"Als uw gerechtigheid die van de farizeeën en schriftgeleerden niet
ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in het rijk der hemelen".
U hebt deze woorden zojuist gehoord in het evangelie. Ja, hoor de
farizeeën hebben het weer gedaan. Farizeeën hebben bij ons een hele
slechte naam, het is zelfs een scheldwoord, en dat komt door die
scherpe kritiek die Jezus steeds afvuurt aan hun adres. Toch waren die
farizeeën helemaal geen slechte mensen. Het waren juist hele brave
plichtsgetrouwe mensen, die alle wetten en regels van de joodse
godsdienst uiterst serieus namen. En toch, dit wasvoor Jezus lang niet
voldoende.
Waar gaat het om? Iemand die zegt: ik heb alles wetten en regels die er
onder de zon zijn stipt onderhouden, hoeft helemaal nog geen goed mens
te zijn. Je kunt het ook zo zeggen: iemand die de l0 geboden keurig
onderhoudt, kan toch nog een slecht mens zijn. Dat klinkt misschien wat
vreemd, maar het is wel de boodschap van het evangelie van vandaag.
Het leven is zoveel meer dan het boekje met regels. Natuurlijk, wetten
zijn absoluut nodig, anders wordt het een chaos. maar leven volgens het
boekje is lang niet altijd voldoende om goed te leven. Wetten zijn dode
letters, maar het gaat niet om de letter maar om de geest die erachter
zit. Bovendien is het leven veel te ingewikkeld om het van a tot z in
regels te vangen.
Jezus geeft zelf een paar voorbeelden. Iemand die een moord begaat is
strafbaar, dat is vanzelfsprekend. Maar het gaat veel verder: iemand
die zijn medemens het leven zuur maakt, is even strafbaar.
In het rijk van de wereld kan een rechtbank alleen naar de feiten
kijken en die afmeten naar de bestaande wetten. Op zijn hoogst kunnen
verzachtende omstandigheden worden aangevoerd. Maar in het rijk der
hemelen gaat het om een innerlijke levenshouding, die natuurlijk in
onze daden zichtbaar moet worden, maar die tegelijk veel verder gaat
dan alle bestaande regels.
In het rijk der hemelen gaat het allereerst om een houding van respect
voor de medemens, elke medemens. Als je echt van binnenuit de ander
respecteert, dan is het vanzelfsprekend dat je hem geen kwaad wil doen,
niet doden, niet bestelen, niet beliegen. Die regels worden dan
eigenlijk overbodig.
Maar Jezus' boodschap gaat nog veel verder: niet alleen geen kwaad doen
naar elkaar toe, maar ook positief goed doen aan elkaar: het gaat hem
om een houding van liefdevolle aandacht en zorg voor de ander, en daar
zijn al helemaal geen regels aan te geven. Als je echt goed wilt doen,
dan ga je niet te werk met een liniaal of een weegschaal. Dan vraag je
niet: moet ik dit nu, of mag ik het ook achterwege laten? Mag dit wel
of mag dit niet volgens het boekje? Eigenlijk is zo'n levenshouding
heel vanzelfsprekend, maar ons leven is soms zo ingewikkeld, we zitten
zelf vaak zo ingewikkeld in elkaar, dat het in feite en
verschrikkelijke moeilijke opgave is. Maar toch de moeite waard om er
steeds weer over na te denken.
De tien geboden kent u allemaal nog wel, maar kent u ook het elfde
gebod? Dat luidt: gij zult niet betrapt worden. Het lijkt er wel een
beetje op alsof dit elfde gebod in onze tijd voor velen het
belangrijkste gebod is, het enige. De mentaliteit van velen lijkt te
zijn: je hoeft het met regels en wetten niet zo nauw te nemen, als je
maar zorgt dat ze je niet te pakken krijgen.
We leven in een tijd van vervagend norm besef zoals dat heet. Niets
moet en alles mag. Nu is die mentaliteit op zich niets nieuws, niets
bijzonders. Mensen hebben altijd al de neiging gehad om naar de mazen
in de wet te zoeken, om sluipwegen te zoeken om de wet te ontduiken,
uitzonderingen op de regel te bedenken. Met name geschreven wetten
vragen daar ook een beetje om.
