Gebeden op het feest van de Openbaring
van de Heer.
Inleiding:
Welkom op deze tweede kerstdag.
Nee, ik vergis me niet, ik kan nog tellen.
Vandaag vieren we voor de tweede keer Kerstmis,
we noemen het de openbaring des Heren, maar het gaat om hetzelfde
gebeuren.
We weten eigenlijk helemaal niet wanneer Jezus geboren is,
dat zou in feite best 25 juni geweest kunnen zijn.
In de westerse traditie is Jezus' geboortedag
terecht gekomen op 25 december.
In de heidense traditie had men al een midwinterfeest van het licht
en kerstmis sloot daar heel goed bij aan.
In de oosterse traditie wordt Kerstmis altijd op 6 januari gevierd.
Bij ons heet het tegenwoordig de openbaring des heren.
Vroeger en ook nu nog spreken we meestal van Driekoningen,
maar eigenlijk is dat een heel verkeerde naam.
Daar willen we in deze viering even bij stil staan.
Openingsgebed:
God van hemel en aarde,
U die alle sterren draagt: licht ons bij op onze levensweg,
U die de zon schiep: geef ons warmte overal waar wij het leven delen,
U die de maan laat opkomen: schijn ook voor ons als het duister is.
Wijs ons de weg naar licht en leven,
ons geopenbaard in Jezus, het kind van Betlehem, de profeet van
Nazaret,
altijd levend in ons midden en in uw eeuwigheid. Amen
Gebed over de gaven:
Trouwe God, om wat klein en nietig is
zijn we hier samengekomen,
een kind, 20 eeuwen geleden geboren, in een achterhoek van de wereld,
een profeet wiens stem geklonken heeft over heel de wereld.
Ook wij willen ons laten leiden door zijn ster, door zijn idealen.
Mogen wij, hier samen rond brood en wijn, de kracht hebben
om steeds weer op zoek te gaan naar dit kind
waarin U zich hebt geopenbaard in deze wereld.
Moge Hij ook nu als licht voor ons uitgaan, een goede toekomst
tegemoet. Amen
Slotgebed:
God, onzichtbaar maar te zien met de ogen van het geloof
ongrijpbaar, maar toch aan te raken in mensen
die Uw goedheid handen en voeten geven in onze wereld.
Om houvast zijn we hier gekomen, geef ons sterren die ons de weg
wijzen.
Om licht zijn we gekomen, geef ons mensen die ons bijlichten.
Om rust en bezinning zijn we hier gekomen,
geef ons een geest van verwondering en bewondering.
Mogen wij zo openstaan voor uw aanwezigheid in ons midden,
vandaag en alle dagen. Amen
Voorbede:
We bidden om licht
voor alle mensen die hun lot in de sterren proberen te lezen,
voor wie zekerheid zoeken in een leven vol onzekerheden;
dat zij houvast vinden in de God
die zich openbaart in de goedheid van mensen.
Wij bidden om licht
voor mensen die op zoek gaan in oost en west, in noord en zuid,
om iets van die onzichtbare God te ontmoeten
maar vaak blind zijn voor de kleine dingen in hun naaste omgeving,
waarin Hij zich openbaart.
Wij bidden om licht
voor allen die alles wetenschappelijk bewezen willen zien
maar geen oog meer hebben voor het mysterie van het leven,
het wondermooie van de natuur waarin God zich openbaart.
Wij bidden om licht
voor allen die een al te menselijke kijk op God hebben
en in zijn naam medemensen schade toebrengen;
dat zij meer oog gaan hebben voor Jezus en zijn blijde boodschap,
want hierin heeft God zich geopenbaard.
Wij bidden om licht
voor de groten der aarde die kost wat kost willen vasthouden aan hun
macht,
dikwijls ook ten koste van de kleine man,
dat zij gaan beseffen dat God alle grootheidswaanzin afwijst
en dienstbaarheid van hen vraagt.
Wij bidden om licht
voor onszelf; dat wij verder kijken dan onze eigen leefomgeving.
dat volkeren van andere continenten ons ter harte gaan,
dat we beseffen dat God er is voor alle rassen en talen.
Wij bidden om licht voor alle overledenen die ons dierbaar zijn.
We noemen vandaag met name:
God van mensen, laat uw licht schijnen door ieder van ons,
dat wij een ster aan de hemel zijn die anderen de weg wijst naar U toe,
dat wij een stal zijn waarin vriend en vreemde welkom is,
in de naam en in de geest van Jezus, uw woord bij uitstek
dat klinken blijft door alle eeuwen heen.
