Mozes vluchtte de woestijn in.
De woestijn is een prima plaats om je te verstoppen.
Voor anderen ben je er praktisch onvindbaar,
je bent er veilig tegen de gevaren die je elders kunnen bedreigen.
De woestijn, je kunt dat letterlijk nemen, maar ook figuurlijk. Men
spreekt wel eens van de woestijn van de grote steden,
waarin mensen onvindbaar worden in de grote massa, zich verstoppen in
de anonimiteit die er heerst.
Jezus trok ook de woestijn in, maar hij was niet op de vlucht,
hij zocht zichzelf, wie hij was, zijn sterke en zwakke kanten,
de verleidingen waaraan hij bloot zou staan.
Dat is ook de woestijn, waar je je niet verstoppen kunt voor jezelf.
Voordat Jezus aan zijn levenswerk begon ging hij in retraite,
om goed te beseffen waar hij aan begon en aan welke gevaren hij bloot
zou staan.
Voordat wij geloften als kloosterling afgelegd hebben,
kregen wij in het noviciaat ook een retraite van 40 dagen.
Dat was geen peulenschilletje maar wel bedoeld
om jezelf te ontmoeten, jezelf beter te leren kennen,
heel belangrijk als je gaat binden aan een bepaalde levensvorm.
In zijn retraite in de woestijn besefte Jezus welke bekoringen
hij in zijn werkzame leven zou ontmoeten.
De evangelietekst schildert ons die in heel bloemrijke taal.
Jezus zag duidelijk dat hij op zijn hoede moest zijn
om niet zijn eigen voordeel te zoeken en daardoor zijn zending tekort
te doen,
om niet eigen eer en macht te zoeken in plaats van de totale
dienstbaarheid,
waartoe hij zich geroepen wist.
Jezus was opgewassen tegen deze verleidingen, maar zijn wij het ook?
Wij staan allemaal bloot aan precies dezelfde bekoringen.
Kiezen we voor onszelf, eigen voordeel, eigen gemak, eigen belangen,
of kiezen we voor dienstbaarheid aan de medemens, in welke vorm ook.
De komende veertigdagentijd zou ook voor ons iets moeten hebben
van een veertigdaagse retraite, een poging om ons ware zelf te vinden,
want te vaak verliezen we onszelf in een haastige en jachtige bestaan.
Te vaak verstoppen we onszelf in een zee van bijkomstigheden,
te vaak vluchten we weg in algemeenheden.
Uit die vluchtwoestijn moeten we de weg zoeken naar de zoekwoestijn.
Moge God de Heer, moge zijn licht ons bijlichten op die weg.
We leven in de eeuw van de uitvindingen. Een van de mooiste
uitvindingen van onze tijd vind ik de televisie. Heel de wereld bij je
in de huiskamer, het is haast ongelooflijk.
En weet u, het mooiste van deze uitvinding vind ik die knop om hem af
te zetten. Ik hoor wel eens mensen mopperen over saaie of schandalige
programma's op de televisie. Daar heb ik helemaal geen moeite mee: ik
ben niet verplicht om er naar te kijken. Ik heb altijd de mogelijkheid
om een ander kanaal te kiezen of om hem gewoon af te zetten.
De televisie is een prachtige uitvinding, maar de manier waarop we
ermee omgaan is vaak heel bedenkelijk. Er zijn mensen die gewoon
gevangenen zijn van dat kastje, die alles moeten zien wat er te zien
valt. En in de concrete praktijk van het leven doet die geweldige
uitvinding vaak meer kwaad dan goed.
Precies datzelfde geldt eigenlijk voor alle uitvindingen van onze tijd,
voor alles dat ons leven gemakkelijker, aangenamer of plezieriger kan
maken, of het nu gebruiksvoorwerpen en apparaten zijn, of dat het gaat
om voedsel, drank, alcohol, tabak, of snoep.
