Horen, zien en zwijgen, u kent allemaal wel dat gezegde,
en vaak is dat een heel verstandige houding.
Wil je de lieve vrede bewaren dan is het soms maar het beste
je mond te houden bij wat je ziet en hoort.
Het kan dikwijls een vorm van verdraagzaamheid zijn,
en verdraagzaamheid is uiterst belangrijk overal waar mensen het leven
delen, het huis, het werk, de buurt.
Horen, zien en zwijgen, het kan heel goed zijn, maar lang niet altijd.
Horen, zien en spreken, kan in veel gevallen een veel betere houding
zijn,
of: horen, zien en in beweging komen, in actie komen,
je laten uitdagen door wat je hoort en ziet, erop reageren.
Zwijgen, passief aan de kant blijven staan is niet altijd de juiste
houding.
Horen en zien: zo sta je open voor de wereld om je heen,
voor de mensen die je ontmoet in je dagelijks bestaan.
En van die wereld, van die mensen gaat dikwijls een uitdaging uit: de
vraag: hoe ga je om met hetgeen je hoort en ziet.
Ik hoor bijvoorbeeld iemand op een enorme manier roddelen over een
ander.
Je hoort dat aan en je staat voor de vraag: hoe reageer ik daarop?
Zwijg ik en laat ik die ander maar praten?
Beaam ik die ander in zijn uitspraken? Of probeer ik die ander te
corrigeren?
Welke keuze maak ik dan? De ander corrigeren zou natuurlijk het beste
zijn.
Je ziet bijvoorbeeld hoe bij jou in de buurt iemand zit te vereenzamen.
Wat doe je met dat gegeven dat je signaleert?
Loop je er in een grote boog omheen? Denk je: hier ligt geen taak voor
mij, dit moeten anderen maar opknappen?
Of zeg je: ik zou wel eens op bezoek willen gaan, maar ik heb geen
tijd?
Of wip je toch regelmatig eens even binnen.
Daar ligt een uitdaging, en dus een keuze. En eens op bezoek gaan is
natuurlijk de beste keuze.
Zo zit ons leven vol uitdagingen, maar vaak zijn we ziende blind en
horende doof zijn.
Telkens weer moeten we keuzes maken, soms is dat heel gemakkelijk, soms
kan dat best moeilijk zijn.
Maar het belangrijkste is: je moet willen zien en willen horen.
Je oren open houden en je ogen goed te kost geven, daar gaat het om.
In het evangelie hoorden we hoe Johannes de Doper tegen zijn leerlingen
zegt:
Zie het Lam Gods, en hij wijst dan naar Jezus.
Zie die man daar, kijk er eens goed naar, dat is een bijzonder man.
En als die leerlingen Jezus dan achterna gaan en hem vragen: waar woont
u?
dan is het antwoord: Ga mee om te zien.
Kom maar mee, en kijk maar eens goed om je heen.
En, zo staat er in het evangelietekst, ze blijven de hele dag bij Hem.
Er staat niet wat ze gezien hebben of wat ze gehoord hebben,
maar blijkbaar heeft het grote indruk op hen gemaakt.
Als Andreas later zijn broer Simon tegenkomt, zegt hij:
We hebben de Messias gevonden. En dat is een heel bijzondere uitspraak.
We weten dat ze met deze Messias in zee gegaan zijn,
die uitdaging hebben ze aangenomen.
De uitdaging waar mensen voor kunnen komen te staan
komt gewoonlijk van medemensen, maar in wezen is het God die roept.
Dat wordt vertelt in de eerste lezing: dat de roeping van Samuël, een
van die prachtige verhalen uit het Oude Testament.
Samuël hoort wel het roepen maar weet het niet thuis te brengen.
Hij gaat uit van de meest voor de hand liggende veronderstelling
dat zijn meester, de oude priester Eli, geroepen heeft.
Het zou raar geweest zijn als hij anders gedacht had.
Pas in derde instantie realiseert de oude Eli zich dat het God is die
roept.
"Spreek, Heer, uw dienaar luistert." zo moet Samuël gaan luisteren.
