal wel niet precies
maar toch begon er toch iets van licht te dagen.
Ze kwamen ondanks alle vragen en twijfels weer een beetje tot leven.
Ze willen die vreemdeling niet laten gaan: blijf bij ons, het is al
avond.
Ze voelden aan dat hij hun weer wat leefruimte kon geven,
perspectief naar de toekomst toe.
Toen werd er gastvrijheid beleefd, het brood samen gedeeld,
en opeens werden ze wakker, opeens kwamen ze weer tot leven.
Ze zagen het weer zitten. Want ze gingen beseffen dat hun Jezus niet
dood was, maar dat hij in leven bleef waar mensen in zijn geest open
staan voor elkaar,
waar ze het brood, het leven, samen delen.
Heel moedeloos hadden ze Jeruzalem verlaten,
maar vol levensmoed gingen ze terug. De anderen moesten ook deelgenoot
gemaakt worden van hun geloof in de levende Jezus
en nog meer: hoe ze zelf weer tot leven gekomen waren,
hoe ze weer toekomst zagen.
Met Pasen praten we altijd over Jezus die weer tot leven kwam.
Maar het gaat minstens evenzeer om onszelf
dat wij weer tot leven komen, telkens weer,
dat wij de dingen doen die hem heilig waren,
dan alleen leeft hij verder in ons en door ons,
dan alleen is en blijft het Pasen, het feest van het leven.
De Emmausgangers, dat zijn wij, wij met zijn allen.
Wij zijn allemaal mensen onderweg, reizend door de tijd, van gisteren
naar morgen, van Jeruzalem tot Emmaus,
En Jeruzalem staat voor alles wat we hebben meegemaakt,
en Emmaus staat voor de toekomst, het onbekende.
En net als de Emmausgangers van toen hebben ook wij in het Jeruzalem
van het verleden van alles meegemaakt,
soms ook heel schokkende dingen, zoals de dood van een dierbare,
of ernstige ziekte die onze verwachtingen wreed verstoorde.
Ook onder ons zijn mensen die zwaar teleurgesteld zijn
teleurgesteld in het leven, omdat hoge verwachtingen zijn niet
uitgekomen, teleurgesteld in mensen, soms hele dierbare mensen, met wie
ze echter heel bedrogen uitkwamen.
Ook onder ons zijn mensen die ontgoocheld zijn,
omdat er in de samenleving dingen gebeuren die onaanvaardbaar zijn,
die hen bang maken voor de toekomst.
Misschien hebt u zelf iets van zo'n teleurgestelde, ontgoochelde mens
in u,
maar anders kent u er vast wel in uw omgeving…
Ze lopen er rond in alle soorten en maten.
En als je zo'n Emmausganger bent, zo'n teleurgestelde mens,
dan kan het een enorme verademing zijn als er iemand met je oploopt,
eimand die
tijd en aandacht voor je heeft om te luisteren naar je problemen. Het
kan een vreemde zijn, het kan iemand zijn die je heel goed kent en
tegelijk ook weer niet, want als het erop aan komt, kennen we elkaar
vaak heel slecht.
Iemand die met je meeloopt, voor kortere of langere tijd,
Iemand die niet meteen zijn eigen verhaal begint te vertellen, maar die
je laat uitpraten, die je laat voelen dat hij met je meedenkt en
meevoelt.
Heel misschien kan hij soms zaken verduidelijken, relativeren, dingen
op een rijtje zetten zodat je er beter zicht op krijgt. Maar meestal is
er geen echte verklaring te geven, geen echt antwoord op de vragen waar
je mee zit. Maar het is op zich al een grote hulp en steun als zo
iemand met je oploopt, of gewoon bij je komt zitten, en je leven, je
brood, je tijd, je zorgen wil delen, en je daarmee het gevoel geeft dat
je er niet alleen voor staat.
Misschien zit u zich nu af te vragen: heel mooi allemaal,
maar wat heeft dat alles te doen met ons geloof in Pasen
in Jezus de verrezen Heer? Ik denk dat het er alles mee te maken heeft,
want hier ligt het wezen van ons paasgeloof.
