Lezingen: Jesaja 58, 7-12; Matteüs 5, 13-16

Vijfde zondag door het jaar 1999

Alles went, wordt er gezegd, en dat is zo. Vaak is het alleen maar heel gelukkig als we snel aan dingen wennen, maar vaak is het ook heel ongelukkig, want niet alles mag zomaar gewoon worden. Als mensen een zoutarm of zoutloos dieet voorgeschreven krijgen, dan vinden ze dat in het begin meestal verschrikkelijk, smakeloos, niet te eten. Maar na een poos weten de meesten meestal niet beter. Een eerste sigaret, een eerste borrel smaakt de meesten beslist niet, maar heel gauw is er een gewenning en dan kunnen ze niet meer zonder.
Alles went, niet alleen wat betreft eten en drinken, maar evenzeer een bepaalde manier van leven en handelen, en niets went zo snel als comfort en gemak. Maar de vraag is wel of het wel zo goed is dat wij daar zo gemakkelijk aan gewend raken. Gewenning, sleur, sust mensen in slaap, maakt ze tot halve robots die gedachteloos de gewone dingen doen, ook dingen die ze beter niet zouden moeten doen. Gewenning maakt mensen zelf slap, krachteloos en smakeloos.
Het evangelie roept ons regelmatig op tot waakzaamheid: om mensen met pit te zijn, mensen die niet ondergaan in die grote grauwe massa, maar die zichzelf blijven, met een open en gezonde kijk op het leven en alles wat goed leven van ons vraagt.
Je moet opvallen, als licht op een standaard, zegt het evangelie van vandaag: je mag niet wegzinken in die menigte meelopers, maar je moet uitsteken boven de grijze middelmaat. De mensen moeten je goede werken kunnen zien: je moet iets van licht uitstralen.
Nu zijn er natuurlijk wel mensen die maar wat graag willen opvallen, die ook van alles doen om maar gezien te worden, die ook altijd zitten te vissen naar complimentjes en bedankjes. Maar om die mensen gaat het niet in het evangelie. Het gaat ook niet om mensen die altijd bij allerlei activiteiten betrokken zijn en ook willen zijn, mensen die zo graag het gevoel hebben dat zij onmisbaar zijn. Gelukkig zijn er vele mensen die altijd bereid zijn om zich ergens voor in te zetten in een comité voor dit, in een actie voor dat. Zij zijn ook onmisbaar.
Maar in het evangelie gaat het om mensen die goede dingen doen, voor anderen, voor hun welzijn, en niet voor hun eigen eergevoel. Het gaat om mensen die gewoon, zonder poespas, zonder er ruchtbaarheid aan te geven, veel goeds doen: ouders voor kinderen, kinderen voor ouders, buren voor buren, vreemden voor vreemden.
Het gaat om mensen die zeggen: het is toch vanzelfsprekend dat je probeert te helpen zoveel als je kunt; mensen die verbaasd staan als men zijn bewondering uitspreekt voor hetgeen ze doen.
Gelukkig zijn er nog velen van die mensen. Horen wij er ook bij? Of zeggen we al gauw: ja maar dat hoef ik niet te doen, daar zijn officiële instanties voor; of: daar kan ik toch niet aan beginnen. Niets went zo gauw als denken dat er ergens geen taak voor jezelf ligt, maar voor anderen. En dat is natuurlijk ook wel eens zo, maar misschien toch niet zo vlug als we zelf graag denken.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfde zondag door het jaar 2002