Het verhaal van Samuël herhaalt zich steeds weer in onze
mensenverhalen.
Als wij, van dichtbij of veraf, iemand zien of horen, die op de een of
andere manier een beroep op ons doet,
dan denken we er geen moment aan dat God ons daarin roept.
En toch kan dat wel eens het geval zijn.
In en door mensen kan God een beroep op ons doen.
We zijn allemaal geroepen om mensenhoeders te zijn,
broeder, zuster voor de medemens, die of wat hij ook is.
En in allerlei situaties worden wij uitgedaagd om die roeping waar te
maken,
ieder van ons naar zijn eigen mogelijkheden, in zijn eigen
levenssituatie.
Horen, zien en zwijgen, kan soms het verstandigste zijn,"
in elk geval heel vaak het gemakkelijkste.
Maar, horen, zien en in actie komen, is meestal niet de eenvoudigste
maar wel de betere keuze.
Gelukkig voor onze samenleving zijn er velen die deze uitdaging
aannemen.
Hopelijk horen ook wij daarbij.
Over een paar maanden verschijnen ze weer in de wei:
die leuke lieve dartele lammetjes.
Dan weet je dat het lente is, dat nieuw leven doorbreekt in de natuur.
Lammeren in de wei zijn altijd mooi om te zien,
Kinderen doen niets liever dan ze aaien en strelen.
Jezus wordt dan wel een lam genoemd, het lam van God,
(zie het lam Gods zei Johannes de doper in het evangelie),
maar die titel heeft niets te maken met onze lammetjes in de wei.
Jezus was toen trouwens dertig jaar oud en dan kun je hem toch geen lam
meer noemen. Toch heeft hij wel te maken met nieuw leven dat
doorbreekt,
nieuwe toekomst die hij was en die hij geeft aan mensen.
En iets van dat lieve lammetje hoor ik terug
als mensen spreken over Onze Lieve Heer, of Onze Lieve Heertje.
Ik vind dat een heel ongelukkig taalgebruik,
ook al omdat het vaak niet duidelijk is wie bedoeld wordt: God of
Jezus.
De gebruikers van die woorden weten dat zelf ook vaak niet.
De term drukt iets vertrouwelijks uit, en dat is het positieve ervan,
maar kan ook heel gemakkelijk een verkeerd beeld oproepen.
Van Jezus kun je terecht zeggen dat Hij een lieve mens was,
een zachtaardig mens, een weldoener, goed voor de mensen,
Mensen van toen deden een beroep op zijn goedheid
en hij liet dan zijn hart spreken.
Mensen van nu doen ook graag een beroep op zijn goedheid,
ze vragen gunsten, bidden om uitkomst, om kracht in moeilijke dagen.
En dat is goed, daar is helemaal niets op tegen.
Maar we mogen die andere kant van Jezus niet uit het oog verliezen.
Hij was een profeet waar temperament en gedrevenheid in zat.
Hij gaf niet alleen goedheid maar hij vroeg ook wat.
Hij riep de mensen op om hart te hebben voor elkaar,
maar als hij zag dat mensen liefdeloos waren jegens elkaar
dat sprak hij harde woorden. Dan was hij echt geen lieve heer.
In zijn gedrevenheid kon hij flink tekeer gaan tegen de joodse
overheid,
die in zijn ogen zo vast zaten aan de letter van de wet
dat ze daardoor medemensen tekort deden.
Als Johannes Jezus aanwijst als het Lam Gods dan heeft dat niets te
maken met lieve lammetjes in de wei
maar wel met een paar joodse begrippen uit het oude testament.
Laten we niet vergeten dat Jezus en Johannes joden waren,
dat zij leefden en dachten volgens de joodse traditie.
We zullen Jezus en veel van zijn uitspraken alleen kunnen begrijpen
als we ook iets afweten van de joodse denktrant.
De joden kenden het offerlam. Lammeren werden gebruikt om brandoffers
mee op te dragen om zo God te behagen en te eren.
Ze kenden het paaslam, dat met Pasen gegeten werd
als teken van aanstaande bevrijding uit de slavernij.