Jezus leeft voort, dat is de jubelkreet van Pasen
maar daarbij gaat het niet om die mens van vlees en bloed,
maar om de Jezus die zichtbaar wordt, herkend wordt
waar mensen handelen in zijn geest,
waar ze juist als hij aandacht hebben voor mensen,
met name voor degenen die het moeilijk hebben.
Maar er staat nooit een bordje bij met de tekst: dit is Jezus.
De Emmausgangers waren blij met de vreemdeling die met hen meeliep,
die aandacht had voor hun probleem en hen een riem onder het hart stak.
maar ze dachten toen geen moment aan Jezus,
maar er werd van binnen wel iets geraakt, ze herkenden iets zonder te
beseffen wat. Dat werd hun later pas duidelijk.
En datzelfde geldt ook voor ons: ook wij herkennen de nu levende Heer
niet. We zien een goede buur die veel voor ons doet, een vriend die ons
uit de put helpt, of zomaar iemand met wie we eens echt fijn hebben
kunnen praten. En misschien dat we achteraf zeggen: dat was echt iemand
die handelde in de geest van Jezus van Nazaret.
En als we zelf aandacht geven aan verdrietige mensen,
als we zelf weten te luisteren naar iemand die zijn problemen vertelt,
als we zelf iets voor anderen doen,
dan zal niemand van ons zeggen: kijk eens goed naar mij
want Jezus wordt zichtbaar in mij. Herken je hem niet?
En toch leeft Jezus voort waar gehandeld wordt in zijn geest,
dat is de boodschap van het verhaal van de Emmausgangers.
Het is een van de mooiste en duidelijkste Paasverhalen.
Jeruzalem met al wat er gebeurd is, is niet het laatste,
het gaat door, waar mensen het door laten gaan.
En alleen als Jezus zo verder leeft in ons, alleen dan is het paasfeest
zinvol.
Twee teleurgestelde en ontgoochelde mensen zijn op weg van Jeruzalem
naar Emmaüs, maar je vind ze ook op weg van Amsterdam naar de
Bijlmermeer, van Johannesburg naar Soweto, van Rome naar Geneve.
Emmaüsgangers, mensen die teleurgesteld zijn in hun verwachtingen,
je kunt ze tegenkomen in China of Tibet, in Rusland of Amerika, in
Zimbabwe of Soedan. Je vind ze in Brabant en Limburg
en waarschijnlijk ook wel in Overloon of Stevensbeek.
Emmaüsgangers zijn er in alle soorten en kleuren,
soms mensen die intens verdrietig zijn om de dood van iemand die heel
veel voor hen betekende, zoals bij de eerste Emmaüsgangers.
Soms ook mensen die teleurgesteld zijn in het leven,
omdat hun hoge verwachtingen niet uitkomen zodat ze niet meer weten hoe
ze verder moeten, juist zoals die Emmaüsgangers van toen.
Soms ook mensen die in mineur zijn, zwaarmoedig, somber gestemd bij het
zien van alle narigheid in de wereld
zoals discriminatie, dictatuur, armoede, honger. of door vervelende
dingen die zij in hun eigen leven ervaren
zoals ziekte, invaliditeit, eenzaamheid, werkeloosheid en nog zoveel
meer.
En voor al die mensen is het enorm belangrijk
dat zij op hun levensweg iemand tegenkomen die een tijdje met hen
optrekt,
iemand die belangstellend vraagt wat er aan de hand is, waar ze mee
zitten.
Een mens die ook echt mede-mens is, iemand die echt luisteren kan,
die de problemen misschien in de bredere context kan plaatsen,
waardoor men toch iets gemakkelijker met die problemen kan omgaan.
Een mede-mens die vraagt hoe hij kan helpen, verzachten, verlichten,
soms met woorden maar meestal gewoon door er te zijn.
Een mede-mens bereid is het levensbrood met hen te delen.
