De wijzen uit het Oosten waren op zoek naar de pasgeboren koning,
ze trokken naar Jerusalem maar daar waren ze aan het verkeerde adres,
ze moesten naar een klein dorp verder op,
ze zochten de pasgeboren koning in een paleis maar vonden hem in een
stal.
Waarschijnlijk hadden ze even de ster niet gevolgd,
even niet goed gekeken omdat ze het zo vanzelfsprekend vonden
dat de pasgeboren koning in het paleis te vinden zou zijn
en paleizen vind je in de hoofdsteden van landen.
Elk normaal denkend mens ziet dat zo.
Maar als het gaat om God die bezig is in de wereld,
dan zet Die onze denkwereld vaak op zijn kop.
Wat wij vanzelfsprekend vinden gaat opeens niet meer op.
En we vinden zo verschrikkelijk veel vanzelfsprekend,
Er is zo veel waar we niet eens over nadenken,
dat doe je toch gewoon, je zou gek zijn als je het niet deed,
want we hebben het toch altijd al zo gedaan,
of iedereen vindt toch dat het zo moet.
Maar dat vanzelfsprekende brengt ons wel vaak op een dwaalspoor.
We zijn allemaal op zoek naar levensgeluk,
en we zijn zo gewend geraakt aan weelde dat we het gewoon vinden.
En we zoeken ons geluk vaak, te vaak, in het grote,
maar velen komen bedrogen uit, want bijna altijd zit geluk in hele
kleine dingen,
dingen die grote betekenis krijgen omdat ze met liefde gedaan worden.
Ik heb tegen een bruidspaar wel eens gezegd:
als je elkaar alleen maar gelukkig kunt maken met dure cadeaus
dan ziet het er heel slecht voor jullie uit.
En tegen ouders zou ik kunnen zeggen:
als jullie het vanzelfsprekend vinden om allebei een volle baan te
hebben,
want dan kun je je wat meer permitteren in het leven,
maar dan denk ik wel eens: arme kinderen.
kinderen gelukkig te maken met veel cadeaus, dat is gedoemd te
mislukken.
Want hun levensgeluk zit vooral in de kleine dingen van alle dag
waarin zij liefde en zorg van hun ouders kunnen ervaren.
En tegen mensen die in het zakenleven zitten en die het vanzelfsprekend
vinden om zich kapot werken om meer te verdienen, hogerop te komen,
zou ik willen zeggen: mensen kijk toch uit,
er zijn veel belangrijkere dingen in het leven.
We willen allemaal zo graag gelukkig zijn, maar we zoeken zo vaak op de
verkeerde plek
omdat we gevangenen zijn van onze vanzelfsprekendheden.
Vandaag vieren we het feest van Gods openbaring.
God openbaarde zich aan de wijzen uit het oosten.
Het verhaal is een duidelijke steek onder water
aan het adres van de joodse wijzen, de schriftgeleerden en de
priesters.
Die zaten ook opgesloten in hun eigen vanzelfsprekendheden,
zij hadden de heilige schriften bestudeerd, ze waren deskundigen,
het was hun duidelijk en dus gingen ze niet meer op zoek.
Ze bleven zitten waar ze zaten.
Wie kwamen er op bezoek bij het kind van Betlehem.
Herders, eenvoudige lieden uit de omgeving, mensen zonder enige
pretentie,
en wijzen uit het oosten, mensen die wel op zoek durfden gaan.
Goed, ze maakten een fout door even niet op de ster te letten,
even toch het vanzelfsprekende te volgen, maar ze herstelden hun fout.
God, het kind van de vrede, verlossing, toekomst,
het is alleen te vinden als je vanzelfsprekendheden durf los te laten.
Feest van Gods openbaring. God die zich openbaart in onze wereld.
Maar Hij in onze tijd onvindbaar te worden.
Mensen hebben tegenwoordige steeds meer moeite met die God.