Telkens als het gaat om vragen als: mag dit of moet dit, dan zijn
mensen altijd bijna automatisch geneigd om er onder uit proberen te
komen, om die wetten naar zich toe te interpreteren, zodat het
gemakkelijker gaat, zeker als het gaat om zaken die we graag doen, of
helemaal niet graag doen, zeker ook als het gaat om meer of minder
geld, macht of gemak.
Misschien zult u zeggen: ja maar, vroeger was dat toch allemaal niet zo
erg, toen waren mensen veel gehoorzamer. Toen had je niet die
wetteloosheid van nu. Dat klopt wel en tegelijk is het maar ten dele
waar. Vroeger was de sociale controle veel sterker, mensen waren bang
voor het gezag, en voor straffen die men kon oplopen. Men durfde veel
minder. Maar de onderliggende mentaliteit is niet veel veranderd.
Wetten en regels ontduiken, stiekem, als niemand het ziet, als je maar
niet betrapt wordt, dat is altijd al gebeurd.
Voor een goede orde heeft elke samenleving wetten en regels nodig,
anders wordt het een chaos. We zien nu al wat een chaos en ellende het
geeft als mensen zich niet meer storen aan wetten en regels. Maar het
probleem is dat wetten en regels nooit volmaakt zijn/kunnen zijn. Het
zijn altijd formules en die zijn van zichzelf star, algemeen, ze kunnen
helemaal los van de werkelijkheid komen staan.
Wetten en regels kunnen ook nooit alle denkbare situaties en
gebeurtenissen in een mensenleven voorzien, daarvoor is het leven veel
te ingewikkeld. Als we hele wetmatige mensen worden, als we ons in het
leven alleen door bestaande wetten laten leiden, dan wordt ons leven
ofwel heel bekrompen en angstvallig, ofwel heel vrijblijvend, waarbij
dan alleen dat elfde gebod overblijft. Dat geldt voor de wetten van een
land, dat geldt voor de wetten van de kerk, dat geldt ook ergens voor
Gods wetten, de wetten die ons mens-zijn en het samen mens-zijn
regelen.
Willen we echt een goed leven leiden, willen we echt bijdragen aan een
goede samenleving, dan moet het niet gaan om vragen als: moet ik dit of
mag ik dit doen? Maar veeleer om vragen als: is dit goed voor mij en
goed voor de samenleving? Of op zijn minst: als ik dit doe, of niet
doe: doe ik dan mezelf als mens tekort niet alleen hier en nu, maar ook
gezien de toekomst, maar ook op de lange duur? En de grondvraag moet
nog veel meer zijn; doe ik anderen tekort, doe ik anderen pijn of
verdriet, als ik dit wel of niet doe?
Dat is de levenshouding die Jezus van ons vraagt: een houding van
binnenuit, een mentaliteit waarin de liefde voor de ander de boventoon
voert, en niet de dode letter van een wet. Dan alleen kunnen we een
goede geordende en gelukkige samenleving opbouwen.
Toen ik de afgelopen week de teksten van deze viering doorlas, werd
mijn aandacht getrokken door deze zin in de eerste lezing: "De Heer
heeft vuur en water voor u neergezet, gij kunt uw hand uitstrekken naar
wat ge verkiest".
Vuur en water, goed en kwaad: we kunnen kiezen voor het een of het
ander. En als we dan onze vingers verbranden, dan is dat eigen keuze,
dus eigen schuld. En toch, zo eenvoudig ligt het niet. Geen enkel
zinnig mens kiest voor het kwaad om het kwade, niemand wil bewust zijn
vingers verbranden, tenzij iemand misschien geestelijk gestoord is.
Als mensen slechte dingen doe, als bijvoorbeeld, moorden en stelen, dan
is dat bijna nooit een bewust kiezen voor het kwaad. Vaak is er
helemaal geen sprake van een echt kiezen, maar lopen dingen uit de hand
en heeft men het al gedaan voordat met echt beseft wat men doet.
Vaak is er een lang proces van verharding en afstomping aan
voorafgegaan, waardoor mensen hard en gewetenloos kunnen worden.
Vaak zijn mensen verblind door hebzucht, haat en nijd, wraakgevoelens.
