Op het eind van de twintigste eeuw werd Jezus opnieuw geboren,
niet in een stal maar in een grote bungalow met een rieten dak.
Huize Nazareth stond er op de gevel.
Daar woonden duidelijk geen arme mensen, dat zag je zo.
Jozef was directeur van een groot bouwbedrijf
en Maria was makelaar: middelares van dure huizen.
Bij zijn geboorte kwamen zijn ooms en tantes op bezoek,
ze waren van de arme tak van de familie en eigenlijk niet eens zo
welkom in Huize Nazaret.
Nee, daar zag men liever de vele zakenrelaties met hun dure cadeaus.
Het kind Jezus groeide als kool,
maar zijn ouders hadden niet veel tijd voor hem,
ze hadden het veel te druk met hun respectievelijke banen.
Maar, geld was geen probleem, ze namen een vrouw in dienst
die voor de kleine Jezus moest zorgen.
Naar gelang het kind opgroeide werd het overstelpt met dure cadeaus,
zijn speelkamer puilde uit.
Hij verlangde ernaar bij zijn vader of moeder op schoot te zitten,
om gewoon eens lekker geknuffeld te worden.
Maar als zijn vader eens 's avonds thuis was, en dat gebeurde niet zo
vaak,
dan zat hij de meeste tijd achter de telefoon.
Jezus had wel eens geprobeerd bij hem op schoot te kruipen,
maar kreeg steevast als antwoord.
Ga maar spelen, zie je niet dat ik bezig ben.
Bij zijn moeder mocht hij wel eens even op schoot zitten, maar nooit
lang.
Ga maar fijn spelen, ik heb nog zoveel te doen.
De kleine Jezus verveelde zich, ondanks al zijn speelgoed.
Op school gooide hij er maar een beetje met de pet naar.
De juffrouwen en meesters zeiden steeds: jij kunt veel beter.
Maar waarom zou hij? Als hij uit school thuis kwam,
was er soms de werkster, vaak was er niemand.
Op zijn twaalfde liep hij weg van huis. Met de trein ging hij naar
Amsterdam.
En al gauw was hij te vinden in een grote goktent, "de Tempel" geheten.
Daar ontmoette hij ook een zekere Johnny,
die maar wat graag mee gokte op zijn centen.
Die nacht sliep hij bij Johnny, in een kraakpand met nog 10 anderen.
Ondertussen was Huize Nazaret in rep en roep.
Waar was Jezus gebleven? Had hij een ongeluk gehad? Was hij ontvoerd?
Jozef belde de politie en liet hem op de lijst vermiste personen zetten.
Drie dagen later zag een alerte agent Jezus de Tempel binnengaan
en hij nam hem mee naar het politiebureau en waarschuwde zijn ouders.
Die kwamen meteen en boos en verontwaardigd zeiden ze:
Waarom heb je ons dit aangedaan. We hebben in angst gezeten om jou.
Jezus keek verbaasd: Jullie in angst om mij? Jullie geven toch niets om
mij?
Jozef viel boos uit: Brutale aap, hoe durf je zoiets te zeggen!
Je moeder en ik hebben je alles gegeven wat je nodig hebt.
Je hebt meer speelgoed dan wie ook. En ook meer zakgeld dan wie ook.
Hoe durf je te zeggen dat we niets om je geven.
Jezus zei: Ik verveelde me een ongeluk met al mijn speelgoed.
Ik wilde zo graag met jullie spelen, maar jullie hadden nooit tijd.
Maria zei: Waarom heb je ons dat niet eerder gezegd,
dan hadden we misschien best wat kunnen regelen.
Jezus zei: ik heb het vaak genoeg geprobeerd, maar dan zei je meteen:
nu even niet, schatje, ik heb nu even geen tijd.
Jozef wilde kwaad uitvallen, maar Maria zei:
Stil Jozef, ik denk dat Jezus helemaal gelijk heeft.
We hebben hem wel veel gegeven maar niet de dingen die hij echt nodig
had.
De warmte en geborgenheid die hij zocht hebben we hem niet kunnen geven.
Toen was het een hele poos stil, daar in dat kamertje in het
politiebureau.
Maria zuchtte eens en zei: Jezus, kom mee naar huis,
laten we proberen een nieuw begin te maken.
Jozef en ik zullen ons best doen om jou die dingen te geven
die je echt nodig hebt om gelukkig te worden.
En zo ging Jezus met zijn vader en moeder terug naar huize Nazaret.
Zijn ouders maakten steeds meer tijd vrij om met hem samen te zijn.
En ze voelden zich steeds gelukkiger worden.
Toen beseften ze pas wat ze zelf gemist hadden in die voorbije jaren.
En het kind Jezus groeide uit tot een man vol wijsheid.
Wie oren heeft, hij luistere.
Als je aan baby's denkt, dan denk je aan luiers. En de moeders van
vroeger dachten toen aan luiers wassen, hoe dat een dagelijks
terugkerend karwei was. De moeders van tegenwoordig hebben het heel wat
gemakkelijker: ze gebruiken wegwerpluiers, pampers en superpampers die,
als je de reclame moet geloven, baby's billetjes superdroog houden. Ze
besparen de moeders in elk geval bergen werk.
