Ze hadden dorst, die Israëlieten op hun tocht door de woestijn,
en Mozes krijgt de volle laag.
Je hoeft hem niet te benijden, het volk waar hij de leider van was,
was in feite een zootje ongeregeld,
echt geen idealisten, echt geen gelovige en geïnspireerde mensen,
nee, het waren een stelletje kankerpitten.
En de woestijn is een mensonvriendelijke omgeving
en dus hadden we iedere keer wel weer een reden om te kankeren.
Ze hadden dorst, en die dorst wordt gelest in het verhaal,
door water uit de rots.
Maar de eigenlijke betekenis van dit verhaal gaat veel verder dan dat
letterlijke water.
Het volk had dorst, het volk dat het niet meer zag zitten,
dat daardoor ontevreden werd, chagrijnig,
ze hadden dorst naar iemand die naar hen luisterde,
iemand die hun weer uitzicht gaf in die uitzichtloze woestijn.
Zo iemand was God, of was Mozes, hij handelde in Gods naam.
In het evangelie ontmoeten we die Samaritaanse vrouw,
uit het verdere verhaal blijkt zij iemand te zijn die aan lager wal
geraakt is,
ze had al vijf mannen versleten wordt er verderop vertelt,
je zou zeggen: een vrouw van lichte zeden.
Maar ze had dorst, niet naar letterlijk water, dat was voorhanden,
maar wel dorst naar iemand die naar haar luisteren wilde,
iemand die haar niet meteen afwees vanwege haar gedrag.
Dat blijkt wel uit het feit dat ze gretig inging op een gesprek met
Jezus,
hoe verbaasd ze aanvankelijk ook was, want normaal gesproken wilden
joden geen contact met Samaritanen.
Maar Jezus was dan ook geen gewone jood.
Hij had ook dorst, maar uit het gesprek dat volgt blijkt duidelijk
dat het ook bij hem veel verder ging dat letterlijk water.
Ook bij hem was het een dorst naar mensen,
mensen die naar hem willen luisteren,
niet om hem uit de put te helpen en weer toekomst te geven,
maar juist andersom: om hen weer richting in het leven te geven
en uitzicht op toekomst.
En die dorst om mensen te helpen leidde hem naar zieken en gebrekkigen,
naar de verschoppelingen van zijn tijd, ook naar die Samaritaanse vrouw.
Hij wil levend water zijn voor anderen,
water dat mensen de kracht geeft om zinvol verder te gaan.
En die opdracht geeft hij ook ons mee:
ook wij moeten levend water zijn voor mensen die wij ontmoeten,
voor mensen die dorsten naar wat aandacht, naar wat liefde,
voor mensen die het niet meer zien zitten in hun leven,
voor mensen die in onze samenleving niet meetellen, gemeden worden,
voor mensen die gebukt gaan onder verdriet en tegenslagen,
voor mensen die op het verkeerde pad terecht gekomen zijn.
Dat soort mensen kunnen we allemaal tegenkomen,
zijn wij voor hen levend water?
Er was in China eens een boer die een klein rijstveldje had.
Dat akkertje lag boven een bijna onbegaanbaar ravijn. Een aantal keren
per dag daalde de boer af in het ravijn om water voor zijn veldje te
halen. Hij droeg het met veel moeite langs de steile kronkelpaadjes
naar boven.
Toen enkele westerse ontwikkelingswerkers hem zagen ploeteren, kregen
ze medelijden en ze stelden de boer voor een pomp voor hem te slaan.
Hij schudde echter zijn gerimpelde hoofd en weigerde het aanbod heel
vriendelijk, maar beslist.
De westerlingen begrepen er niets van en vroegen hem naar het waarom.
'Weet u', was zijn antwoord, 'als ik niet telkens met dat water moet
sjouwen,
heb ik geen tijd om na te denken'.
Ja, geen tijd hebben om na te denken, is dat niet het euvel van onze
tijd?
Vergaan van de dorst is een heel akelig gevoel.
Een mens moet het nodige drinken om in leven te blijven.
Volgens artsen drinken veel mensen, vooral ook ouderen, te weinig
en dat is niet goed voor hun gezondheid.