Ze hebben hun vragen en twijfels en een gevoel van grote onzekerheid,
zeker als ze terug denken aan wat ze vroeger geleerd hebben over God.
Vroeger wisten we het allemaal zo precies,
we vonden het vanzelfsprekend zoals er over God gesproken werd.
Maar dat vanzelfsprekende is vaak weg.
En eigenlijk moeten we daar blij mee zijn, hoe raar het ook klinkt.
God werd vroeger te gemakkelijk in hokjes gestopt,
dat was gemakkelijker voor ons om met Hem om te gaan.
Maar was God daar wel echt te vinden?
God is op zich niet te vinden in geleerdheid, in dikke boeken,
hoeveel goede en wijze woorden erin zijn opgetekend.
Hij is op zich niet te vinden in kerken en kathedralen, hoe mooi ze
misschien ook zijn.
God is te vinden in kleine mensen die met elkaar iets beleven,
die elkaar vrede bieden, een beetje liefde, een beetje hoop,
die zich daartoe laten inspireren door de bijbel,
die samenkomen om te vieren in de kerken.
Daar is God te ontmoeten, niet in het grote maar in het kleine.
Hopelijk ook in ons.
Er wordt veel gepraat over God, stapels dikke boeken over Hem
geschreven, veel gebeden tot God door miljarden mensen.
Toch is Hij de grote onzichtbare, de ongrijpbare, de onbegrijpbare.
Maar, gelukkig, Hij heeft zich geopenbaard, zich een beetje zichtbaar
gemaakt,
tenminste dat wordt in deze dagen vaak beweerd.
Maar waar kom je die zichtbaar geworden God tegen?
Volgens de theologen is het antwoord duidelijk genoeg: God heeft zich
geopenbaard in Jezus Christus.
Dat is toch de grote boodschap van Kerstmis.
Natuurlijk hebben de theologen gelijk, alleen: in de praktijk van het
leven ligt dat toch wel wat moeilijker, want Jezus leefde wel 20 eeuwen
geleden. We weten wel wat van hem uit de evangelieverhalen
maar verder blijft hij toch een wat schimmige figuur. Het is allemaal
niet zo duidelijk.
Er wordt ook wel gezegd dat God zich openbaart in de Kerk,
maar die Kerk van Jezus, die is toch vaak wel erg menselijk,
erg veel mensenwerk met fouten en tekortkomingen.
God daarin ontdekken is toch wel heel erg moeilijk.
Waar kunnen we God vinden? 0, zeggen de bijbelgeleerden: dat is
duidelijk genoeg: in de bijbel natuurlijk, in dat boek heeft God zich
geopenbaard. En de bijbelgeleerden hebben natuurlijk gelijk, althans
ten dele.
God is als zodanig niet in de bijbel te vinden: God is niet te vangen
in woorden, in een boek.
Bovendien: de bijbel is een heel gecompliceerd boek: je kunt er
eigenlijk wel van alles uithalen, het is maar hoe je het lezen wilt.
Maar feit is wel: als je de bijbel goed leest, is dat een heel goede
leiddraad om God te vinden.
Waar kunnen we God vinden? De filosofen en anderen zullen zeggen: God
is te vinden in zijn schepping, in de schoonheid van de natuur, in het
mysterie van het leven, of de geheimen van het heelal. En ze hebben
natuurlijk gelijk, al die geleerde heren,
maar ook hier ligt niet zo duidelijk als we wel zouden willen.
Feit is dat heel velen God niet kunnen vinden, niet in de natuur, niet
in de bijbel, niet in het kerstkindje,
niet in de kerk van Jezus Christus, niet in zichzelf. Feit is dat
steeds meer mensen zeggen dat ze niet meer geloven.
Maar als je niet gelovig bent, kun je ook niet God ontmoeten.
Nu is het in onze tijd best moeilijk om gelovig te zijn.
Het evangelieverhaal van vandaag geeft ons een paar voorwaarden om
gelovig te kunnen zijn, om God te kunnen ontmoeten.