Je krijgt een kop soep voor je neer gezet. Je denkt: ha, lekkere soep, en als je dan proeft, blijkt er geen zout in te zitten. Dan zeg je: ba, dit is niet te eten. Smakeloos. Ik weet niet of u het wel eens meegemaakt hebt, ik wel. En mensen die een zoutloos dieet hebben vanwege hun gezondheid zijn echt niet te benijden. Maar als het moet, kun je er blijkbaar wel aan wennen. Alles went, zegt men wel, maar daarmee is het nog niet altijd goed en lekker.
Misschien hebt u het tegenovergestelde ook wel eens meegemaakt: dat er veel te veel zout in de soep zat en dan is die ook niet te eten. Wat voor de soep geldt, gaat ook op voor de aardappelen en de groente, maar het gaat ook op voor de mensen en voor wat mensen doen of zeggen.
Veronderstel: iemand houdt met de carnaval een buut, maar hij of zij krijgt de zaal helemaal niet aan het lachen, dan mist die buut blijkbaar juist datgene wat het smaak geeft en leuk maakt dan zit er geen zout in, geen pit, geen spirit. En een ander houdt een buut en die weet de toehoorders van begin tot eind te boeien.
Ook in het gewone leven kom je mensen tegen die het gewoon in zich hebben, die bij alles wat ze zeggen je weten te raken door hun humor, door hun gevatte antwoorden, soms ook door hun verstandige en wijze opmerkingen. Dan zeggen de mensen: met die kun je altijd plezier hebben. Of: als die wat zeggen, heb je er altijd iets aan. Dat zijn lekkere mensen, heerlijke mensen, ze geven smaak aan een ontmoeting, het is gewoon plezierig om met ze te praten of met ze samen te werken.
Er wordt ook wel eens van mensen gezegd: o wat flauw, wat smakeloos. Hun gedrag, hun manier van spreken ervaren we als onder de maat. Dat kan heel kinderachtig zijn, of heel eenzijdig, of ongenuanceerd. En dan is het niet plezierig om ze te ontmoeten.
"Jullie zijn het zout der aarde", zei Jezus tot zijn leerlingen, "jullie moeten smaak geven aan het leven op aarde en als jullie dat niet doen dan zijn jullie waardeloos." Dat is een gepeperde uitspraak die niet mis is, en die geldt ook voor ons. Smaak geven aan het leven is licht uitstralen naar de mensen om je heen.
De eerste lezing gaf al een aantal heel concrete voorbeelden ervan. Je brood delen met de hongerigen, zwervers opnemen, naakten kleden en je niet afkeren van je medemensen. Het begint met een houding van welwillendheid naar anderen toe. Smaak aan het leven geven is warmte en meeleven uitstralen. Helaas lukt dat niet altijd in onze samenleving, helaas gebeurt dat ook niet altijd in onze kerk.
Als een pastoor meent iemand een kerkelijke uitvaart te moeten weigeren omdat er actieve euthanasie heeft plaatsgevonden, dan kan hij zich wellicht verschuilen achter de letter van de wet, maar ik vind het wel smakeloos en liefdeloos. Die wettische houding straalt geen warmte en meeleven uit en doet geen recht aan Jezus' blijde boodschap. Die wettische houding vond hij in zijn tijd ook bij de schriftgeleerden en daar had hij zware kritiek op.
Maar als iemand naar aanleiding van zo'n incident dan zegt: ik wil niets meer met die kerk te maken hebben, want wat die pastoors en bisschoppen allemaal zeggen, allemaal eisen, daar kan ik me niet in vinden, dat vind ik niet juist, dan vind ik dat ook een beetje flauw, in elk geval erg kortzichtig. De kerk is meer dan een pastoor of een bisschop of zelfs een paus. Wij zijn de kerk, ieder die de boodschap van Jezus ter harte neemt en die in zijn geest zout der aarde wil zijn en licht in de wereld.
Natuurlijk het instituut kerk is niet altijd smaakmakend, het lijkt jammer genoeg vaak meer op een soort zoutloos dieet, en er zijn mensen die er zo aan gewend geraakt zijn dat ze menen dat het niet anders kan. Jammer genoeg leidt dat tot conflicten in de kerk, en dat is altijd een pijnlijk gebeuren voor alle betrokkenen. Maar we moeten samen kerk zijn hier aan de basis Onze parochie is alleen dan een levende gemeenschap als er mensen zijn die in de geest van Jezus smaak aan het leven geven, mensen die elkaar inspireren, die onze gemeenschap een warm hart toedragen, die ook die verder kunnen kijken dan de negatieve berichten over mensen en toestanden in de kerkorganisatie.
Wij zijn de kerk en wij zijn geroepen om zout en licht te zijn voor elkaar, en als we dat niet zijn, kunnen we net zo goed van ons geloof afvallen, want dan heeft het geen inhoud meer.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Vijfde zondag door het jaar 2011