Johannes en Jezus en hun tijdgenoten kenden de teksten van de profeet
Jesaja
waarin hij sprak over de komende Messias: de dienaar van God,
in de eerste lezing van vandaag wordt die term ook gebruikt.
Die dienaar van God zal bevrijding en leven geven,
maar hij is ook een lijdende dienaar die, zoals Jesaja ergens zegt,
als een lam naar de slachtbank geleid wordt.
Messias zijn brengt lijden en dood met zich mee voor de persoon zelf,
maar leven en toekomst voor hen die geloven.
Al deze gedachten spelen mee als Johannes zegt: zie het Lam Gods,
dat de zonden van de wereld wegneemt.
Zie de Messias die door zijn lijden en dood verlossing en leven brengt.
Dit is de geloofsbelijdenis van Johannes.
Laten we niet vergeten dat deze evangelieteksten neergeschreven zijn
lang nadat Jezus gestorven was.
Ze verwoorden, in een soort terugwerkende beschrijving,
het geloof van de eerste christenen.
Welk is onze geloofsbelijdenis? Hoe zien wij Jezus,
die de kern is van onze geloofstraditie?
Is hij Onze Lieve Heer? Ja, hij is een goede lieve mens,
In hem komt Gods goedheid en liefde aan het licht.
Maar hij is meer. Hij is een profeet die oproept tot een ander leven,
een leven dat waarin we liefde en goedheid delen met elkaar.
Hij is de messias die ook van ons, zijn volgelingen, vraagt,
dat we tegenstand en onbegrip niet uit de weg gaan
maar soms ook langs de moeilijke weg leven brengen en leven delen.
Alleen als we zo in Jezus geloven, leeft hij echt voort in ons midden.
In de krant stond onlangs een commentaar naar aanleiding van de ramp in
Azië. Daarin stond het volgende:
Als God almachtig is, is hij niet goed, en als hij goed is, is hij niet
almachtig.
Als God echt alles kan, zoals toch dikwijls gezegd wordt,
dan is hij niet goed, want dan zou hij mensen dit niet aandoen.
En als God echt goed was, echt het goede voor alle mensen wilde,
dan kon hij blijkbaar zo'n natuurramp niet tegenhouden
want anders had hij het wel gedaan. M.a.w. hij kan niet alles.
Dit lijkt heel logisch geredeneerd, maar het is ook heel menselijk
geredeneerd.
Je hoort meer dan dergelijke opmerkingen,
die, hoe goed bedoeld ook, een totaal verkeerd beeld van God weergeven.
Als iemand getroffen wordt door tegenslag en verdriet,
zegt men wel eens: Dat moet je aanvaarden, het is Gods wil.
Of: God beproeft degenen van wie hij het meest houdt.
Dan denk ik altijd: in zo'n God kan ik niet geloven.
Ik kan niet geloven in een sadistisch god die het leven zuur maakt van
mensen van wie hij heel veel houdt.
Probleem is: God is een mysterie dat we niet kunnen doorgronden
en alle menselijke benamingen schieten ergens tekort.
We zijn opgevoed met het beeld dat God almachtig is, alles kan,
hij is immers de schepper van hemel en aarde.
We zijn opgegroeid met het beeld van een liefdevolle Vader
die het goede wil voor alle mensen.
en dat valt moeilijk te rijmen met de werkelijkheid.
God heeft in de loop der eeuwen vele gezichten gekregen,
menselijke gezichten die iets van hem weergeven
maar nog veel meer van hem verhuld laten in het duister.
Nu is het altijd gemakkelijker om te zeggen hoe het niet is
dan om duidelijk aan te geven hoe het wel is.
Om iets een beeld te krijgen van die ongrijpbare God, moeten we
wellicht wat meer naar Jezus kijken.
Hij is de zoon van God, zo hoorden we Johannes getuigen in het
evangelie.
Jezus was een mens die heel treffend op God leek en daarom de titel
zoon van God kreeg.
Het nadeel van deze titel is wel weer dat Jezus in de loop der tijden
ook een soort goddelijke macht toegeschreven kreeg.