Die wijzen uit het oosten waren magiërs, d.w.z. mensen de sterren
bestudeerden, die bij wijze van spreken verder keken dan de wereld vlak
om hen heen.
Geloven begint daar waar mensen verder kijken
dan wat hun ogen zien en handen kunnen aanraken.
Waar ze oog hebben voor het mysterie van het heelal met al zijn
sterren,
voor het mysterie van het leven, voor het wonder van een pasgeboren
kind,
voor het geheim van al wat groeit en bloeit,
in die zo fundamentele verwondering en bewondering
gaan mensen ook iets vermoeden van de kracht, van de geest erachter,
van God.
En wie niet meer geraakt kan worden door dat wonder, dat
wonderbaarlijke,
zal ook God niet meer kunnen vinden.
De magiërs uit het evangelie zagen een ster, een teken aan de hemel,
en ze gingen op reis,die ster achterna, ze verlieten hun vertrouwde
wereldje
om op zoek de gaan naar de nieuwe koning, zeker in die tijd een
hachelijke onderneming.
Gelovig zijn vraagt dat je op zoek durft gaan naar diepere betekenis
van dingen, en dat betekent dat je je eigen vertrouwde wereldje los
moet kunnen laten.
En dat is in feite vaak verschrikkelijk moeilijk, juist ook in deze
tijd,
waarin we zo vast zitten aan allerlei materiële zaken,
waarin we het liefst vasthouden aan vertrouwde wegen
die gewoonte en traditie ons meegeven hebben.
Dan voelen we ons het veiligst, maar wie daaraan vastgeketend zit,
zal God niet meer kunnen vinden.
De magiërs uit het evangelie maakten de grote fout dat ze de pasgeboren
koning gingen zoeken in een koninklijk paleis.
Een heel begrijpelijke fout, maar God openbaarde zich niet in macht,
niet in pracht en praal, maar in een klein hulpeloos kind niet in een
paleis maar in een schaapstal.
Diezelfde fout wordt ook nu nog dikwijls gemaakt door mensen
die op zoek gaan naar God. Ze zoeken vaak op de verkeerde plaatsen,
in het grote maar niet in het kleine, in het machtige en niet in het
zwakke,
maar ze vinden te vaak alleen maar leegte en niets van God.
God, de grote onzichtbare, de ongrijpbare en onbegrijpelijke,
openbaart zich in al die gewone kleine dingen die mensen in liefde doen
voor elkaar.
Zo wil Hij ook in ieder van ons aan het licht komen,
in het goede dat we zijn en doen voor elkaar.
Ik kreeg vlak voor Kerstmis een zogenaamd christelijk manifest
toegestuurd,
met de mooie titel:
Het woord des heren tot de voorgangers van kerk en staat in Nederland.
Ik wil u enkele fragmenten eruit voorlezen.
Terwijl regering, parlement, politiek, kerk en pers zich in stilzwijgen
hulden
bij een eerdere uitgave van het Christelijk Manifest in oktober 2000,
uit angst voor de land- en cultuurverradelijke linkse krachten,
die niet dulden dat de door hen vertroetelde mohammedaanse
vreemdelingen
ook maar met een enkel woord bekritiseerd werden,
gaf het christelijk manifest onomwonden te kennen dat de mohammedaan
krachtens zijn religie een verklaarde vijand is van de christelijke
staat.
O toppunt van dwaasheid om het gewelddadige karakter van het koranieke
mohammedanisme te ontkennen.
Moet je de voorgangers van kerk en staat geloven
dan is de islam een synoniem voor vrede
en in dat opzicht gelijk aan het evangelie van de in een kribbe van de
herberg in Betlehem geboren Vredevorst.
Zo gaat dat zogenaamde christelijke manifest bladzijden lang door,
geschreven door een zekere van der Poorten die zich apostel des Heren
noemt.
Zijn gescheld noemt hij het woord des Heren.