Smaken verschillen, dat weet iedereen. De een vindt iets lekker en een ander vindt het smakeloos of zelfs vies. De een vindt iets mooi en een ander vindt het lelijk. Hebt u wel eens hondenvlees gegeten? Ik zie u al een vies gezicht trekken. Ik heb het wel eens gegeten. In de Filippijnen was het een delicatesse. Heb u wel eens slakken gegeten? Ik niet en ik denk dat dit er ook nooit van zal komen. Maar voor sommigen is dat een delicatesse.
En bij eten gaat het niet alleen over het gerecht als zodanig maar ook over de manier van klaar maken. Kruiden zijn daarbij heel belangrijk en zout staat dan zeker bovenaan. Teveel zout is niet goed voor je hart, maar te weinig maakt het eten smakeloos. Als iets lekker is dan smaakt het naar meer, zoals men zegt. Maar als het smakeloos is dan is de trek gauw over.
In het evangelie horen we hoe Jezus tegen zijn leerlingen zegt: jullie zijn het zout der aarde. M.a.w. jullie moeten smaakmakers zijn. Jullie moeten zo leven dat anderen zeggen: dat smaakt naar meer. Wij willen ons leven ook op jullie manier smaak geven. Maar, zo zegt Jezus tot zijn volgelingen, als jullie beleving maar een flauwe boel is, dan trekt het niemand aan, dan is het waardeloos. Dan heb ik niets aan jullie.
Ook hier geldt: smaken verschillen, ook als het gaat om Jezus 'boodschap. De kerk van nu worstelt met de vraag wat nu smaakbepalend is, moet zijn voor de geloofsgemeenschap rond Jezus. Het kookboek van de Kerk is heel gedetailleerd en schrijft precies voor wat je als gelovige mens wel of niet moet doen. Maar velen vinden het menu van de kerk veel te zout, veel te streng en daarom ongezond voor het hart, dat liefde wil geven. En links en rechts hoor je gelovige mensen zeggen: dat lust ik niet meer.
Dit wordt nog versterkt door smakeloos gedrag van sommige kerkmensen. Ik hoorde pas vertellen dat een pastoor iemand geen uitvaart in de kerk wou geven omdat die persoon toch nooit in de kerk kwam. Zoiets bederft wel de smaak van Jezus' boodschap, zoiets is onchristelijk.
Kerkleiders vergeten soms dat mensen meer smaakbewust zijn geworden, juist ook als het gaat om kerkelijke en godsdienstige zaken. Vroeger hadden de beminde gelovige te slikken wat hun werd voorgeschoteld en er werd hun niet gevraagd of ze het lekker vonden. Maar tijden zijn veranderd en ook gelovige mensen slikken niet alles meer. En als men toch probeert de klok terug te zetten, dan zeggen steeds meer mensen: dat lust ik niet meer.
Jullie zijn het zout der aarde, zei Jezus tegen zijn volgelingen. Jullie moeten smaakmakers zijn, jullie moeten anderen inspireren. En het verdrietige van de Kerk en de leiding van de Kerk van vandaag is juist dat velen er geen smaak, geen inspiratie meer in vinden en daarom als waardeloos weggooien. Maar laten we niet vergeten: de Kerk van Jezus dat zijn wij, en wij moeten smaak geven aan het leven, de smaak van het christendom, de smaak van Jezus' boodschap van liefde voor alle mensen. En dat doen we niet door alsmaar ruzie te maken over het kerkelijke kookboek, maar wel heel concreet in ons persoonlijk leven in de manier waarop wij omgaan met elkaar.
Zoals de eerste lezing zei: Deel uw brood met de hongerigen, neem de dakloze zwervers op in uw huis, kleed de naakten die je ziet en keer je niet af van je medemensen.
Gelukkig zijn er ondanks alle gekrakeel in de kerk heel veel mensen die op hun manier smaakmakers zijn in hun leven. Kijk maar eens naar al die vrijwilligers die er zijn op allerlei gebied, en denk dan maar even aan de gezondheids- en ouderenzorg hoe die zonder al die vrijwilligers een smakeloze boel zou zijn. Daar wordt Jezus' oproep om zout der aarde te zijn heel concreet waar gemaakt. Daar zie je iets gebeuren dat naar meer smaakt.
Jullie zijn het licht van de wereld, zei Jezus ook nog. Licht niet om dat voor jezelf alleen te bewaren, maar om het te delen met anderen, het te laten schijnen voor anderen. Licht dat daarom niet binnenkamers mag blijven, maar dat bij wijze van spreken de straat op moet. Licht dat niet alleen in de kerkgebouwen schijnt maar juist ook overal waar mensen elkaar ontmoeten, met elkaar optrekken.
Wij, mensen aan de basis, wij zijn de kerk, wij moeten een lichtgevende kerk zijn voor elkaar, dan geeft ons geloof in Jezus' boodschap echt smaak aan het leven.

Gebeden en teksten bij deze zondag