Gebeden op de achtste zondag door het
jaar.
Inleiding:
Ik las onlangs een bericht over een
parochie in België.
Daar waren de priesters in staking gegaan.
Ze weigerde nog voor te gaan in de eucharistievieringen.
De reden van deze staking was een conflict met het kerkbestuur over de
collectes onder de vieringen.
Het pastores pikten die collectes in
en het kerkbestuur eiste ook die collectes op.:
Zo'n conflict is hier gelukkig ondenkbaar,
maar het toont wel aan hoe groot de rol van geld is
ook als het gaat om geestelijke zaken. Dat geld een grote rol speelt in
het leven van mensen
is natuurlijk alom bekend.
Soms is die rol veel te overheersend
en is ze bron van veel ontevredenheid en onenigheid.
Maar als het gaat om kerkelijke zaken zou dat niet het geval mogen
zijn.
Het evangelie van vandaag heeft daar heel zinnige dingen over te
zeggen.
Daar willen we samen wat over nadenken.
Openingsgebed
God, Vader van alle mensen.
Het leven met al zijn zorgen overspoelt ons dikwijls,
zodat we geen tijd en aandacht meer hebben voor zaken
die veel belangrijker zijn dan alle dagelijkse beslommeringen.
Schenk ons de kracht en de moed om steeds aandacht te hebben
voor die zaken die ons leven zijn werkelijke zin en inhoud geven:
verbondenheid en saamhorigheid met anderen.
Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen
Gebed over de gaven
God, Vader van alle mensen,
U wilt eten en drinken voor ons zijn, bron van kracht
om juist als Jezus, uw gezondene, het leven te delen met elkaar
in een geest van gastvrijheid en saamhorigheid
Moge de verbondenheid van dit uur rond brood en wij\
vruchtbaar worden in ons leven van alle dag
Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen
Slotgebed
God, Vader van alle mensen.
U geeft ons wat wij nodig hebben om goed voor elkaar te zorgen,
Uw schepping kent zoveel rijkdom dat er genoeg is voor iedereen
als we tenminste eerlijk delen met elkaar.
Uw mensen hebt U liefde in hun hart gelegd
liefde die niet bestaat in binnenhalen maar in geven.
U geeft ons de mogelijkheden om deze wereld bewoonbaar te maken voor al
uw mensen.
Heer, help ons uw weg ten leven te gaan, vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
Wij
bidden voor die mensen die de macht hebben structuren te veranderen,
voor hen die leiding geven aan landen en volken, aan bedrijven en
instellingen,
dat zij zich niet laten verleiden om de weg van het geld te gaan
maar rechtvaardigheid en hulpvaardigheid hoog in het vaandel hebben.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor de mensen die voor hen die dag in dag
uit hard moeten werken om het hoofd boven water te houden,
voor hen die gebukt gaan onder de zorgen voor hun gezin,
dat zij toch oog houden voor de weg van God,
de weg van liefdevolle zorg en aandacht voor ieder ander.
Laat ons zingend bidden.
Wij bidden voor de mensen die een dikke portemonnee hebben en leven in
grote weelde,
voor allen die een goed betaalde baan hebben en niets tekort komen,
dat zij zich niet laten verleiden om alleen aandacht te hebben
voor de materiële waarden in het leven.
Laat ons zingend bidden.
We bidden alle mensen die zich christenen noemen
dat zij zich inzetten voor een betere verdeling van de rijkdommen van
deze aarde
dat zij solidair zijn met hun minder bedeelde broeders en zusters
en bereid zijn iets van hun welvaart met hen te delen.
Laat ons zingend bidden.
God, Vader van alle mensen, van rijk en arm, jong en oud
schenk ons uw Geest van wijsheid en kracht om uw weg ten leven te gaan,
vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de
achtste zondag door het jaar.
IK ZAG HANDEN, HEER
Ik zag handen, Heer,
handen die vroegen om liefde te geven,
handen die vroegen om leven te geven,
terwijl ik verder liep.
Ik zag handen, Heer,
handen die sloegen in plaats van strelen,
handen die namen in plaats van delen,
terwijl ik verder liep.
Ik zag handen, Heer,
handen zo koud, zo leeg als de mijne,
handen als tekens, handen als seinen,
terwijl ik verder liep.
Ik zag handen, Heer,
handen zo wreed met spijkers doorslagen,
handen om andere handen vragen,
terwijl ik verder liep.
Ik zag en zie uw handen, Heer,
handen om mij, mijn handen te geven,
een hand voor liefde, voor verdriet.
Handen zijn er om handen te geven,
handen zijn tekens van liefde en leven.
TUSSEN DE STENEN (van Hector Frisotti)
Er was eens een bloem, die, niemand weet waarom,
opschoot tussen de stenen.
Er kwam een man voorbij.
Hij bewonderde de schoonheid van de bloem,
dankte God voor haar en ging verder.
Die nacht stak er een storm op en de bloem stierf.
Er was eens een bloem, die, niemand weet waarom,
opschoot tussen de stenen.
Er kwam een vrouw voorbij.
Ze bewonderde de schoonheid van de bloem en dacht:
ik zal haar mee naar huis nemen
zodat iedereen haar bewonderen kan.