In een krant werd hij een relidioot genoemd, een goede benaming, denk
ik.
Hij zelf vindt dat die krant is afgezakt tot spreekbuis van het
theologische afbrekersgilde,
dat geen grotere vreugde kent dan het bijbelse evangelie te verketteren.
Ik kan alleen maar zeggen dat dit een heel zielige mens is,
als hij meent dat hij in naam van God deze dingen moet schrijven.
Het is zo absurd dat het werkelijk nergens opslaat . Toch staat hij
niet alleen.
In de loop der eeuwen is in de naam van God al heel wat onzin
uitgekraamd.
In de naam van God zijn oorlogen gevoerd, zijn mensen vervolgd en
gedood.
In de naam van God zijn mensen bang gemaakt.
God heeft heel wat ellende bij mensen op zijn geweten.
Dat is zijn eigen schuld, had hij zich maar wat duidelijker moeten
openbaren.
Omdat hij nooit eens precies gezegd heeft hoe hij in elkaar zit
en wat zijn denkbeelden zijn, waar het hem echt om gaat,
hebben mensen de ruimte om daar een eigen invulling aan te geven,
en soms leidt dat tot heel dwaze uitspraken.
Het denken en spreken over God is vaak al te menselijk
en daarmee wordt een beeld van Hem alleen maar verduisterd.
Waarom zegt God nooit eens iets rechtstreeks
dat zou ons gelovig zijn heel wat gemakkelijker maken?
In oudtestamentische verhalen spreekt God wel tot mensen,
maar dat zijn verhalen, en in verhalen kan dat,
maar het zijn beslist geen werkelijk gebeurde feiten.
En toch, vandaag vieren we dat God tot ons spreekt,
weliswaar niet rechtstreeks maar toch: iemand die weet te luisteren kan
hem zien spreken in het kind van Betlehem.
In hem heeft God zich op een bijzondere wijze geopenbaard.
Maar je moet wel kunnen luisteren om te kunnen zien in geloof
en dat kun je alleen als je stil wordt van binnen.
En als je in die stilte naar het kind kijkt, naar de man die hij later
werd,
zie je geen almachtige God, maar een dienende God
niet een die alles eventjes regelen kan als hij zou willen
maar wel een die mensen inspireert zich dienstbaar te maken aan
anderen,
die mensen roept zijn liefde handen en voeten te geven.
Als je weet te luisteren naar die Jezus van Nazaret,
zie je geen God die oproept tot haat geweld of oorlog, geen jihad in
welke vorm dan ook
maar een die vrede wil voor ieder mens van goede wil,
die niemand afwijst om zijn ideeën en levenswandel
maar wel een grote hekel heeft aan mensen
die menen alles zeker te weten en die verzanden in uitspraken en
regeltjes
om zo voor hun gevoel greep te hebben op die ongrijpbare God.
Als je weet te luisteren naar de boodschap van Kerstkind,
dan zie je dat het God niet gaat om grote dingen maar juist om kleine
dingen waarin we elkaar kunnen bijstaan,
kleine attenties waarin iets van zijn licht zichtbaar wordt.
God spreekt ook in onze tijd maar het probleem is dat wij vaak zo
oost-indisch doof zijn.
d.w.z. alleen horen wat we graag willen horen.
We vieren vandaag dat God zich openbaarde,
dat Hij zich liet zien in deze wereld,
maar dat deed Hij niet zomaar. Hij had zich heel goed vermomd,
zodat heel velen Hem niet als zodanig herkenden.
Hij liet zich zien in het kind van Betlehem, maar Hij werd alleen
herkend door enkele eenvoudige herders uit de buurt en door een paar
vreemde magiërs die zich lieten leiden door een ster.
Maar koning Herodes zag niets van God in dat kind, integendeel.
Die pasgeboren koning zag hij als een bedreiging voor zijn positie
en daarom vermoordde hij later alle jongetjes in de buurt van Betlehem.
