Gebeden op eerste zondag van de
veertigdagentijd
Inleiding:
We hebben allemaal wel beelden gezien
uit Japan van die
verschrikkelijke aardbeving en de daaropvolgende tsunami
De verwoestingen zijn onvoorstelbaar groot,
talloze mensen zijn dakloos geworden
en het aantal doden neemt nog steeds toe.
Ik heb een paar keer een grote aardbeving meegemaakt in de Filippijnen
dat juist als Japan in een aardbevinggebied ligt.
Als het goed is, hebben alle huizen en kantoren extra zware
fundamenten,
die moeten voorkomen dat de zaak bij een aardbeving in elkaar stort.
Dat maakt die gebouwen extra duur en er zijn aannemers
die een beetje met de regels sjoemelen om er meer aan te verdienen.
Ik heb in Manilla wel eens een flatgebouw als een kaartendoos
in elkaar gezakt gezien, met veel slachtoffers.
Bij nader onderzoek bleek dat de aannemer niet volgens de regels
gebouwd had.
Een beetje sjoemelen met de regels lijkt een algemeen verbreid gebruik
te zijn,
het is iets van alle tijden, soms in vrij onschuldige zaken
en dan vallen de gevolgen wel mee,
soms in zaken die heel belangrijk zijn voor de gemeenschap
en dan kunnen de gevolgen rampzalig zijn.
Al of niet sjoemelen met de regels, daar gaat het ook om in de lezingen
van vandaag.
Daar willen we even over nadenken.
Gebed:
God, onze Schepper en Vader,
u hebt ons geschapen om in gemeenschap te leven,
om oprechte zorg en aandacht voor elkaar te hebben
om het goede en het minder goede in het leven te delen.
Help ons trouw te zijn aan uw bedoelingen
opdat we niet toegeven aan de verleidingen die op ons af komen
om te kiezen voor onszelf alleen
Dat vragen wij U omwille van Jezus,
die in moeilijke dagen trouw was aan zijn zending. Amen
Gebed over de gaven:
God van het verbond, zie genadig neer
op ons hier samen
nu wij rond deze tafel verbondenheid vieren met U en met elkaar
rond brood en wijn, de tekenen die Jezus ons heeft nagelaten,
die verwijzen naar zijn trouw aan uw bedoelingen,
trouw tot in de dood.
Help ook ons trouw te zijn aan deze verbondenheid
en die zichtbaar te maken als we breken en delen met elkaar,
ons brood, onze tijd, onze welvaart, ons leven.
Mogen wij zo op de goede weg zitten,
de weg die leidt naar Pasen, naar licht en leven. Amen.
Slotgebed:
God van het verbond, trek met ons mee, verlicht onze wegen,
opdat wij niet vast komen zitten in de woestijn van leegte en dorheid,
opdat we niet verdwalen in deze vaak verwarrende wereld,
behoed ons voor moedeloosheid,
opdat we niet verlamd raken door ons gevoel van machteloosheid,
versterk onze zwakke wil,
opdat we niet toegeven aan de verleidingen die op ons af komen.
Dat vragen wij U omwille van Jezus,
die in moeilijke dagen trouw was aan zijn zending. Amen
Voorbede:
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen,
overal waar mensen geen weerstand bieden aan de bekoring
om alleen maar aan zichzelf te denken
en enkel te werken voor eigen belangen;
overal waar mensen verblind zijn door de schone schijn
en de werkelijke waarden van het leven niet meer zien.
Laat ons zingend bidden.
Antifoon:
Kom ons bevrijden, God, laat ons weer leven,
houd ons op weg naar uw vrede.
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen,
overal waar mensen ronddwalen in de woestijn van onzekerheid,
waar ze hongerig en dorstig verloren lopen
en ze alle hoop op een betere toekomst dreigen te verliezen;
overal waar mensen verzanden in een oppervlakkig bestaan,
waarin idealisme geen kans meer krijgt en dromen bedrog zijn.
Laat ons zingend bidden.
Antifoon:
Kom ons bevrijden, God, laat ons weer leven,
houd ons op weg naar uw vrede.
God, laat uw bevrijdende aanwezigheid voelen
voor de armen in Indonesië en elders in de wereld
voor de Dayaks van Kalimantan die leven in grote armoede,
en weinig of geen kansen krijgen te bouwen aan een betere toekomst
Mogen zij met onze hulp toch in staat worden gesteld
te werken aan een beter bestaan.
Laat ons zingend bidden.
Antifoon:
Kom ons bevrijden, God, laat ons weer leven,
houd ons op weg naar uw vrede.
God, help ons weerstand te bieden aan de verleiding
alleen voor onszelf te leven.
Wees levensschenkend aanwezig in de wereld van vandaag,
in en door ons, in en door onze saamhorigheid
met medemensen dichtbij en veraf.
Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de
eerste zondag van de
veertigdagentijd
Veertig dagen
Veertig dagen gaan wij reizen
door een onherbergzaam land.
Eenzaam, moe en zonder uitzicht
zo ver je zien kunt: rotsen, zand.
Mijn ogen zoeken horizon.
Reikt iemand mij daar een hand?
Soms win ik hoogte, stralend licht
omgeeft mij van de overkant.
Van waterstromen kan ik dromen,
levend water, koel en schoon.
Water is mij als een spiegel
waar ik jou mijn gezicht in toon.
Weerloos wacht ik op het donker,
verlang naar bakens in de nacht.