Er zijn wel van die verhaaltjes uit de middeleeuwen
dat het kindje Jezus van zand een vogeltje maakte
erover blies en het vogeltje vloog weg.
Dat slaat natuurlijk nergens op. Jezus was geen mens die toveren kon.
Hij was een man zonder macht, dat bleek wel toen zijn vijanden hem
gevangen lieten nemen en hem aan het kruis sloegen.
Dat wordt ook treffend weergegeven in de eerste regels van het
evangelie:
Zie, het lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt.
Hiermee verwijst hij naar het offerlam dat in die tijd geofferd werd
tot vergeving van de zonden: een weerloos dier zonder macht.
Hetzelfde beeld wordt opgeroepen in de eerste lezing,
waar verwezen wordt naar de komende messias:
jij bent mijn dienaar, geen koning of zoiets maar dienaar.
Jezus, een man zonder macht. Maar zullen sommigen zeggen: hij kon
wonderen doen,
hij genas zieken, liet lammen lopen, blinden zien.
D.w.z. hij had de macht om dat te doen.
Die wonderverhalen zijn natuurlijk heel aantrekkelijk,
maar misschien zijn ze door de bijbelse vertellers hier en daar ook wel
een beetje overdreven.
De evangelist Johannes spreekt trouwens nooit over wonderen.
Hij noemt het tekenen, tekenen die niet zijn macht onderstrepen
maar zijn zending om mensen beter te maken,
om van hen betere mensen te maken,
niet zozeer op het vlak van gezondheid maar juist als mens.
De geest van God rustte op hem, zegt Johannes.
In alles wat hij deed om mensen beter te maken,
werd iets zichtbaar van die onzichtbare en ongrijpbare God.
Dat maakte hem tot een speciale mens, tot zoon van God.
Maar diezelfde geest van God rust ook op mensen
die juist als hij doende zijn om mensen beter te maken,
niet alleen in de gezondheidszorg maar op alle gebied,
in mensen als het leger des heils of in de artsen zonder grenzen.
in ieder die zich inzet voor het welzijn van medemensen.
Discussies over Gods almacht hebben weinig zin,
je in zijn geest dienstbaar maken aan de medemens des te meer.
Je hebt katholieken en je hebt protestanten, dat zijn twee
verschillende groepen.
Je hoort ofwel bij de ene kerk ofwel bij de andere.
Je kunt niet tegelijk katholiek en protestant zijn. Of misschien toch
wel!
Er is vorig jaar een boek verschenen over de protestantse kerk
met de titel "Wij zijn ook katholiek". Niet Rooms-katholiek maar wel
katholiek.
Dat boek wil duidelijk maken dat iedereen die de weg van Jezus wil
gaan,
katholiek is. Want katholiek betekent gewoon algemeen, wereldwijd.
Je hebt de katholieke kerk van Rome, de katholieke kerk van de
orthodoxen,
de katholieke kerk van de Anglikanen, en katholieke kerk van de
protestanten.
En van protestantse zijde wordt de Rooms-katholieke Kerk terecht
verweten
dat zij zich opwerpt als de enige echte katholieke kerk.
Iedere gelovige, in welke traditie hij ook staat, is in wezen katholiek.
Maar in dezelfde zin kun je ook zeggen: elke gelovige is protestant,
moet ook protestant zijn.
Ook daar is pas een heel artikel over geschreven in een tijdschrift.
Daarin werd gesteld dat ook elke katholiek zou moeten kunnen zeggen:
ik ben protestant, niet gereformeerd, of hervormd maar wel protestant.
Gewoonlijk wordt het protestantisme gezien als afscheiding van de kerk,
maar protestant zijn heeft eigenlijk een heel andere betekenis
je kunt er in elk geval een andere betekenis aan geven.
De kerk moet op de eerste plaats een levende en actieve beweging zijn,
die geïnspireerd en gedragen wordt door Jezus van Nazareth.
En die beweging kan dikwijls de vorm van protesteren aannemen.