Soms komt het voor dat mensen zo druk bezig zijn met iets
dat ze niet in de gaten hebben dat hun lichaam aan het uitdrogen is,
totdat ze echte uitdrogingsverschijnselen gaan krijgen,
en dan hebben ze een probleem.
Maar datzelfde probleem kan zich ook voordoen met onze geestelijke
gezondheid.
In onze haastige wereld worden we als we niet oppassen zo meegesleurd
in een rusteloos en jachtig bestaan
dat we geestelijk uitdrogen en dat is slecht voor onze gezondheid, niet
alleen voor onze geestelijke gezondheid
maar ook voor onze lichamelijke gezondheid.
Stress is een typisch verschijnsel van geestelijke uitdroging
en dat kan weer hartinfarcten en maagzweren tot gevolg hebben.
Het is ook niet voor niets dat veel managers en andere
die heel drukke banen hebben, op een gegeven ogenblik afknappen. De
mens heeft, letterlijk, water nodig om te leven, maar evenzeer heeft
hij op zijn tijd rust nodig om zinvol te leven,
momenten van stilstaan om te putten uit diepere bronnen
om zo zijn levensvitaliteit op peil te houden.
Nu zijn er in deze tijd twee problemen.
Krijg je de kans om tot rust te komen?
En: durf je het aan om rust te zoeken en na te denken over de zin van
je bestaan.
Onze maatschappij jaagt mensen op :
er moet gepresteerd worden, zoveel mogelijk in zo kort mogelijke tijd.
Alles is complex en ingewikkeld,
je moet van alles tegelijk in de gaten houden..
Wil je carrière maken, dan moet je je daar 200 % voor geven.
Maar na verloop van tijd krijgen velen de rekening gepresenteerd:
geestelijk uitdroging, het lukt niet meer.
Willen we echter onszelf kunnen blijven
dan moeten we voldoende rustpunten inbouwen in ons leven.
Maar dan kom je het tweede probleem tegen:
durf ik het aan om rust te zoeken en in die rust
mezelf vragen te stellen over de zin van mijn bestaan,
over mijn plaats in het grote geheel, over mijn idealen, of ik die wel
heb,
en ook over de betekenis van mijn gelovig zijn, of ik nog wel gelovig
ben,
en wat dat betekent in mijn concrete leven?
Zeker als het gaat over geloven, zeggen mensen soms:
daar moet je niet teveel over nadenken, dat is alleen maar verwarrend,
dan kom je nog veel meer vragen tegen dan je zelf stellen kunt.
Het gevolg is wel dat er steeds meer mensen zijn
wier geloof opgedroogd is tot wat heel vage beelden
en dat ze in feite veel minder gelovig zijn dan ze zelf in de gaten
hebben.
Maar er zijn ook mensen die in hun spreken iets verfrissends hebben:
naar hen luisteren is iets als water putten uit een bron en bijna
altijd kun je merken dat ze over dingen nagedacht hebben.
Ze weten je met hun woorden te inspireren en laten je de zin van het
leven zien.
Jezus van Nazaret was zo'n mens. Ik geef levend water, ik ben levend
water.
Met zijn woorden wist hij het hart te raken van die Samaritaanse vrouw
en van zoveel anderen in zijn tijd.
Durven wij het ook aan om na te denken over zijn boodschap
en over de betekenis ervan in ons leven?
Zonder verdieping in zijn boodschap, verdroogt op de duur
onherroepelijk ons geloof.
In de jaren dat ik in de Filippijnen gewerkt heb,
ben ik eens in een kustplaats geweest waar brak water uit de kraan
kwam.
De mensen daar waren het gewend, maar mijn verwend maagje kon er niet
tegen.
De opa van het gezin waar ik logeerde, ging speciaal voor mij
zoet water halen uit een bronnetje buiten de stad.
En in Manila deed men in de droge tijd zoveel chloor in het
leidingwater
dat je dacht in het zwembad te zitten als je een glas water voor je
had.
Het was hygiënisch wellicht verantwoord maar het smaakte vies.