God liet zich zien in de profeet van Nazareth,
toegejuicht door heel veel gewone eenvoudige mensen
die in hem inderdaad iets van God herkenden
in zijn goedheid, in zijn aandacht en zorg voor de kleinen en zwakken.
Maar voor de joodse leiders was hij alleen maar een lastpost.
Wat verbeeldde hij zich wel. Hij was een bedreiging voor hun denkwereld
en daarom moest hij uit de weg geruimd worden.
En dat gebeurde ook op Goede Vrijdag: weer een moord om macht veilig te
stellen.
God openbaart zich nog steeds in onze wereld, in en door Jezus,
in en door mensen die zich laten inspireren door die profeet van
Nazaret,
die hem beleven, levend maken, in hun zorg en aandacht voor de medemens
Maar ook nu blijft die God voor velen onherkenbaar. Ze zien gewone
mensen die gewoon leven.
Hoe kun je daarin nu iets van God ontdekken?
En de vraag die wij onszelf moeten stellen is:
ontdekken wij iets van God in de natuur, in de goedheid en liefde
die mensen jegens elkaar beleven,
kunnen wij daarin iets zien van het wonder van het leven, het wonder
van de liefde, het wonder van God?
Om iets van God te herkennen en erkennen in onze tijd,
moeten we de eenvoud van de herders bezitten en de zoekende openheid
van de wijzen uit het oosten, en juist dat lijkt in onze tijd steeds
moeilijker te worden.
Herders, juist als vroeger hier de boeren, zijn mensen die heel veel
tijd doorbrengen in de stilte van de natuur, ze hadden nog geen
walkmans en mobiele telefoons.
Daardoor waren zij heel gevoelig voor al het wonderbaarlijke in de
natuur,
en daarom konden zij ook iets van God ontdekken in die natuur.
De wijzen, de sterrenwichelaars, ze zijn nu uit de tijd, maar het waren
mensen die steeds zoekende waren, die steeds de hemel afzochten naar
tekenen die het leven richting konden geven. Ze hadden nog geen
telescopen om de hemel af te zoeken
en geen computers die ongeveer op alle vragen een antwoord hebben.
Daardoor waren zij nog gevoelig voor het wonder van het heelal,
voor het mysterie van de schepping, en het was voor hen ook niet
moeilijk om daarin een vingerafdruk van God te ontdekken.
Die gevoeligheid, die eenvoud en openheid zijn in onze tijd zo moeilijk
te realiseren in ons leven. In onze geïndustrialiseerde,
gemechaniseerde en geautomatiseerde wereld zijn we helemaal weg
gegroeid van de wonderen van de natuur,
van het mysterie van het leven en daarmee zijn we ook ongevoeliger
geworden voor het mysterie van Gods openbaring.
In onze geleerde wereld, waarin we in elk geval denken dat we haast
alles weten, haast alles kunnen, waarin mensen ook steeds nieuwe
uitvindingen doen en nieuwe dingen uitproberen,
daar lijken eenvoud en ongekunsteldheid, verwondering en bewondering
steeds minder en steeds moeilijker bij het leven te horen.
Het wordt zo vlug afgedaan als naïef, kinderachtig, achterhaald.
In onze wereld die alles in hokjes wil zetten om er beter vat op te
krijgen, een wereld waarin mensen het liefst de gebaande wegen gaan,
omdat dat het gemakkelijkst is, lijkt het steeds moeilijker te worden
om op zoek te gaan
naar het geheim van het leven, het geheim van alles dat bestaat.
In een wereld waarin zoveel lawaai is, zoveel haastig gejakker,
kunnen we ook niet meer de rust en de stilte vinden
die nodig zijn om verder te kijken dan onze neus lang is.
om achter gewone dingen in de natuur, in mensen, iets van God te
ontdekken.
In een tijd waarin de mens zichzelf zo ongeveer tot god verheven heeft,
loopt hij het risico dat hij ziende blind en horende doof is voor Gods
openbaring.