Voor alles geldt: als je die zaken goed gebruikt, dan is het prachtig,
dan mogen we alleen maar blij en dankbaar zijn dat we ze hebben, dat we
ze kunnen gebruiken.
Maar het grote probleem is dat we vaak geen maat weten te houden, dat
we ons in het gebruik ervan niet weten te beheersen en beperken, dat we
vaak te gemakkelijk toegeven aan die bekoring van meer en meer willen,
groter en groter, duurder en duurder, en dat ten koste van zovele
andere levensbelangrijke waarden.
Als we bij alles wat ons aangeboden wordt geen baas blijven over
onszelf, als we geen bewuste keuzes meer maken maar haast dwangmatig
alles pakken wat er te pakken valt, dan komen onherroepelijk toch
onszelf tegen. Dan kunnen al die zaken die ons leven prettiger kunnen
maken, ook tegen ons gaan werken, tegen onszelf of tegen de
samenleving. Vroeg of laat worden we toch geconfronteerd met de
negatieve gevolgen, en de weg terug, zo er een is, is meestal
verschrikkelijk moeilijk.
Laten we niet te gauw zeggen: dat zal mij niet overkomen. We staan
allemaal aan die bekoring bloot, niemand uitgezonderd. En bijna
allemaal hebben we er al een beetje aan toegegeven, misschien
ongemerkt, misschien met de gedachte: dit kleine beetje kan geen kwaad.
Er zijn al zoveel dingen waar we aan vast zitten, waar we niet zonder
kunnen, of denken te kunnen.
Het doel van de vastentijd is ook je die dingen bewust te maken, de
betrekkelijkheid van zoveel dingen die onmisbaar lijken, de schone
schijn die ook ons zovaak bedriegt, hoe we vastgeroest zitten aan onze
welvaart en de vele producten van onze welvaartsmaatschappij.
Het gaat om verlossing, verlossing van het kwaad. Maar we moeten wel
eerst onszelf verlossen van knellende banden, van een stukje
verslaving, van een teveel van het goede. Alleen dan kunnen we vrije en
gelukkige mensen zijn.
In mijn grootmoeders tijd stond er bij het eten een grote pan op
tafel
en iedereen rond de tafel at uit die grote pan. In mijn moeders tijd,
toen ik nog klein was, stond er ook een grote pan op tafel
maar ieder had wel zijn eigen bord, en daarop kreeg je je eten
opgeschept,
de groten een beetje meer, de kleinen een beetje minder.
Je had wel te eten wat de pot schafte, of je het lekker vond of niet.
Maar het was wel gezellig met zijn allen aan tafel,
er werd gepraat en gelachen, dingen besproken en afspraken gemaakt.
Tegenwoordig hebben we soms geen tijd meer om samen aan tafel te
zitten,
en eten wat de pot schaft is er soms ook al niet meer bij.
Want Joris lust geen andijvie, en dus krijgt die appelmoes.
En Dientje lust geen spruitjes en krijgt dan worteltjes
En Jacky moet om vijf uur gaan voetballen en die eet gauw een boterham
met een dikke laag hagelslag.
En Mia moet om half zes naar de dansles en die eet wat vooraf.
Johnny pakt zijn bord met eten en gaat ermee voor de televisie zitten,
want hij wil zijn favoriete programma niet missen.
Eric komt om zeven thuis maar die heeft geen honger meer,
want hij heeft al twee bakjes frites op in de kantine.
En voor vader die pas om acht uur thuis komt van zijn werk,
is de magnetron een geweldige uitvinding,
Hij warmt zelf even zijn eten want moeder is al tennissen.
Ik stel het wel een beetje erg overdreven voor,
maar soms lijkt het wel die richting op te gaan.
Toen jaren geleden in Amerika op een school een schietpartij plaats
vond,
kwam er een beweging op gang die ouders en gezinnen opriep om minstens
eens in de week samen de maaltijd te gebruiken.