Licht opdat mijn voet niet struikelt
warm licht waarop ik weerloos wacht.
Buigzaam, teer en ingesloten
schors en windsels tegen de kou.
Ik kan pas bloeien, opengaan
door levend water, warmte, jou.
Stenen vertellen van mensen
duizenden voeten onderweg.
Liefde zoeken we, nieuw leven,
hoop en geloof in ons gelegd.
Gebed
Geef mij moed dat ik handel
frank en vrij, zonder voordeel
in jouw naam.
Geef mij woorden dat ik spreek,
frank en vrij, zonder oordeel,
in jouw naam.
Geef mij kracht dat ik strijd,
frank en vrij, zonder voordeel,
in jouw naam.
Geef mij liefde dat ik liefheb,
frank en vrij, zonder oordeel,
in jouw naam.
Gebed
Hier zijn wij, mensen, geroepen in de woestijn,
ons leven lang onderweg naar U,
verstrikt in al die mogelijkheden en keuzes,
die de maatschappij ons aanbiedt,
moe, angstig, eenzaam soms
als we onszelf tegenkomen
zoals we onszelf liever niet zien.
Wij bidden U: ga met ons mee.
Voor wie woestijn een fysieke realiteit is,
de aarde om hen heen uitgeput
door atoomproeven of erosie
bidden wij: ga met hen mee.
Voor wie leeft tussen de puinhopen van de oorlog
kapotgeschoten huizen, vernielde akkers,
beschadigd leven, pijnlijke herinneringen,
bidden wij: ga met hen mee.
Voor wie leeft op een plek
waar hij zich niet thuis voelt,
anoniem in een grote stad tussen mensen
met wie ze geen contact heeft
bidden wij: ga met hen mee.
Zegenbede
Goddelijke kracht moge je rug sterken
opdat je rechtop kunt staan, waar men je buigen wil.
Goddelijke zachtheid moge je schouders beschermen,
dat de lasten die je draagt, je niet terneerdrukken.
Goddelijke wijsheid moge je hals bewegen,
zodat je je hoofd vrij kunt opheffen
en het daarheen kunt richten,
waar je aandacht nodig is.
Moge de goddelijke zegen met je zijn.
Gebed van de Sioux-Indianen
Grote Geest, wiens stem ik hoor in de winden
en wiens adem heel de wereld leven geeft,
verhoor mij!
Ik treed voor uw aanschijn
als een van uw vele kinderen.
Zie, ik ben maar klein en zwak,
ik heb uw kracht en wijsheid nodig.
Laat mijn ogen altijd
de purperrode zonsondergang aanschouwen.
Mogen mijn handen
de dingen eerbiedigen die Gij geschapen hebt.
En laat mijn oren uw stem horen.
Maak mij wijs, opdat ik die dingen kennen kan
die Gij mijn volk geleerd hebt
de les die Gij in elk blaadje
en in elke rots verborgen hebt.
Ik verlang vurig naar kracht,
niet om mijn vijanden te overtreffen
maar om mijn grootste vijand -mijzelf - te kunnen overwinnen.
Maak dat ik steeds bereid ben,
met reine handen en met eerlijke ogen, tot U te komen.
Opdat mijn geest, wanneer mijn leven als de ondergaat
zonder zich te moeten schamen tot u kan komen.
Leid ons niet in bekoring
Er waren eens twee monniken op reis gingen. Ze stapten welgemoed en
uiteraard zwijgend verder tot ze bij een woeste rivier kwamen.
Er stond een buitengewoon knap meisje aan de kant: ze huilde, want
niemand wilde haar helpen over de rivier. De jongste monnik bedacht
zich niet lang, nam haar in zijn armen en droeg haar door de wilde
stroom.
De gehele dag liepen de monniken verder in diep zwijgen. Maar tegen de
avond barstte de oudste uit: 'Hoe durf je het eigenlijk. Een monnik mag
niet eens een vrouw aanzien, en jij neemt er zelfs een in je armen en
draagt haar!'
En de jongste antwoordde: 'Ik heb haar daar aan de oever weer
losgelaten, maar jij draagt haar nu nog.
Kostbare steen
Een wijs man had zich juist gereed gemaakt om de nacht door te brengen
aan de rand van een dorp, toen een dorpeling op hem toegerend kwam en
riep:
"De steen! De steen! Geef mij die kostbare steen!"
"Vorige nacht verscheen mij in mijn droom iemand die zei dat ik als het
donker geworden was naar de rand van het dorp moest gaan. Ik zou daar
een wijs man vinden die mij een zo kostbare steen zou geven dat ik
voorgoed rijk zou zijn."
De wijze rommelde wat in zijn tas en haalde er een steen uit te
voorschijn. "Waarschijnlijk bedoel je deze," zei hij. "Enkele dagen
geleden vond ik hem op een bospad. Natuurlijk mag je hem hebben."
De man keek verbaasd naar de steen. Het was een diamant. Misschien wel
de grootste diamant ter wereld want hij was zo groot als het hoofd van
een mens. Begerig pakte hij de diamant en liep weg.
De hele nacht lag hij te woelen in zijn bed en kon de slaap niet
vatten. De volgende dag, bij het opkomen van de zon, zocht hij de wijze
man weer op. Deze lag nog te slapen.
De dorpeling maakte hem wakker en zei:
"Geef mij de wijsheid die het u mogelijk maakt deze kostbare steen zo
gemakkelijk weg te geven."
terug naar de overweging