En ook: vaak kunnen mensen er zelf maar weinig aan doen dat ze in zo'n
situatie terecht komen. Vaak hebben ze verschrikkelijk weinig te
kiezen.
Ik zag eens op de televisie een stukje film over een rechtszaak tegen
een jongen van 15 jaar die een moord had begaan. Zijn advocate hield
een pleidooi voor hem en vertelde de jury hoe zijn moeder gestorven was
toen hij 5 jaar was, hoe zijn vader meer in de gevangenis zat dan
erbuiten, hoe hij van het ene pleeggezin naar het andere doorgeschoven
was, hoe hij voor een deel was opgegroeid in de jungle van de straat.
En de advocate stelde de vraag: wie is er schuldig aan die moord?
Natuurlijk: die jongen was strafrechtelijk schuldig, maar, zo zei ze,
is niet heel de samenleving een beetje medeschuldig, de samenleving die
hem maar heeft laten spartelen en hem nooit echte warmte en
geborgenheid heeft gegeven. Deze jongen heeft straf verdiend, zei ze,
maar is het fair dat wij als samenleving dan alleen maar zeggen: zijn
verdiende loon en dan voldaan onze weg vervolgen want het recht heeft
zijn beloop gehad.
Zoiets moet ons wel aan het denken zetten, want er zit veel waarheid in
die woorden van de advocate. Wij zouden op zijn minst heel voorzichtig
moeten zijn in ons oordeel over mensen die verkeerd doen, want bijna
nooit weten we de preciese achtergronden. Misschien zouden we onszelf
ook moeten afvragen: Als ik in zijn schoenen had gestaan, als ik
opgegroeid zou zijn zonder goede ouders maar in een crimineel milieu,
zou ik dan geweest zijn wat ik nu ben.
Ik denk ook dat die advocate helemaal op dezelfde lijn zat als Jezus in
het evangelie van vandaag. Gij zult niet doden, is het oude gebod. Wie
doodt zal strafbaar zijn. Maar Jezus voegt eraan toe: wie vertoornd is
op zijn broeder, wie hem een kwaad hart toedraagt, wie hem uitscheldt
en op hem neerziet, die is even strafbaar, misschien niet in de zin van
de officiële rechtspraak maar wel in de ogen van God.
Het gaat steeds weer om die hele fundamentele houding van
welwillendheid jegens alle medemensen, dat we anderen een goed hart
toedragen, niet alleen degenen die we leuk en aardig vinden, maar ook
degenen die we niet mogen, de zwarte schapen, degenen die verkeerd
gehandeld hebben. Hoe we dat in de praktijk van het leven precies
moeten invullen, is lang niet altijd zo duidelijk, maar de mentaliteit
waar het om gaat, die kunnen we wel zien, en dan we al een heel stuk op
de goede weg.
Ik heb nog net de tijd meegemaakt dat er volop gebiecht werd.
Voor de biechtelingen was het beslist geen lolletje,
maar dat was het voor de biechtvaders nog veel minder.
En in de biechtstoel kreeg je soms te horen: ik ben op een zondag niet
naar de kerk geweest.
En als je dan vroeg: waarom bent u niet geweest?
Dan was het antwoord heel vaak: Ik was ziek.
En dan was ik altijd een beetje geïrriteerd:
als je ziek bent, dan kun je toch niet naar de kerk,
en dan heb je toch ook geen zonde gedaan.
Dat vonden ze in hun hart eigenlijk ook wel,
maar het was ze zo ingehamerd: niet naar de kerk op zondag:
dan had je een zware zonde op je geweten, dus moest je die biechten.
Gelukkig hebben we daar tegenwoordig geen last meer van.
Een ander voorbeeld: Ik was pas priester gewijd
en op zondagmorgen moest ik mis gaan doen in een parochiekerk.
Ik was wat vroeg, de vorige viering was nog aan de gang.
Ik liep achter het kerkportaal binnen en tot mijn verbazing
stond het daar stampvol mannen en jongelui,
aan beide kanten waren de deuren dicht, ze wisten niet wat er binnen
gebeurde,
maar ze waren naar de kerk geweest
en dus hadden zij voldaan aan hun zondagsplicht.
Gelukkig: dat soort dingen komen tegenwoordig niet meer voor.