Een week later verlepte de bloem.
Er was eens een bloem, die, niemand weet waarom,
opschoot tussen de stenen.
Er kwam een kind voorbij
die zich met de bloem vereenzelvigde:
eenzaam, geïsoleerd, zonder iemand op de wereld.
Het kind besloot voor de bloem te zorgen,
bracht grond en water en de volgende dag wat mest.
En deze bloem veranderde in een tuin.
De oude droom (Paul van Vliet)
De stokoude droom
heeft nog heel veel te geven,
hij heeft een geheim
en dat zijn wij soms kwijt
maar hij zal ons allemaal ooit overleven,
hij is zo oud als de wereld
en zo jong als de tijd.
Maar Je moet hem beschermen,
je moet hem verzorgen,
je moet hem koesteren onder de zon,
je moet hem vertrouwen
en vandaag al of morgen,
dan weet je het weer
waar het ooit om begon
Dan neemt hij je weer mee
langs wegen van liefde
tot hoog in de bergen
naar toppen van kracht
en daar zal dan blijken
dat je verder kunt kijken
en hoger kunt reiken
dan je ooit had gedacht!
Iedere mens wordt geroepen
Kijk eens om je heen.
Wees eens stil en luister...
De wereld komt op je af.
Mensen - grote mensen, kleine mensen -
zij roepen, ze hebben iemand nodig.
Ze hebben jou nodig - ze hebben mij nodig.
Het is een kind, die roept om de zorg en liefde van zijn moeder.
Het is de jongen, die rekent op de steun van zijn vader.
Het is de patiënt, die vraagt om troost in zijn lijden.
Het is de leerling, die om uitleg vraagt.
Het is de kerkganger, die verdieping wil.
Het is de eenzame, die aansluiting zoekt.
Het is de opgejaagde, die rust wil hebben.
Het is de mens, die uit de sleur wil.
Er is iemand die roept om mij, om jou,
die een beroep doet op mij, op jou,
die ons aanzet iets te doen voor hem, mijn medemens
en waardoor wij hem gelukkig kunnen maken.
Hij heeft geen mening en hij weet niet waar hij heen gaat.
Lijkt hij niet wat op jou en mij?
Nergensman, luister alsjeblieft,
je weet niet wat je mist,
nergensman, de wereld staat tot je beschikking.
Ik geloof
Ik geloof dat elke mens
recht heeft op onderdak.
Ik geloof dat elke mens
recht heeft op iemand
die achter je gaat staan.
Ik geloof dat er achter
elke mens iemand is.
Ik geloof dat geloven
om keuzes vraagt.
Ik ervaar dat geloven in
de kwetsbare mens
pijn voor mezelf meebrengt.
Ik weet dat geloven
in zorg om de verloren mens
tegenwind meebrengt.
Ik geloof dat geloven opkomt
voor het persoonlijke,
geen mens laat stikken in zichzelf.
Ik geloof het in de Naam van de
Eeuwige Liefde,
die een menselijk gezicht
heeft gekregen.
Amen.
IK GELOOF
Ik geloof in God, oneindige zorg en liefde
vuur dat mensen geestdriftig maakt
en de aarde vruchtbaar voor iedereen.
Ik geloof in God, een mens, Jezus van Nazaret
die mensen uit de kantlijn in het middelpunt plaatst.
Ik geloof in God want bloemen bloeien,
vogels vliegen en mensen houden van elkaar.
Ik geloof in de toekomst, ik geloof dat het ons zal lukken
ruimte te maken voor elkaar,
voor vriend en vreemde, jong en oud.
Ik geloof in de toekomst, ik geloof dat we zullen leren
een kleurrijke samenleving te bouwen
waar iedereen zichzelf kan zijn.
Ik geloof in de toekomst, ik geloof dat op een dag de mensen
evenveel zullen houden van andere mensen als van zichzelf.
Ik geloof in het goede dat door geen kwaad klein te krijgen is.
Ik geloof in nieuwe kansen die mij worden gegeven en die ik geef aan
anderen.
Ik geloof in het leven ook door de dood heen. Zo geloof ik in God. Amen
Mondigheid (Marinus van den Berg)
Mondigheid is niet vanzelfsprekend.
Ze wordt steeds weer bedreigd.
Een mens die ziek wordt,
kan gemakkelijk overheerst worden.
Een mens die zich bedreigd voelt,
ervaart hoe kwetsbaar mondigheid is.
Mondigheid vraagt daarom
om voortdurende zorg en aandacht.
Het is niet voldoende
dat er een klachtencommissie is,
dat er een betere rechtspositie is,
alhoewel dat belangrijke voorwaarden zijn.
Mondigheid komt pas tot zijn recht
als er ondanks afhankelijkheid
toch innerlijke vrijheid is.
Een innerlijke vrijheid
om vragen te stellen,
met elkaar te overleggen,
elkaar aan te spreken,
en naar elkaar te luisteren.
Wie in een positie van afhankelijkheid is
voelt of hij als mondig persoon wordt bejegend
of als een onmondige afhankelijke.