De klacht van deze tijd is dikwijls dat mensen zo vaak langs elkaar
heen lopen,
geen tijd meer hebben voor elkaar, want we hebben het toch allemaal zo
druk.
Ik las onlangs het verhaal van een vrouw in New York die met de metro
op weg was naar het ziekenhuis voor de bevalling van haar kindje.
Maar de baby had geen zin om te wachten tot ze in het ziekenhuis waren
aangekomen
en koos ervoor geboren te worden op het station.
Het was er een drukte van komende en gaande mensen
maar ze hadden allemaal haast, ze liepen zonder te kijken langs die
vrouw heen, op één na, die zo goed als zij kon hulp bood.
Je hoort wel meer van dit soort verhalen.
Dat mensen zo vaak achteloos langs elkaar heenlopen,
is natuurlijk een enorme verarming van onze samenleving.
Anderzijds moeten we er heel erg voor oppassen
dat we dingen niet te somber gaan zien,
alsof in deze tijd mensen helemaal niets meer om elkaar geven.
Laten we a.u.b. niet die vele, vele medemensen uit het oog verliezen
die, ook in onze tijd, ook in onze omgeving, wel wat over hebben voor
een ander die het moeilijk heeft.
Kinderen die heel veel zorg dragen voor hun bejaarde ouders. Buren die
zich ontfermen over een alleenstaande minder valide, mensen die
vrijwilligerswerk doen op allerlei terreinen in een parochie of in een
vereniging, in een ziekenhuis of verpleeghuis, mensen wier beroep,
bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, ook een roeping is, mensen voor wie
liefde geen loze kreet is, geen versleten term, maar iets heel
levensecht en tastbaar.
We moeten ervoor oppassen dat we geen zwartkijkers worden
want er zijn heel veel mede-mensen die voor langere of kortere tijd
meelopen met hen die zich eenzaam voelen of verdrietig zijn.
Ik denk dat we er allemaal wel een paar kunnen aanwijzen.
En belangrijker is natuurlijk de vraag: ben ik ook een echte mede-mens,
iemand die van harte meeleeft met anderen, die bereid is een eind mee
te trekken op de levensweg van een ander.
Met Pasen hebben we gezongen: Jezus leeft, wat Hij begonnen is gaat
door
in mensen die juist als Hij het brood delen met anderen,
brood, tijd, aandacht, zorg, medeleven, medelijden.
Overal waar mensen die dingen doen die hij ons heeft voorgedaan,
kan hij herkend worden, zoals de Emmaüsgangers hem herkenden
toen die vreemdeling die met hen meeliep hun uitnodiging om bij hen te
blijven aannam en het brood met hen deelde.
Overal waar mensen echt mede-mens zijn, daar komt Jezus weer tot leven.
Dat is ons paasgeloof, een geloof dat ons in beweging moet zetten,
om naar anderen toe te gaan en met hen mee te lopen,
als meelevende mede-mens, als hartelijke en zorgzame vriend
of als attente vreemdeling die echt laat merken dat hij hart heeft voor
mensen.
De evangelietekst die u zojuist gehoord hebt vind ik een van de
mooiste paasverhalen die er zijn.
Een paar leerlingen zijn op weg naar Emmaus.
Ze zijn helemaal uit hun doen door de dood van Jezus
en dat is nog verergerd door het bericht van enkele vrouwen
dat ze Jezus toch weer levend gezien hebben.
Ze zijn helemaal de kluts kwijt.
Soortgelijke situaties doen zich meer voor, in allerlei variaties.
En dan komt er een vreemdeling die met de Emmausganger meeloopt,
iemand die belangstellend informeert wat er aan de hand is,
iemand die meeleven toont en met wie ze een goed gesprek kunnen voeren,
een gesprek dat heel verhelderend is voor die twee verwarde leerlingen.
En als ze dan samen de maaltijd gebruiken, dat teken van verbondenheid,
dat ze vlak voor zijn dood op heel indringende wijze gevierd hebben,
dan beseffen ze opeens: hier is Jezus tot leven gekomen, hier is Jezus.