Aan onze moderne samenleving zit ook een bijsmaakje.
Maar omdat we het zo gewend zijn, hebben we het meestal niet eens in de
gaten.
De samenleving geeft ons nogal eens brak water te drinken
en je hebt mensen die er ziek van worden,
ziek van de verstarde bureaucratie die alles beheerst,
ziek van de druk van mode en reclame,
ziek van de haast en de stress die het leven beheerst,
ziek van de vervreemding en de eenzaamheid die dat tot gevolg heeft.
Aan onze samenleving zit een bijsmaakje
en er lopen nogal wat mensen rond die niet lekker in hun vel zitten.
"Wij hebben het echt veel te goed," zo luidde een kop in de
Gelderlander van de afgelopen week.
Die woorden kwamen van een vijftien jarig meisje uit Langeboom
dat een week in Ethiopië had rondgekeken.
We hebben het te goed. Geeft dat die nare bijsmaak in onze samenleving?
Daar zullen de meesten het denk ik niet mee eens zijn.
Wanneer heb je het te goed?
Ik zou zelf liever zeggen: we zijn gruwelijk verwend.
We zijn verwend door de luxe en overvloed die we zo gewoon vinden.
En we krijgen meteen buikpijn als we met iets minder moeten doen,
als niet alles kan wat we graag zouden willen. En we willen zoveel.
Je komt wel eens kinderen tegen die gruwelijk verwend zijn.
Meestal zijn het lastige kinderen, met weinig vriendjes,
kinderen die naar niemand luisteren en steeds hun eigen zin willen
doen. Maar met volwassenen is het niet veel anders.
Wie zijn als levend water, wie geeft een goede smaak aan de
samenleving? Dat zijn de mensen die tijd en aandacht hebben voor
elkaar,
mensen die naar elkaar kunnen luisteren,
mensen die wat over hebben voor anderen.
Wie zijn als brak water, wie geeft een slechte smaak in de samenleving?
Dat zijn de mensen die ongeïnteresseerd langs anderen heenlopen,
mensen die alleen aan eigen belangen denken.
En soms laten mensen in hun spreken en doen echt een vieze smaak na.
Jezus roept ons op om zoet water, smakelijk water te zijn voor elkaar.
Hij gaf zelf heel concreet het goede voorbeeld
door in gesprek te gaan met die Samaritaanse vrouw.
Joden keken neer op de Samaritanen en liepen er in een boog omheen.
Jezus niet: voor hem was zij een medemens
die geen gemakkelijk leven had gehad.
Zo was hij levend water voor haar en voor ieder die in hem gelooft.
Als wij in zijn geest levend water willen zijn voor elkaar,
dan moeten we ons toch eens bezinnen op de vraag
of we niet te zeer verwend zijn door alles wat we hebben,
of we nog echt tevreden kunnen zijn en dankbaar voor alles wat we
hebben,
of we wel genoeg tijd en aandacht hebben voor anderen.
Daarom kijken we in deze veertigdagentijd naar mensen elders in de
wereld,
die het met veel en veel minder moeten doen.
Vaak hebben ze geen schoon en gezond drinkwater
maar zijn ze in hun grote onderlinge verbondenheid wel levend water
voor elkaar.
Jezus noemde zich het levende water, water dat leven geeft.
Ik wil eerst een verhaaltje vertellen over water dat gek maakte.
Eens waarschuwde God de mensen dat er een aardbeving zou komen die al
het water van het land zou doen verdwijnen. Het water dat er voor in de
plaats zou komen, zou iedereen gek maken.
Slechts een profeet nam God ernstig. Hij droeg kolossale kruiken vol
water naar zijn woonplaats in de bergen zodat hij zijn hele leven
genoeg water zou hebben.
De aarde beefde, al het water verdween en het nieuwe water vulde de
rivieren, meren en vijvers.
Een paar maanden later kwam de profeet van zijn berg af om te kijken
wat er precies gebeurd was. Iedereen was inderdaad gek geworden.
Het probleem was echter dat ze allemaal dachten dat híj gek geworden
was, omdat hij anders was dan zij.