Daar schrik je toch wel even van. Dat het blijkbaar in veel gezinnen er
niet van kwam om minstens zelfs eens keer in de week samen eten.
Dan is de gezinsband toch wel ver te zoeken,
want die krijgt juist gestalte in het samen eten, in samen dingen doen.
Zo erg is het in onze samenleving gelukkig niet, maar we moeten wel
heel erg oppassen dat we geen Amerikaanse toestanden krijgen.
In het evangelie ging het over de bekoringen waar Jezus aan bloot stond
om alleen aan zichzelf te denken, aan zijn gemak, zijn invloed, zijn
macht.
Maar hij gaf niet toe, omdat hij besefte dat er belangrijker dingen
waren
dan honger stillen en aanzien verwerven.
Ook in onze tijd staan velen van ons bloot aan de bekoring
om alleen aan zichzelf te denken, aan eigen gemak, eigen voordelen,
aan eigen werk, eigen hobby's, eigen voorkeuren.
We hebben het zo druk in onze haastige samenleving,
dat we vaak geen tijd meer hebben voor elkaar
geen tijd meer hebben voor gewoon samenzijn, al of niet rond de tafel.
Ook voor ons is het belangrijk dat we echt gaan beseffen
dat verbondenheid in het gezin en gemeenschapsgeest
veel belangrijker waarden zijn waar we ons voor moeten inzetten.
Want waar mensen niet de tijd nemen om echt samen te zijn,
gaan ze op de duur toch van elkaar vervreemden,
leven ze meer en meer langs elkaar heen
en dan kan het gebeuren dat ouders hun kinderen niet echt kennen,
dat de band van liefde die de partners verbindt steeds slapper wordt,
dat de samenleving steeds meer als los zand aan elkaar hangt.
En dan komt de leefbaarheid van gezin en samenleving in gevaar.
In het laatste oorlogsjaar was in mijn geboortedorp de elektriciteit
afgesloten.
Een klein stukje achter ons huis liepen kabels waar wel stroom op
stond,
bestemd voor de Duitsers die in het dorp in de school gelegerd waren.
Als het echt donker was, gooide mijn vader met een lange stok
een draad over een van die kabels en zo hadden we thuis toch stroom.
Het was natuurlijk wel een beetje stelen, maar in die tijd mocht dat,
tenminste, dat vond toentertijd iedereen.
Tegenwoordig lees je regelmatig dat de politie hennepkwekerijen oprolt,
waarbij heel dikwijls de stroom, nodig voor de lampen, illegaal
afgetapt wordt.
Hennep kweken is strafbaar, stroom stelen is eveneens strafbaar.
Hier heb je twee voorbeelden van ongeveer gelijke handelingen
die toch heel anders beoordeeld worden.
In het eerste geval was het toen aanvaardbaar, in het tweede geval is
het zonder meer onaanvaardbaar.
En die grens tussen wat wel of niet aanvaardbaar is,
wordt heel gemakkelijk wat verlegd, ten gunste van de dader natuurlijk.
Het mag wel niet, het hoort wel niet, het is eigenlijk verkeerd,
maar in mijn geval vind ik toch dat ik een uitzondering mag maken,
of: ze doen het toch allemaal, waarom zou ik het niet doen.
Dat is de grote bekoring waar we allemaal aan bloot staan,
de bekoring om de grens tussen goed en kwaad wat op te schuiven
zodat het ons wat beter uitkomt,
de verleiding om onze mogelijkheden, onze kennis, onze positie
te gebruiken of beter te misbruiken in ons eigen voordeel.
Dan kan het gaan om macht, om bezit, om luxe en gemak,
altijd om zaken waar we zelf beter van worden, tenminste dat maken we
onszelf dan wijs.
Elke mens wil wel een beetje voor God spelen, in de zin van: boven de
regels staan, zelf de regels in het leven bepalen,
en zo jezelf macht geven om het leven naar eigen gemakken in te richten.