Geloven in Jezus en zijn idealen kan van je vragen
dat je protesteert tegen mistoestanden in de samenleving en in de kerk.
Leven volgens Jezus' blijde boodschap is als zodanig al een protest
tegen alle ongerechtigheid, geruzie, onderdrukking in de wereld.
Jezus zelf gaf het voorbeeld. Hij protesteerde tegen de verstarring,
tegen de regeltjesgeest in het toenmalige Jodendom,
en dat deed hij soms in heel scherpe bewoordingen.
Hij vond dat die mentaliteit van de schriftgeleerden de ware geest
verstikte,
en dat zij daardoor hard en liefdeloos waren geworden.
Het begin van het protestantisme ligt in het protest dat Luther liet
horen vooral tegen de aflatenhandel in de kerk. En hij had volkomen
gelijk. Er waren in de middeleeuwse kerk praktijken gegroeid die echt
niet door de beugel konden, die haaks stonden op Jezus' boodschap.
Maar juist zoals Jezus zich de woede van de toenmalige joodse leiders
op de hals haalde, zo overkwam Luther eigenlijk precies hetzelfde.
Leidende figuren, ook in de kerk, worden niet graag op de vingers
getikt.
Dan loop je het risico dat ze terugslaan.
Dat overkwam Jezus in zijn tijd, hij moest zijn kritiek met de dood
bekopen.
Dat overkwam Luther toentertijd, hij werd uit de kerk gestoten.
Dat gebeurt in zekere zin ook in onze tijd nog steeds, ook in de
katholieke en protestantse kerken:
mensen die protesteren tegen scheefgroei en verstarring in de kerken
probeert men de mond te snoeren en worden soms uit de kerk gezet.
Daarom is het goed te weten dat Jezus zelf nooit een kerk gesticht
heeft
in de zin van een organisatie, met een bestuur en een reglement.
Hij heeft nooit regels opgesteld voor het instituut kerk,
hij heeft nooit gezegd: deze en die waarheid moet je geloven.
Nee, hij riep een beweging in leven van mensen
die zorg en aandacht hadden voor elkaar, met name voor de kleine en
zwakken,
een beweging die maar één wet kende: namelijk het gebod van de liefde.
Die beweging was katholiek, d.w.z. algemeen en wereldwijd.
Die beweging was ook protestant. Wie zich laat leiden door de liefde,
zal automatisch protesteren tegen schendingen van de liefde.
In het evangelie van vandaag hoorden we dat Johannes de geest als een
duif uit de hemel op Jezus zag neerdalen.
Die Jezus, zei Johannes, is het die doopt met de heilige Geest.
En die geest, de geest van God, de geest van Jezus, staat voor
beweging.
Die geest is als een wind die mensen en dingen in beweging zet,
om samen met elkaar deze wereld leefbaar te maken voor iedereen.
Die geest is er niet een die maakt dat je alles zeker weet,
zoals kerkleiders ons soms willen doen geloven.
Want zo'n geest belemmert juist de beweging, zo'n geest verstart allen
maar.
Die geest van Jezus zit niet in allerlei leerstellingen, in kerkelijk
wetten en regels, maar wel in mensen die in beweging zijn,
zoekend naar de weg van Jezus in hun concrete levenssituatie,
in verbondenheid met tochtgenoten, een katholieke verbondenheid,
en soms ook protesterend tegen alles dat afbreuk doet
aan de manier van leven die Jezus ons heeft voorgehouden.
Daarom kun je zeggen: elke oprechte protestant is ook katholiek. en
elke oprechte katholiek moet ook protestant zijn.
Een oude Romeinse schrijver heeft eens gezegd: de ene mens is een
wolf voor de andere mens. Wolven kunnen gevaarlijk zijn, en eigenlijk
betekent die uitspraak
pas op, de ene mens is een bedreiging voor de ander. Dat is natuurlijk
een verschrikkelijke sombere zienswijze en in zijn algemeenheid
gelukkig zeker niet waar. En toch: het komt nogal eens voor dat mensen
zich gedragen als beesten.