Nog een voorbeeld: In de hongerwinter van 1944
stonden op een zondagmorgen een paar hongerige kinderen te bedelen.
Grote aantallen kerkgangers kwamen voorbij maar liepen door:
de moesten naar de kerk, dat ging voor.
Maar een, een vrijgezel, liet zijn hart spreken,
Kom, zei hij tegen de kinderen, dan krijgen jullie van mij een
boterham.
En omdat het toch wat langer duurde, schoot de mis erbij in.
En dus ging hij dat biechten. Want hij had zijn plicht niet gedaan.
Nu denken we: al die plichtsgetrouwe kerkgangers die zouden naar de
biechtstoel gemoeten hebben,
die zouden moeten zeggen: ik heb gezondigd
want ik ben in een boog om een paar hongerige kinderen heengelopen.
Maar hun zondagsplicht hadden ze keurig gedaan,
dus daar kon niemand een aanmerking over maken.
Hier ligt de betekenis van het evangelie van vandaag.
Denk niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten op te heffen,
zei Jezus. Hij wilde de joodse godsdienst met zijn regels niet
afschaffen, maar wel verdiepen, vervolmaken, hun ware betekenis
benadrukken,
eigenlijk wilde hij de wetten weer hun ziel terug geven.
De gerechtigheid van de farizeeën was dat ze wetjesmensen waren,
die zich heel precies, pietleuterig precies, aan de wetten hielden,
maar zei Jezus, daarmee komen ze het rijk der hemelen niet binnen.
Het gaat om de geest, en die geest komt nogal eens in de verdrukking.
En handelen in de geest van de wet is meestal ook veel moeilijker.
Precies doen wat de wetjes vragen, is veel gemakkelijker,
ook al kan men best een klagen dat het niet meevalt.
Maar je weet wel precies waar je aan toe bent.
De wetjesmensen weten het allemaal precies.
En soms kun je je mooi verstoppen achter wetjes om niet te hoeven doen
wat de geest eigenlijk vraag.
En je moet durf hebben om soms te kunnen zeggen:
ik ga tegen deze of die regel in omdat ik vind
dat die in dit specifieke geval meer kwaad doet dan goed.
Ik had het in het begin over biechten.
Weet u wie eens zou moeten gaan biechten? Bisschop Muskens. Die heeft
immers gezegd dat ze in Afrika condooms moeten gebruiken
om die verschrikkelijke ziekte Aids in te dammen.
En alle wetjesmensen staan op hun achterste benen: dat mag niet. De
kerk verbiedt het gebruik van condooms.
Schande als een bisschop zo tegen die regel in gaat.
Je kunt ook zeggen: gelukkig iemand die zijn gezond verstand gebruikt.
Het is waar: de kerk verbiedt het gebruik van voorbehoedsmiddelen,
je kunt je al afvragen of dat wel zo verstandig is,
feit is dat niemand zich er iets van aantrekt.
Maar als het gaat om die ziekte Aids, die zoveel slachtoffers maakt,
met name ook in Afrika, dan heeft bisschop Muskens volop gelijk.
Ik vind het heel moedig van hem dat hij dat ook hardop durf te zeggen.
Wetten en regels dienen het welzijn van mensen te dienen,
het welzijn van het individu en van de gemeenschap.
Dat is de ziel van alle geboden en verboden,
maar als die ziel eruit is, dan kan het gebeuren
dat die geboden en verboden het welzijn van de mens niet meer dienen
maar juist benadelen. En dat kan niet.
Er is nogal wat onenigheid over de wetten en regels in de Kerk.
Aan de ene kant heb je mensen die vinden dat alle regels a.h.w. heilig
zijn
en dus naar de letter moeten worden onderhouden.
Je ziet dat bijvoorbeeld ook heel sterk bij liturgische vieringen
die volgens deze mensen precies volgens het boekje moeten verlopen.
Aan de andere kant heb je mensen die al dat geregel als hinderlijk
ervaren,
die het op zijn minst overdreven en ouderwets vinden.
De wetjesmensen lijken vandaag door Jezus in het gelijk gesteld te
worden.
Hij zegt: denk niet dat ik gekomen ben om de wet af te schaffen.
Daar mag geen punt of komma aan veranderd worden.
Dit lijkt dus een uitspraak te zijn die de onaantastbaarheid van wetten
onderstreept.