Dat probleem is al zo oud als de mensheid.
De schrijver van de eerste hoofdstukken in het boek Genesis
had dat maar al te goed begrepen en hij verwoordde dit in het mooie
verhaal van de zondeval dat we zojuist gehoord hebben.
De eerste mensen waren eigenlijk best tevreden met wat zij hadden,
maar toen hun voorgespiegeld werd dat er veel meer te halen was,
dat ze gelijk aan God konden zijn, toen ging het mis.
Daar lig de wortel van alle kwaad, zo maakt het verhaal ons duidelijk.
Aan die bekoring hebben in de loop der geschiedenis ontelbare mensen
toegegeven, soms in het groot
en dan denk ik aan dictators, koningen, keizers en andere machthebbers,
heel vaak in het klein, en dan denk ik aan na-ijver en jaloezie,
aan egoïsme en gemakzucht, die mensen ertoe verleiden
om de grenzen van wat mag en niet mag te verleggen,
tot eigen voordeel uiteraard.
Het is, bewust of onbewust, zelf een beetje voor God willen spelen.
Wie zo denk, heeft echter een verkeerd beeld van God.
God wordt maar al te vaak vereenzelvigd met macht,
en zo komt Hij in de bijbelse verhalen soms ook wel een beetje naar
voren.
Maar de God zoals Jezus ons die voorhoudt, is een vader
die niet speelt met macht maar ons oproept onze talenten te gebruiken
om samen met elkaar deze wereld leefbaar te maken voor iedereen.
Dat wordt ook duidelijk in het verhaal van Jezus' bekoringen.
Als elke mens stond ook hij bloot aan de bekoring om zijn mogelijkheden
te gebruiken voor zijn eigen voordeel, eigen macht.
Toen hij honger had, zou niemand het hem kwalijk genomen hebben
als hij een paar stenen in brood veranderd had om zijn honger te
stillen.
Maar hij wilde de grenzen van wat goed en geoorloofd is en wat niet
niet verleggen in zijn eigen voordeel.
Hij was en bleef trouw aan zijn zending om zijn gaven te gebruiken
om samen met anderen deze aarde bewoonbaar te maken.,
om medemensen te inspireren en te ondersteunen zich daarvoor in te
zetten.
Gelijk zijn aan God is niet: je net zo machtig voelen als God,
want dat is duivels, dat verdeelt en vernietigt.
Gelijk zijn aan God is wel: zo goed zijn als God,
voor ieder het goede willen en waar mogelijk ook daadwerkelijk geven.
En in die zin kun je zeggen: zo mogen we voor God spelen,
door trouw te zijn aan jezelf, trouw aan elkaar,
in al die kleine dingen die wij voor elkaar kunnen betekenen.
Verboden vruchten smaken het lekkerst. Een waarheid zo oud als de
mensheid.
Je hoort vaak jeugdverhalen van brave en oppassende oudere mensen
die als kind op weg naar school of naar huis graag een appeltje pikten
en de appels die je pikte uit de tuin van de pastoor waren het
lekkerst.
Het is een heel menselijke trek om bloot te staan aan de bekoring,
om een beetje te sjoemelen met de regels,
om even over de grens te stappen en iets te doen wat eigenlijk niet mag.
Je vindt dat heel sterk bij de opgroeiende jeugd
die op hun weg naar volwassenheid de wereld willen verkennen
en daarbij hun grenzen proberen te verleggen.
En het gebeurt nogal eens dat ze over de grenzen van het toelaatbare
heen stappen, dikwijls daartoe uitgedaagd door leeftijdgenoten.
Slangen heb je in allerlei gedaanten en vormen.
Dan doen ze soms dingen die ze uit zichzelf niet zouden doen ,
maar er kunnen wel eens heel vervelende gevolgen aan vast zitten.