De profeet ging dus maar weer terug naar zijn woonplaats in de bergen,
blij met het water dat hij opgeslagen had.
Maar naarmate de tijd verstreek ging hij zich vreselijk eenzaam voelen
Hij verlangde hartstochtelijk naar menselijk gezelschap, dus ging hij
weer terug naar het dal. Weer werd hij door de mensen daar uitgestoten
want hij was zo helemaal anders dan zij.
Toen nam de profeet een besluit. Hij gooide het water dat hij
opgeslagen had, weg, dronk van het nieuwe water en werd net zo gek als
zijn medemensen.
Tot zover dit verhaaltje. Wil je erbij horen, dan moet je meedoen,
dan moet je doen wat men op dat moment gewoon vindt,
anders kom je apart te staan, vindt je omgeving je maar een vreemde
figuur.
Anders willen zijn, tegen de stroom ingaan, vast willen houden aan je
eigen leefregels, je eigen idealen,
maakt het leven echt niet altijd gemakkelijker.
Dat is precies het probleem met het levende water dat Jezus wil zijn.
Kiezen voor zijn levenshouding, kiezen voor zijn idealen,
in zijn geest door het leven gaan, is heel vaak tegen de stroom ingaan,
is dingen doen die veel anderen maar vreemd vinden.
Jezus liet zich niet leiden door wat men in die tijd gewoon vond,
hij had zijn eigen overtuigingen.
Dat gesprek van Jezus met die Samaritaanse vrouw zegt al heel veel.
In die tijd hadden joden geen omgang met de half-heidense Samaritanen,
daar wilden ze niets mee te maken, daar keken ze alleen maar op neer.
De vrouw is dan ook verrast als Jezus een gesprek met haar aanknoopt,
dat was zij duidelijk niet gewend.
Maar voor Jezus bestaan er geen barrières zoals bij zijn geloofsgenoten.
Elke mens is een mens, of hij een zieke is, een zondaar of een
Samaritaan,
hij benadert iedereen op een menswaardige en vriendelijke manier.
Voor iedereen wil hij het goede. En dat vraagt hij ook van zijn
volgelingen.
Maar in de wereld van vandaag wordt er vaak heel anders over gedacht.
Je bent gek als je altijd voor anderen in de weer bent, zonder enige
betaling.
Je bent gek als jezelf veel ontzegt om arme mensen in de wereld te
helpen.
Je bent gek als je niet voor jezelf en je eigen belangen opkomt.
Gelukkig zijn er heel veel mensen die zo gek zijn
om in de geest van Jezus veel voor de gemeenschap over te hebben,
bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk.
Als je kiest voor de levenswijze van Jezus, als je je laat dopen,
dan kies je ervoor om zo nodig tegen de stroom in te gaan.
Wie zich laat dopen, kiest voor de kerk van Jezus,
die gemeenschap van mensen die de weg van Jezus willen gaan.
Jammer genoeg is die kerk als instituut vaak zo verkrampt en verstard
en komen Jezus' idealen niet of veel te weinig uit de verf.
Jammer genoeg zijn in die kerkorganisatie regels vaak belangrijker dan
mensen.
En dat is precies waar Jezus zich steeds tegen verzet heeft.
Gelukkig zijn er aan de basis van de kerk ook heel veel mensen
die geloven in Jezus' idealen en gewoon doen wat hij ons voorgehouden
heeft.
Daar vind je ook de mensen die je kunnen inspireren
om samen te werken aan een gezonde gemeenschap,
om voor elkaar een bron van levend water te zijn.
Zo'n 4000 jaar geleden trokken mensen weg uit Mesopotamië
naar het Westen op zoek naar een betere toekomst.
Een van hen kreeg een naam: Abram, later Abraham genoemd.
Hij liet veel achter in de hoop op een beter bestaan,
hij droomde van een land van melk en honing,
de Bijbelse uitdrukking voor welvaart.
Maar voordat zijn droom werkelijkheid werd,
heeft hij heel moeilijke tijden gekend, zo vertelt ons het Bijbelboek
Genesis.