Wij zijn allemaal mensen op weg.
Velen hebben vragen waar ze geen antwoord op hebben.
Anderen hebben verdriet: de dood van een dierbare, ziekte in de
familie,
ziekte of invaliditeit bij henzelf, of andere moeilijkheden in hun
leven.
Ook zij ervaren het als een weldaad als er iemand met hen meeloopt,
als er mensen zijn die belangstelling en meeleven tonen,
met wie zij van gedachten kunnen wisselen.
Dat lost hun problemen meestal niet op maar helpt wel om verder te
kunnen.
Het gevoel dat ze er niet alleen voor staan, is heel belangrijk.
In verbondenheid met anderen kom je gemakkelijker vooruit.
Ik denk dat dit ook een heel belangrijk element is van de
Lourdesbedevaart.
Daar in Lourdes krijgt de verbondenheid tussen zieken en gezonden,
tussen ouderen en jongeren, tussen nog vitaal en minder vitaal
op heel bijzondere wijze gestalte. Wie naar Lourdes gaat en een wonder
verwacht, komt hoogstwaarschijnlijk bedrogen uit,
maar het echte wonder van Lourdes is de verbondenheid die men beleeft,
met Moeder Maria en evenzeer met elkaar,
een verbondenheid die mensen weer de kracht geeft om verder te gaan.
De verbondenheid met je moeder heeft voor iedereen een heel bijzondere
waarde.
Een moeder trekt heel haar leven met haar kinderen mee, toont steeds
weer haar meeleven,
is steeds geïnteresseerd in hun wel en wee,
als ze nog klein zijn, maar evenzeer als ze als volwassen zijn
en hun eigen wegen door het leven gaan.
Die verbondenheid met je moeder gaat in Lourdes ook uit naar Moeder
Maria.
Zoals kinderen zich thuis voelen bij hun moeder
zo voelen gelovige mensen zich ook aangetrokken door moeder Maria.
Dat zie je in Lourdes in allerlei toonaarden gebeuren.
Daarom is het ook best zinvol dat deze Lourdesviering samenvalt met
Moederdag.
Maar het gaat in Lourdes niet alleen om Moeder Maria:
het gaat evenzeer om die verbondenheid met anderen,
met reisgenoten maar ook met heel die menigte die je daar elke dag
tegenkomt.
Dat samen optrekken, de saamhorigheid die je daar beleeft,
de hartelijkheid die men elkaar geeft, zijn heel belangrijk om weer
verder te kunnen met je eigen leven,
zeker ook als je net als de Emmausgangers moeilijke dagen doormaakt.
En in die verbondenheid komt Jezus weer tot leven,
die in zijn leven ook altijd speciale aandacht had voor zieken en
gebrekkigen,
voor mensen die het moeilijk hadden, op welke manier ook.
En waar Jezus tot leven komt gebeuren wonderen
en dan denk ik niet aan wonderbaarlijke genezingen en zo
maar wel het wonder van steun en troost bij elkaar,
het wonder van geluk terwijl je jezelf ongelukkig voelt.
Die wezenlijke verbondenheid komt niet zomaar uit de lucht vallen, ook
in Lourdes niet, ook al speelt heel de sfeer in deze bedevaartplaats
een heel belangrijke rol hierbij. Het moet wel van binnenuit komen, uit
je hart.
Het is zoals de eerste lezing duidelijk maakte:
de deur van je hart kan alleen van binnenuit geopend worden.
Dat geldt voor alle bedevaartgangers, voor zieken en gezonden,
voor hen die hulp en begeleiding nodig hebben
en evenzeer voor al de begeleiders en verzorgers die tijdens de
bedevaart met hen meelopen.
Echte verbondenheid moet altijd van binnenuit komen.
Dat geldt voor Lourdes, dat geldt voor een viering als deze,
dat geldt voor heel onze gemeenschap, elke dag weer.