Dit probleem is al zo oud als de mensheid.
De eerste lezing vertelde ons over de eerste mensen.
Ook voor hen gold al het gezegde: verboden vruchten smaken het
lekkerst.
Dit verhaal is geen ooggetuigenverslag maar een verhaaltje
dat ooit door de Bijbelse schrijvers bedacht is om aan te geven
hoe dit een algemeen voorkomend verschijnsel onder mensen is.
Het is een constatering van het feit dat mensen zich vaak ongelukkig
maken
door toe te geven aan de bekoring om grenzen te overschrijden.
In het verhaal worden Adam en Eva weggejaagd uit het paradijs.
Het leven kan een paradijs zijn als iedereen zich houdt
aan de regels die ons door onze Schepper zijn meegegeven,
als iedereen zijn geweten volgt en geen grenzen overschrijdt.
Maar een beetje sjoemelen met de regels zit ons blijkbaar in het bloed.
Het is iets van alle tijden en van alle culturen.
Het probleem voor iedereen is natuurlijk wel een beetje dat de grens
tussen goed en kwaad niet altijd zo duidelijk is.
Soms heb je een heel duidelijke en scherpe grens,
en iedereen weet: als ik die grens over ga dan zit ik verkeerd.
Maar vaak is het niet zo duidelijk, en er zijn situaties dat het voor
de een geen kwaad kan maar voor een ander wel.
Met de voorbije carnaval zijn er weer heel wat litertjes bier doorheen
gegaan.
De meeste volwassen kunnen er wel tegen, tenzij ze helemaal geen maat
kunnen houden.
Maar volgens een krantenbericht van niet zo lang geleden
zou alcoholgebruik bij jongeren een vorm van hersenschade kunnen
toebrengen.
Maar heel wat jongeren trekken zich niets aan van de grens van 16 jaar
ook voor hen lijken de verboden vruchten het lekkerst te zijn.
Maar misschien zouden ze wat meer aan hun eigen toekomst moeten denken.
Je hebt ook situaties waarbij gezegd wordt: ach, één keertje kan geen
kwaad. Dat kan helemaal kloppen, maar je loopt wel het risico dat het
niet bij één keertje blijft omdat men de smaak te pakken krijgt.
Het evangelie van vandaag vertelt ons over Jezus.
Juist als alle andere mensen staat ook hij bloot aan het bekoring
om de grens van het toelaatbare te overschrijden
om een beetje te sjoemelen met de regels en alleen maar aan zichzelf te
denken.
Ook dit verhaal is, net als het verhaal van de zondeval, geen
ooggetuigenverslag
maar de constatering dat Jezus echt mens is zoals wij
dat ook deze heel menselijke trek hem niet vreemd is.
Maar het geeft ook aan dat mensen sterk genoeg kunnen zijn
om niet aan die bekoring toe te geven.
En daartoe is het heel belangrijk dat de mens echt gemotiveerd is
om de juiste weg door het leven te gaan en trouw te zijn aan de
leefregels die in onze natuur zijn neergelegd door onze Schepper,
aan de weg die Jezus ons in het evangelie wijst.
Dat kan wel van je vragen dat je tegen de stroom in durft te gaan.
Als je honger hebt en je hebt de macht om van een steen brood te maken,
dan ben je in de ogen van de meesten gek als je dat niet doet.
Maar Jezus zei: nee ik doe het niet, want de bijzondere macht die ik
heb
is bedoeld om goed te doen aan anderen en niet om te die gebruiken voor
mezelf.
Wie met zijn vingers van verboden vruchten kan afblijven
is in de ogen van velen maar een stommeling en slappeling,
maar hij maakt wel veel meer kans op een stukje paradijs op aarde.
Dat paradijs is nooit te vinden in goedkoop plezier
maar wel in een goede verstandhouding met je medemensen.
En dat vraagt dat je bepaalde grenzen niet overschrijdt.