Goed nieuws dus voor de wetjesmensen.
Er is echter één probleem en dat is in deze context het woord "de wet".
Dat is een heel misleidende vertaling van het Joodse woord "de tora".
De tora verwijst naar de eerste vijf boeken van de bijbel
en betekent niet wet zoals wij dat verstaan maar eerder leerinstructie.
Tora heeft te maken met onderwijzen en in de bijbelse context betekent
het:
Gods woord dat wil onderwijzen en de weg wijzen. Wegwijzer zou op zich
een veel betere vertaling zijn dan de wet.
En Jezus zegt: ik ben niet gekomen om die wegwijzer af te schaffen,
maar wel om die te voltooien en een nieuwe invulling te geven.
En hij geeft meteen een heel duidelijk voorbeeld:
Jullie kennen het gebod uit de wegwijzer: gij zult niet doden.
Maar in feite gaat dat gebod veel en veel verder dan de letterlijke
betekenis:
Het gaat niet alleen om letterlijk doden maar evenzeer om doden met
woorden,
of iemand doodzwijgen of op een andere manier tekort doen als mens.
Dat is even verwerpelijk: ook dat hoort niet thuis in de weg die God
wijst.
Zijn weg is er een van respect voor elkaar, welwillendheid jegens
anderen.
Als we praten over de wet, dan is de letter van de wet altijd heel
belangrijk.
Met name advocaten zijn keien in het zoeken naar mazen in de wet.
Ook als het gaat om kerkelijke regels wordt er vaak gekeken naar de
letter
en wordt er ook gezocht naar een andere interpretatie of naar de mazen
in de wet. Daar zijn we meestal heel goed in.
In mijn kinderjaren moest je vanaf middernacht nuchter zijn als je de
volgende morgen te communie wilde gaat.
Middernacht was twaalf uur, dat lijkt duidelijk,
maar volgens velen je mocht ook de Greenwichtijd volgen
en daarin was het om kwart voor een onze tijd pas middernacht.
En als er dus op een zaterdagavond een feestje was of een kaartavondje
dan kon men tot kwart voor een doorgaan met eten en drinken.
Dat is voor mij ook een typisch voorbeeld van omgaan met wetten,
hoe men vaak meer naar de letter van de wet kijkt dan naar de geest.
Dat is ook het verwijt dat Jezus steeds weer maakt aan het adres van de
Farizeeën.
Ook in de tekst van vandaag krijgen ze er weer van langs.
"Als uw gerechtigheid die van de farizeeën niet ver overtreft
zult ge zeker niet binnengaan in het rijk der hemelen".
Nou, dat is een keiharde uitspraak voor die superbrave Farizeeën
die alles deden om de wegwijzer van de tora veilig te stellen
door allerlei gedetailleerde regeltjes en wetjes,
voor onze oren en ogen vaak tot in het absurde.
Maar we mogen niet twijfelen aan hun goede bedoelingen.
Ze hadden echter niet in de gaten dat hun wettische geest
in veel gevallen heel verstikkend en ook misleidend werkte
en dat ze zo in feite vaak ingingen tegen de geest van de leefregel van
de weg.
Je vindt in de evangelieverhalen talloze voorbeelden
dat Jezus zich niets aantrekt van die regeltjes van de Farizeeën
en dat tot hun grote ergernis en frustratie.
Regelmatig overtrad Jezus de regels van de Sabbat, de joodse rustdag,
omdat hij mensen belangrijker vond dan die regels en wetten.
Als je dan naar onze tijd kijkt, dan lijkt er weinig veranderd te zijn.
Ook nu probeert men in de Kerk door een veelheid van regels
de boodschap van Jezus, zijn weg ten leven veilig te stellen.
Ook nu werkt dat in veel gevallen eerder verstikkend dan verhelderend.
Ook nu zegt Jezus tegen ons: kijk toch waar het echt om gaat,
kijk verder dan de letter van de wetten,
kijk naar de weg ten leven die je gewezen wordt,
die weg naar een samenleving waarin mensen elkaar respecteren
en elkaar leefruimte geven in een geest van welwillendheid.
Dat is de enige weg die leid naar het rijk der hemelen als realiteit in
het hier en nu.