Teksten, gebeden, gedichten bp het
feest van de Openbaring van de
Heer.
WIJSHEID EN GELUK
En uit het oosten komen er drie wijzen
op deinende kamelen en zij reizen
met strakke kaken verder naar het teken.
Het kan nog dagen duren, of nog weken.
Zij reizen verder, verder en nog verder.
Een kleine kudde zoekend naar een herder.
Ze zoeken het geluk dat in het kleine
te vinden is, aan het einde van woestijnen,
daar waar de steppen zomaar zullen bloeien.
Zij zoeken naar de kleine die zal groeien
tot de allergrootste van de allerbesten.
En nergens zijn er wijzen uit het westen.
Dromen
Als elke nacht zo zou zijn,
was ik niet zo bang in het donker.
Als iedere mens zo zou zijn,
was ik niet zo kwetsbaar, op mijn hoede.
Als ieder woord zo zou zijn,
was ik niet sprakeloos, soms zo verstomd.
Als elk geloof ook liefde was
en hoop, hemel op aarde.
Als goedheid trouw zou zijn
en waarheid barmhartig, was ik niet zo bang.
Als dromen licht doen stromen
God in mens dichtbij, ben ik niet zo bang.
Op weg naar het geheim
Op weg naar het geheim,
een ster aan de hemel: Kom!
Kom als je durft,
de lichtglans van God
zal een lamp zijn voor je voet.
De weg van de nacht is het niet.
Koningen, kerkleiders, ze weten van niets.
Maar kom!
Kom als je kunt achterlaten
wat in de lichtkring van God niet van waarde is.
Kom met enkel het geschenk van je leven,
zorgvuldig bewaard;
met je gave om God te zoeken hoe dan ook.
Kom! Kom en zie het geheim van jouw begin en doel.
Bewaar het in je dromen
en ga terug langs een weg die je geheim verdraagt,
een andere weg dat de weg van aanzien,
zelfhandhaving, recht van de sterkste.
Een weg van vrede.
Koningen
Zovelen denken koning te zijn
en scheppen hun eigen koninkrijk.
Potsierlijk zitten zij op hun tronen
en heersen over niemand en iedereen.
Zovelen willen koning zijn
en hun wetten opleggen aan anderen.
Hooghartig menen ze te weten
wat goed is voor anderen.
Zovelen dachten koningen te zijn
en vast in hun zadel te zitten,
hoogverheven boven hun onderdanen,
totdat de onderdanen niet meer onderdeden.
Soms zijn er andere koningen,
die niet zoeken te heersen maar te dienen,
koningen die het goede zoeken voor alle mensen
en vrede willen voor iedereen.
Ze voelen zich niet te groot
om door de knieën te gaan
en neer te knielen voor de éne Koning
die dienaar van de mensen werd,
de koning van goddelijke afkomst.
Het Kerstkind
Waar het kerstkind ter wereld kwam
is in veel boeken te lezen;
maar de geboorte had even goed
ook in ons buurt kunnen wezen.
Zie daar het stalleke staan
in een Brabants heideveld
of op een plekske natte grond
waar het kind de peppels telt.
Langs de beken of bij het moeras
waar de kraanvogels huizen,
waar veengrond vol wollegras
een donsbed weeft van pluizen.
Wáár in het Brabantse bonte land,
in het zand, onder de linden,
in bos, ven, langs de rivier,
de stal ook een plaats zou vinden...
…het zou er hartelijk welkom zijn,
met Brabantse gastvrijheid, zo gewoon.
Want ieder zoekt toch het kind van de vrede,
overal ter wereld, ook hier in Overloon.
Voor elke tocht is een ster
Voor elke tocht is er een ster,
een woord, een teken,
een weg, een uitweg,
een terugweg als het moet.
Voor elke tocht is er een ster
een vriend, een hand,
een huis, een thuis,
een boek, een beeld,
een lied misschien.
Voor elke tocht is er een ster
voor ieder mens,
voor oud en jong
die wijs wil heten,
voor iedereen die zoekt
naar redding en naar recht.
Voor elke tocht is er een ster
die wijzen brengen zal
waar 't wonder van het leven
in eenvoud wordt getoond,
waar Gods liefdevol geven
in kinderogen woont.