Nu in 2011 vertrekken duizenden Afrikanen uit hun land en gaan op weg
naar het noorden, naar Europa, op zoek naar een betere toekomst.
Ook zij laten heel veel achter, familie, vrienden, vertrouwde omgeving,
maar ook zij dromen van een land van melk en honing en dat hopen ze te
vinden in het welvarende Europa.
Heel velen van deze welvaartzoekers ontmoeten echter veel
teleurstellingen
omdat ze als ongewenste vreemdelingen worden behandeld. En verblijvend
in asielzoekerscentra zitten ze dicht bij de welvaart
maar ze kunnen er niet echt aankomen.
Misschien denkt u: je kunt Abraham toch niet vergelijken met de
hedendaagse asielzoekers.
Abraham werd toch door God geroepen en op weg gestuurd,
en God trok met hem mee op zijn tocht naar het beloofde land.
Maar deze teksten uit Genesis moeten we niet letterlijk nemen.
In zijn tijd waren er waarschijnlijk veel welvaartzoekers,
veel mensen op zoek naar een beter bestaan.
Waarschijnlijk werd er rond verteld dat in Kanaän, het huidige Israël,
het leven veel beter was dan in hun thuisland.
Een van die mensen op zoek naar een beter bestaan heeft een naam
gekregen,
en zijn goddelijke roeping is een invulling achteraf.
In wezen gaat het hier om de aantrekkingskracht van welvaart,
de droom van het beloofde land waar het goed toeven is.
En dat is iets van alle tijden: elke mens is op zoek naar geluk in zijn
leven,
en hoopt op een welvarend en vreedzaam bestaan.
Dat geldt voor Abraham, dat geldt voor de Afrikanen van onze tijd,
dat geldt ergens ook voor ieder van ons,
met dit verschil dat wij niet hoeven te verhuizen naar een ander land,
wij zoeken ons levensgeluk meer binnen eigen landsgrenzen.
Ook Jezus' leerlingen waren gelukszoekers.
Daar lag voor een deel het motief om met Jezus in zee te gaan.
Ze voelden zich aangesproken door zijn prediking
en gingen in hem geloven als de beloofde Messias
Hij sprak regelmatig over het rijk der hemelen een geestelijk beloofde
land waarin liefde en vrede werkelijkheid waren.
Op verschillende plaatsen in de evangelieverhalen blijkt
dat zij dat rijk der hemelen zagen als een aards koninkrijk,
zoals ze dat gekend hadden in de gloriedagen van koning David.
Heel typerend voor deze instelling was de droom
dat ze dan belangrijke posten zouden bekleden in dat nieuwe koninkrijk.
Jezus probeert ze keer op keer duidelijk te maken
dat zijn rijk der hemelen geen aards koninkrijk is
maar een geestelijk rijk waarin mensen echt geven om elkaar.
Het evangelie van vandaag is eigenlijk zo'n droommoment van de
leerlingen:
ze dromen van Jezus in zijn glorie,
ze zien hem in het rijtje van de grote mensen uit het verleden: Mozes
en Elia.
En net als bij Abraham wordt hier naar God gewezen:
Hij heeft deze Messias toch gezonden naar zijn volk.
Geen wonder dat Petrus dit moment van dromen wil vasthouden:
Heer, laten we hier drie tenten bouwen.
Maar ook nu maakt Jezus zijn leerlingen duidelijk:
dat rijk der hemelen heeft niets te maken met macht en pracht en praal
waar de leerlingen van dromen.
In dat rijk gaat het om mensen die aandacht en zorg voor elkaar hebben
en die daarvoor moeilijke momenten niet uit de weg gaan.
Daarom verwijst hij ook even naar het feit
dat hij zich zal gaan geven tot in de dood en dan mogen ze verder
dromen.
Wij zijn ook allemaal gelukszoekers, op weg naar het beloofde land,
een aards Utopia waar alle tijden van gedroomd wordt.
Maar we moeten ook beseffen dat dit rijk niet bestaat in materiële
welvaart
maar wel in onze verbondenheid met elkaar,
in de manier waarop we die verbondenheid gestalte geven, met elkaar en
voor elkaar. Dat is onze roeping.