Als alle berichten uit Soedan, Congo en andere landen, waar zijn, dan
gedragen een aantal mensen zich daar als wilde beesten. Nu is het
natuurlijk alle tijden door al zo geweest dat oorlog mensen hard en
harteloos maakt en dat ze dan soms beestachtige dingen doen.
Maar ook in andere omstandigheden gedragen mensen zich soms als wolven.
Als we naar onze eigensamenleving kijken. naar overvallers,
tasjesrovers, brandstichters en soortgelijken, dan heeft dat niets meer
te doen met menselijke beschaving. Mensen die zulke dingen doen,
degraderen zich tot wolven.
Ook in het klein zie je soms dat mensen leven als kat en hond.
Geruzie en onverdraagzaamheid, haat en nijd zet mensen tegen elkaar op.
En zo is het, in het groot of in het klein, toch vaak een feit dat
mensen elkaar als een bedreiging ervaren, dat ze bang zijn voor elkaar,
bang bijvoorbeeld om 's avonds alleen de straat op te gaan.
Dat is natuurlijk een hele trieste zaak.
Met dit soort gedachten moet je natuurlijk wel heel erg oppassen
dat je niet te eenzijdig alles donker en zwart gaat zien. We mogen ons
niet blind staren op al het verkeerde dat er, jammer genoeg, in de
wereld gebeurt. We mogen ook nooit zeggen: alles in de wereld is een
beestenboel. Dat is beslist niet waar. Er zijn massa's mensen die
gewoon goed leven. Dat is ook de werkelijkheid en die mogen we nooit
uit het oog verliezen. Tegelijk is het ook een stukje werkelijkheid dat
er mensen zijn die als wolven tegenover elkaar staan. Dat zou je de
zonden der wereld kunnen noemen.
In die wereld kwam Jezus, de gezondene van God en hij wordt door
Johannes aangewezen met de woorden:
zie het lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld. Dat klinkt een
beetje wereldvreemd. Geen wolf maar een lam en een lam staat voor iets
kleins en kwetsbaars. Een lam heeft iets vertederends maar is voor de
rest maar een zwak diertje.
En Jezus was toch een krachtige persoonlijkheid. Hij heeft grote dingen
gedaan. Toch wordt hij hier het lam van God genoemd.
En als Jezus later zijn eigen leerlingen eropuit stuurt om zijn
boodschap uit te dragen, zegt hij daarbij: ik zend u als schapen onder
de wolven. M.a.w. Ik stuur jullie die bedreigende wereld in om, hoe
zwak je ook bent, de kracht van het goede uit te dragen.
Hier ligt een wezenlijk aspect van Jezus blijde boodschap: het heil,
het welzijn van alle mensen moet komen van hen die, hoe klein en
kwetsbaar ze ook zijn, zich toch blijven inzetten voor gerechtigheid,
voor vrede, voor liefde. Het gaat niet om krachtpatsers maar om zwakke
mensen
die zich laten bezielen door Gods bedoelingen, door Jezus' boodschap.
Het is eigenlijk een ongelooflijke boodschap: het lam dat het opneemt
tegen de wolven, het schaap dat de wilde beesten wil intomen, het
kleine goede dat het grote kwaad overwint. En als mensen dit een vroom
geleuter vinden, dan kun je ze dat eigenlijk niet kwalijk nemen. En
toch: daar ligt de kern van ons christelijke geloof.
Gelukkig zijn er veel mensen die daar in geloven, mensen die ieder in
zijn eigen levenssituatie zonden van de wereld wegnemen, mensen die
zich niet laten ontmoedigen door alle negatieve dingen die zij om zich
heen horen en zien, maar die eerlijk proberen noden te lenigen, die van
harte omzien naar eenzame mensen, die zorg dragen voor zieken en
gebrekkigen.
Gelukkig zijn er nog veel mensen die erin geloven dat rechtvaardigheid
en eerlijkheid, behulpzaamheid en goedheid toch zin hebben in onze soms
harde wereld. Gelukkig zijn er nog veel mensen die de medemens niet
zien als een bedreiging maar als een broeder of zuster, met wie en voor
wie je goede dingen kunt doen.