Voor elke tocht is er een ster,
zoek niet te ver!
Frans Weerts
KERSTLEGENDE
In een ver land woonde eens een nar. Hij had een rood pakje aan.
Op zijn hoofd droeg hij een fluwelen puntmuts, met kleine belletjes
eraan. Als hij liep, dan hoorde je de belletjes rinkelen. En in zijn
handen had bij een klokkenspel; daar kon hij vrolijke wijsjes op
spelen.
Op een avond zag de nar een grote ster aan de hemel. Deze ster stond
niet stil, maar bewoog langzaam door de lucht. "Die ga ik achterna",
zei de nar. Hij pakte zijn spulletjes en ging op weg.
Toen hij een eind gelopen had, zag hij een meisje in een rolstoel. Hij
keek het kind aan en vroeg of zij zijn mooie puntmuts met belletjes
wilde hebben. "Heel graag", zei het meisje, "al zit ik in een rolstoel,
ik heb nu elke dag feest."
Nog steeds volgde de nar de ster. Onderweg kwam hij een oude man tegen,
met een blind jongetje aan de hand. En aan dat blinde kind gaf hij
zomaar zijn mooie klokkenspel. "Dank u, lieve nar", zei de jongen, "al
ben ik blind, ik kan nu elke dag muziek maken."
Eindelijk stond de ster stil. Vlak boven een klein huisje. Er gingen
daar voorname mannen naar binnen. Ze hadden kostbare geschenken in de
hand en gaven die aan een Moeder met een Kindje op haar schoot. Ook de
nar ging naar binnen. Hij zei tegen Maria, want die was het, dat hij
niets meer had om weg te geven. "Wel", zei Maria, "omdat u nu uw handen
vrij hebt, mag u mijn Kind even in uw armen houden." Blij en gelukkig
keek de nar naar de kleine Jezus. Hij hoorde Maria zeggen: "Wat je aan
de armen en gehandicapten geeft, dat geef je eigenlijk aan Jezus."
Koning Artaban
Koning Artaban had ook het grote licht gezien en wilde met de drie
wijzen uit het oosten meereizen. Drie edelstenen had hij bij zich om de
nieuwe koning ten geschenke te geven. Een saffier, een robijn en een
parel.
Omdat hij op weg naar de drie anderen een stervende langs de weg moest
helpen kwam hij te Iaat. De anderen waren al vertrokken. Artaban moest
de saffier verkopen om geld te hebben voor het uitrusten van een eigen
karavaan.
Na een lange woestijntocht kwam hij drie dagen te Iaat in Bethlehem.
Een vrouw met een klein kind vertelde hem dat Maria en Josef met hun
kind al gevlucht waren. Terwijl de vrouw hem dat vertelt komen de
soldaten van Herodes om alle kinderen onder de twee jaar te vermoorden.
Artaban geeft de robijn aan een hoofdman zodat hij het huis van de
vrouw overslaat.
Dan vertrekt Artaban, met alleen de parel nog, op zoek naar Jezus.
Na dertig jaar was Artaban nog steeds een pelgrim die het licht zocht.
Moe en uitgeput, maar toch nog zoekend was hij in Jeruzalem aangekomen.
Het was er druk voor het Paasfeest.
De mensen liepen allemaal opgewonden één kant uit. Ze vertelden
Artaban: er worden twee beruchte rovers gekruisigd en een zekere Jezus
van Nazaret; een man die veel wonderbare dingen onder het volk heeft
verricht, zodat de mensen veel van Hem zijn gaan houden.
Artaban's hart begon sneller te kloppen. "Nog kan het zijn dat ik de
Koning vind en Hem met mijn parel kan vrijkopen."
De grijsaard volgde moeizaam de menigte. Bij het wachthuis kwam een
troep soldaten voorbij, die een meisje meesleepten. "Red mij," riep ze,
"ik word als slavin verkocht, omdat mijn vader schulden heeft."
Was het zijn grote kans of was het zijn laatste verzoeking? Hij wist
het niet. Maar één ding zag hij duidelijk, dit hulpeloze meisje redden
was een waarachtige daad van liefde. En is liefde niet het licht van de
ziel? H ij haalde de parel tevoorschijn en kocht haar vrij.
"Het is het laatste geschenk dat ik voor de Koning bestemd had." zei
Artaban. En in een flits werd het hem duidelijk, dat hij de Koning toch
gevonden had.
terug naar de overweging