Alles went, wordt er gezegd, en dat is zo. Vaak is het alleen maar heel
gelukkig als we snel aan dingen wennen, maar vaak is het ook heel
ongelukkig, want niet alles mag zomaar gewoon worden.
Als mensen een zoutarm of zoutloos dieet voorgeschreven krijgen, dan
vinden ze dat in het begin meestal verschrikkelijk, smakeloos, niet te
eten. Maar na een poos weten de meesten meestal niet beter.
Een eerste sigaret, een eerste borrel smaakt de meesten beslist niet,
maar heel gauw is er een gewenning en dan kunnen ze niet meer zonder.
Alles went, niet alleen wat betreft eten en drinken, maar evenzeer een
bepaalde manier van leven en handelen, en niets went zo snel als
comfort en gemak. Maar de vraag is wel of het wel zo goed is dat wij
daar zo gemakkelijk aan gewend raken.
Gewenning, sleur, sust mensen in slaap, maakt ze tot halve robots die
gedachteloos de gewone dingen doen, ook dingen die ze beter niet zouden
moeten doen. Gewenning maakt mensen zelf slap, krachteloos en smakeloos.
Het evangelie roept ons regelmatig op tot waakzaamheid: om mensen met
pit te zijn, mensen die niet ondergaan in die grote grauwe massa, maar
die zichzelf blijven, met een open en gezonde kijk op het leven en
alles wat goed leven van ons vraagt.
Je moet opvallen, als licht op een standaard, zegt het evangelie van
vandaag: je mag niet wegzinken in die menigte meelopers, maar je moet
uitsteken boven de grijze middelmaat. De mensen moeten je goede werken
kunnen zien: je moet iets van licht uitstralen.
Nu zijn er natuurlijk wel mensen die maar wat graag willen opvallen,
die ook van alles doen om maar gezien te worden, die ook altijd zitten
te vissen naar complimentjes en bedankjes. Maar om die mensen gaat het
niet in het evangelie.
Het gaat ook niet om mensen die altijd bij allerlei activiteiten
betrokken zijn en ook willen zijn, mensen die zo graag het gevoel
hebben dat zij onmisbaar zijn.
Gelukkig zijn er vele mensen die altijd bereid zijn om zich ergens voor
in te zetten in een comité voor dit, in een actie voor dat. Zij zijn
ook onmisbaar.
Maar in het evangelie gaat het om mensen die goede dingen doen, voor
anderen, voor hun welzijn, en niet voor hun eigen eergevoel. Het gaat
om mensen die gewoon, zonder poespas, zonder er ruchtbaarheid aan te
geven, veel goeds doen: ouders voor kinderen, kinderen voor ouders,
buren voor buren, vreemden voor vreemden.
Het gaat om mensen die zeggen: het is toch vanzelfsprekend dat je
probeert te helpen zoveel als je kunt; mensen die verbaasd staan als
men zijn bewondering uitspreekt voor hetgeen ze doen.
Gelukkig zijn er nog velen van die mensen. Horen wij er ook bij? Of
zeggen we al gauw: ja maar dat hoef ik niet te doen, daar zijn
officiële instanties voor; of: daar kan ik toch niet aan beginnen.
Niets went zo gauw als denken dat er ergens geen taak voor jezelf ligt,
maar voor anderen.
En dat is natuurlijk ook wel eens zo, maar misschien toch niet zo vlug
als we zelf graag denken.
Je krijgt een kop soep voor je neer gezet. Je denkt: ha, lekkere soep,
en als je dan proeft, blijkt er geen zout in te zitten.
Dan zeg je: ba, dit is niet te eten. Smakeloos.
Ik weet niet of u het wel eens meegemaakt hebt, ik wel.
En mensen die een zoutloos dieet hebben vanwege hun gezondheid
zijn echt niet te benijden.
Maar als het moet, kun je er blijkbaar wel aan wennen.
Alles went, zegt men wel, maar daarmee is het nog niet altijd goed en
lekker.
Misschien hebt u het tegenovergestelde ook wel eens meegemaakt:
dat er veel te veel zout in de soep zat en dan is die ook niet te eten.
Wat voor de soep geldt, gaat ook op voor de aardappelen en de groente,
maar het gaat ook op voor de mensen en voor wat mensen doen of zeggen.
Veronderstel: iemand houdt met de carnaval een buut,
maar hij of zij krijgt de zaal helemaal niet aan het lachen,
dan mist die buut blijkbaar juist datgene wat het smaak geeft en leuk
maakt
dan zit er geen zout in, geen pit, geen spirit.