Mondigheid vraagt om zorg
en om dagelijkse alertheid.
Mondigheid krijgt meer inhoud
als er ook aandacht is
voor het niet direct meetbare en zichbare.
Het gaat om héél de mens
Ons dagelijks brood
Voor ons die zien
dat koren opschiet uit de aarde en
dat brood van de akker komt -
voor ons die
in brood de aarde proeven
die het laat groeien,
de zon die het warm koestert,
bron en regen die het drenken -
voor ons die weten
dat brood in 't zweet des aanschijns
gezaaid, gemaaid, geoogst
en met zorg bereid wordt -
voor ons is het brood
wat het was in Jezus' handen
onweerspreekbaar teken
van het geheimvolle leven,
van het leven de mens gegeven -
voor ons is te eten geven
met anderen genade delen;
voor ons is te eten vragen
medemensen deelgenoot maken
aan het geluk dat we beleven,
aan de moeite die we doen,
de zorgen die we kennen,
het verdriet dat we hebben -
voor ons is samen eten
-alledag thuis en morgen hier -
tijd en eeuwigheid,
aardedonker en hemels helder
delen met die bij ons zijn en
allen die ons zijn voorgegaan.
Luilekkerland
Ik heb je nooit een luilekkerland beloofd,
een plaats van slapen, luieren en eten.
Ik heb je wel een nieuwe wereld toegezegd.
Maar niet vanzelf, dat lijk je te vergeten.
Want jij verwijt mij dat het zo lang duurt.
Maar, waar blijf je? Ik heb je toch gestuurd?
Ik heb je nooit een toverstaf beloofd,
waarmee je alle onrecht kunt voorkomen.
Ik heb je wel mijn geest gegeven,
mijn kracht om zelf te werken aan je dromen.
Gebruik die kracht, dan speel je heel wat klaar.
Je hebt me toch, zo maken wij het waar.
Droom met de hand aan de ploeg.
Droom van vriendschap, de rest van je dagen.
Droom van het leven, van goede gezondheid.
Droom van het beste voor heel je gezin.
Droom van zorg en liefde voor elkaar.
Droom van vrede, overal op aarde.
Droom van opbouw, niet van afbraak.
Droom van een plek, een thuis voor ieder.
Maar als je droomt, droom dan niet in bed.
Droom met de hand aan de ploeg.
En bid, dat God je kracht geeft,
te bidden, te werken voor je droom.
STEEN VAN DE WIJZE
Er woonde, heel lang geleden, in een hutje een wijze man. Op zekere dag
komt er een vrouw op bezoek. Ze had gedroomd dat de wijze een edelsteen
bezat. "Geef mij die steen", smeekt ze, "want ik sterf van de honger!"
De wijze rommelt wat in zijn broekzak en haalt een steen te voorschijn.
"Bedoel je deze? Ik heb hem gevonden in het bos." In zijn hand fonkelt
een prachtige diamant. "Ja", gilt de vrouw. Ze grist de steen weg en
holt heen. Die nacht kan ze niet slapen. Ze begrijpt het niet. Ze
piekert over alles wat er is gebeurd. Dan gaat ze terug naar de wijze.
Ze geeft hem de steen en zegt: "Wijze, hier is de steen. Geef me liever
iets van de vrede waardoor u gister zo kalm en moeiteloos de steen aan
mij gaf want dat is meer waard."
Het vlot
Er is een verhaaltje over een groep reizigers. Ze zijn op weg door een
robuust landschap. Het gaat heuvel op, heuvel af. Langs bossen en
akkers. Steeds verder. Tot het moment dat ze voor een rivier komen. Ze
kunnen niet verder. Wat te doen? De reis stagneert. Totdat iemand op
het idee komt om van hout een vlot te maken. Ze zoeken hout, bevestigen
het materiaal aan elkaar, begeven zich op het platform en de hele groep
bereikt de overkant.
Aan de andere kant van de rivier gekomen zijn ze zo blij met het
resultaat dat ze besluiten het vlot uit het water te halen op de
schouders te tillen en mee te nemen voor de verdere reis. Het pijnlijke
is alleen dat ze vervolgens nooit meer een rivier zijn tegengekomen. Zo
werd datgene wat aanvankelijk een hulpmiddel was uiteindelijk een last.
De gelukkige monnik
Een boeddhistische monnik zat in meditatie verzonken aan de kant van
een rivier, toen een van zijn leerlingen twee grote parels voor zijn
voor zijn voeten neerlegde als teken van verering en toewijding.
De monnik deed zijn ogen open, nam één van de parels en hield hem zo
achteloos vast dat hij uit zijn hand gleed, de helling afrolde en in de
rivier verdween. De ontstelde leerling dook de parel meteen na, maar
ofschoon hij het tot laat in de avond steeds weer probeerde, had hij
geen geluk.
Tenslotte wekte, nat en uitgeput als hij was, de monnik uit zijn
meditatie en zei: "U hebt de parel zien vallen. Laat mij precies zien
waar hij terecht kwam, dan kan ik hem weer voor u vinden."
De monnik pakte de tweede parel, gooide hem in de rivier en zei:
"Precies daar".
terug naar de overweging
>