En een ander houdt een buut en die weet de toehoorders van begin tot
eind te boeien.
Ook in het gewone leven kom je mensen tegen
die het gewoon in zich hebben, die bij alles wat ze zeggen je weten te
raken door hun humor, door hun gevatte antwoorden,
soms ook door hun verstandige en wijze opmerkingen.
Dan zeggen de mensen: met die kun je altijd plezier hebben.
Of: als die wat zeggen, heb je er altijd iets aan.
Dat zijn lekkere mensen, heerlijke mensen, ze geven smaak aan een
ontmoeting,
het is gewoon plezierig om met ze te praten of met ze samen te werken.
Er wordt ook wel eens van mensen gezegd: o wat flauw, wat smakeloos.
Hun gedrag, hun manier van spreken ervaren we als onder de maat.
Dat kan heel kinderachtig zijn, of heel eenzijdig, of ongenuanceerd.
En dan is het niet plezierig om ze te ontmoeten.
"Jullie zijn het zout der aarde", zei Jezus tot zijn leerlingen,
"jullie moeten smaak geven aan het leven op aarde
en als jullie dat niet doen dan zijn jullie waardeloos."
Dat is een gepeperde uitspraak die niet mis is, en die geldt ook voor
ons.
Smaak geven aan het leven is licht uitstralen naar de mensen om je heen.
De eerste lezing gaf al een aantal heel concrete voorbeelden ervan.
Je brood delen met de hongerigen, zwervers opnemen, naakten kleden
en je niet afkeren van je medemensen.
Het begint met een houding van welwillendheid naar anderen toe.
Smaak aan het leven geven is warmte en meeleven uitstralen.
Helaas lukt dat niet altijd in onze samenleving, helaas gebeurt dat ook
niet altijd in onze kerk.
Als een pastoor meent iemand een kerkelijke uitvaart te moeten weigeren
omdat er actieve euthanasie heeft plaatsgevonden,
dan kan hij zich wellicht verschuilen achter de letter van de wet, maar
ik vind het wel smakeloos en liefdeloos.
Die wettische houding straalt geen warmte en meeleven uit
en doet geen recht aan Jezus' blijde boodschap.
Die wettische houding vond hij in zijn tijd ook bij de schriftgeleerden
en daar had hij zware kritiek op.
Maar als iemand naar aanleiding van zo'n incident dan zegt: ik wil
niets meer met die kerk te maken hebben,
want wat die pastoors en bisschoppen allemaal zeggen, allemaal eisen,
daar kan ik me niet in vinden, dat vind ik niet juist,
dan vind ik dat ook een beetje flauw, in elk geval erg kortzichtig.
De kerk is meer dan een pastoor of een bisschop of zelfs een paus.
Wij zijn de kerk, ieder die de boodschap van Jezus ter harte neemt
en die in zijn geest zout der aarde wil zijn en licht in de wereld.
Natuurlijk het instituut kerk is niet altijd smaakmakend,
het lijkt jammer genoeg vaak meer op een soort zoutloos dieet,
en er zijn mensen die er zo aan gewend geraakt zijn dat ze menen dat
het niet anders kan.
Jammer genoeg leidt dat tot conflicten in de kerk,
en dat is altijd een pijnlijk gebeuren voor alle betrokkenen.
Maar we moeten samen kerk zijn hier aan de basis
Onze parochie is alleen dan een levende gemeenschap als er mensen zijn
die in de geest van Jezus smaak aan het leven geven, mensen die elkaar
inspireren, die onze gemeenschap een warm hart toedragen,
die ook die verder kunnen kijken dan de negatieve berichten
over mensen en toestanden in de kerkorganisatie.
Wij zijn de kerk en wij zijn geroepen om zout en licht te zijn voor
elkaar,
en als we dat niet zijn, kunnen we net zo goed van ons geloof afvallen,
want dan heeft het geen inhoud meer.
Smaken verschillen, dat weet iedereen.
De een vindt iets lekker en een ander vindt het smakeloos of zelfs
vies.
De een vindt iets mooi en een ander vindt het lelijk.
Hebt u wel eens hondenvlees gegeten? Ik zie u al een vies gezicht
trekken.
Ik heb het wel eens gegeten. In de Filippijnen was het een delicatesse.
Heb u wel eens slakken gegeten? Ik niet en ik denk dat dit er ook nooit
van zal komen. Maar voor sommigen is dat een delicatesse.
En bij eten gaat het niet alleen over het gerecht als zodanig
maar ook over de manier van klaar maken.
Kruiden zijn daarbij heel belangrijk en zout staat dan zeker bovenaan.
Teveel zout is niet goed voor je hart, maar te weinig maakt het eten
smakeloos.
Als iets lekker is dan smaakt het naar meer, zoals men zegt.
Maar als het smakeloos is dan is de trek gauw over.
In het evangelie horen we hoe Jezus tegen zijn leerlingen zegt:
jullie zijn het zout der aarde. M.a.w. jullie moeten smaakmakers zijn.
Jullie moeten zo leven dat anderen zeggen: dat smaakt naar meer.
Wij willen ons leven ook op jullie manier smaak geven.
Maar, zo zegt Jezus tot zijn volgelingen, als jullie beleving maar een
flauwe boel is,
dan trekt het niemand aan, dan is het waardeloos. Dan heb ik niets aan
jullie.
Ook hier geldt: smaken verschillen, ook als het gaat om Jezus
'boodschap.
De kerk van nu worstelt met de vraag wat nu smaakbepalend is, moet zijn
voor de geloofsgemeenschap rond Jezus.
Het kookboek van de Kerk is heel gedetailleerd en schrijft precies voor
wat je als gelovige mens wel of niet moet doen.
Maar velen vinden het menu van de kerk veel te zout, veel te streng
en daarom ongezond voor het hart, dat liefde wil geven.
En links en rechts hoor je gelovige mensen zeggen: dat lust ik niet
meer.
Dit wordt nog versterkt door smakeloos gedrag van sommige kerkmensen.
Ik hoorde pas vertellen dat een pastoor iemand geen uitvaart in de kerk
wou geven omdat die persoon toch nooit in de kerk kwam.
Zoiets bederft wel de smaak van Jezus' boodschap, zoiets is
onchristelijk.
Kerkleiders vergeten soms dat mensen meer smaakbewust zijn geworden,
juist ook als het gaat om kerkelijke en godsdienstige zaken.
Vroeger hadden de beminde gelovige te slikken wat hun werd
voorgeschoteld
en er werd hun niet gevraagd of ze het lekker vonden.
Maar tijden zijn veranderd en ook gelovige mensen slikken niet alles
meer.
En als men toch probeert de klok terug te zetten,
dan zeggen steeds meer mensen: dat lust ik niet meer.
Jullie zijn het zout der aarde, zei Jezus tegen zijn volgelingen.
Jullie moeten smaakmakers zijn, jullie moeten anderen inspireren.
En het verdrietige van de Kerk en de leiding van de Kerk van vandaag is
juist dat velen er geen smaak, geen inspiratie meer in vinden
en daarom als waardeloos weggooien.
Maar laten we niet vergeten: de Kerk van Jezus dat zijn wij,
en wij moeten smaak geven aan het leven, de smaak van het christendom,
de smaak van Jezus' boodschap van liefde voor alle mensen.
En dat doen we niet door alsmaar ruzie te maken over het kerkelijke
kookboek,
maar wel heel concreet in ons persoonlijk leven
in de manier waarop wij omgaan met elkaar.
Zoals de eerste lezing zei: Deel uw brood met de hongerigen,
neem de dakloze zwervers op in uw huis, kleed de naakten die je ziet
en keer je niet af van je medemensen.
Gelukkig zijn er ondanks alle gekrakeel in de kerk
heel veel mensen die op hun manier smaakmakers zijn in hun leven.
Kijk maar eens naar al die vrijwilligers die er zijn op allerlei
gebied,
en denk dan maar even aan de gezondheids- en ouderenzorg
hoe die zonder al die vrijwilligers een smakeloze boel zou zijn.
Daar wordt Jezus' oproep om zout der aarde te zijn heel concreet waar
gemaakt.
Daar zie je iets gebeuren dat naar meer smaakt.
Jullie zijn het licht van de wereld, zei Jezus ook nog.
Licht niet om dat voor jezelf alleen te bewaren,
maar om het te delen met anderen, het te laten schijnen voor anderen.
Licht dat daarom niet binnenkamers mag blijven,
maar dat bij wijze van spreken de straat op moet.
Licht dat niet alleen in de kerkgebouwen schijnt
maar juist ook overal waar mensen elkaar ontmoeten, met elkaar
optrekken.
Wij, mensen aan de basis, wij zijn de kerk, wij moeten een lichtgevende
kerk zijn voor elkaar,
dan geeft ons geloof in Jezus' boodschap echt smaak aan het leven.