Nu heb je tegenwoordig verschrikkelijk veel wegwerpspul: verpakkingen,
zakdoekjes, tafellakens, bestek, borden, noem maar op. Sokken stoppen
was vroeger vaak een groot karwei. Tegenwoordig is het: een gaatje
erin: weg met de sokken. Kleren werden vroeger keer op keer versteld of
vermaakt, maar tegenwoordig worden stapels goede kleren gewoon
weggegooid.
We leven in een wegwerpmaatschappij, wel met het gevolg dat we met een
gigantische berg afval zitten, waar niemand raad mee weet en die
schadelijk is voor het milieu.
Een wegwerpmaatschappij, dat zijn we niet alleen met betrekking tot
allerlei materiele zaken, maar helaas ook wat betreft mensen en
menselijke waarden, en dat is nog veel schadelijker voor een gezonde
samenleving.
Een wegwerpmentaliteit kom je tegen in mensen die te gemakkelijk vinden
dat abortus altijd maar moet kunnen: komt een kind ongelegen: weg
ermee! Een wegwerpmentaliteit kom je tegen in mensen die te gemakkelijk
vinden dat euthanasie altijd maar moet kunnen: als een leven in de knel
komt: weg ermee! Een wegwerpmentaliteit kom je tegen in mensen die
echtscheiding als de gewoonste zaak van de wereld beschouwen. Soms zijn
problemen in een huwelijk onoplosbaar, maar soms laat men elkaar al te
gemakkelijk vallen.
Iets van die wegwerpmentaliteit ontdek ik ook wel eens in gezinnen.
Kinderen zijn altijd het dierbaarste bezit dat mensen hebben.
Kom niet aan de kinderen, dan kom je aan de ouders.
Toch heb ik wel eens de indruk dat ouders soms te gemakkelijk
omspringen met de belangen van hun kinderen.
Op materieel vlak komen de allermeesten echt niets te kort.
Maar soms hebben ouders te weinig tijd voor hun kinderen
omdat ze zo druk zijn met geld verdienen, met hun hobby's.
Soms krijgen kinderen te weinig liefde, warmte en geborgenheid
die zo belangrijk zijn voor hun toekomst.
Het wordt in onze samenleving steeds moeilijker
om echt trouw te zijn aan elkaar, aan je partner, aan je kinderen
en ook om trouw te zijn aan de waarden en normen
die het leven zijn ware zin en betekenis geven. Als het dan wat
moeilijk wordt, dan worden mensen te gemakkelijk afgedankt, ergens
terzijde geparkeerd, dan worden overtuigingen te gemakkelijk overboord
gezet.
Het gevolg van deze wegwerpmentaliteit is ook een afvalberg, maar dan
van mensen, mensen die verloren gelopen zijn, aan de kant gezet, in de
steek gelaten.
Dan denk ik aan de vele mensen, jongeren en ouderen, die vereenzamen,
dan denk ik aan de zwervers en daklozen in de grote steden.
Dan denk ik aan de vele kinderen die geen echt thuis hebben, die op
straat leven of in opvanghuizen moeten verblijven. Dan denk ik aan
jongeren die ontsporen
en op het criminele pad terecht komen.
Dan denk ik aan illegalen die nergens meetellen,
tenzij om uitgebuit te worden
aan alcoholisten en aan zovele andere mensen die zich ophouden aan de
zelfkant van de samenleving.
En te gemakkelijk wordt er dan vaak gezegd: het is toch hun eigen
schuld. Soms is dat misschien waar, soms helemaal, soms gedeeltelijk,
maar heel vaak is het een gevolg van onze wegwerpmentaliteit,
van een gebrek aan zorg en aandacht in de samenleving
vaak al in het gezin waarin zij opgroeiden.
Kerstmis zegt ons: de mens is geen wegwerpartikel. God dankt nooit
iemand af, en hij vraagt van ons dat ook wij dat nooit doen. Als het
rijk van God in ons werkelijkheid wil worden, dan moeten we samen een
grote familie vormen, zonder zwarte schapen, zonder verloren zonen,
zonder kinderen die aan hun lot worden overgelaten, een grote familie
waarin iedereen trouw is aan lederen, waarin niemand zorg en aandacht
en liefde tekort komt. Moge die droom ook door ons een beetje
werkelijkheid worden.
Ik wil beginnen met een verhaaltje uit Afrika, over drie zonen.
Drie vrouwen waren bezig water te putten uit een bron even buiten het
dorp. Een oude man stond er vlak bij. Hij hoorde hoe de vrouwen aan het
opscheppen waren over hun zonen. "Mijn zoon is de knapste van heel de
school" zei de een. "Die van mij is kampioen hardlopen. Niemand kan
sneller lopen dan hij," zei de tweede. De derde vrouw zei niets. Haar
zoon was niets bijzonders, iedereen wist dat.
Toen de emmers vol waren liepen ze naar huis en de oude man sjokte
achter hen aan. Opeens kwamen drie jongelui hen tegemoet. "Hé, dat zijn
onze zonen," zei een van de vrouwen.
De eerste was zijn spieren aan het losmaken, hij groette en ging hen in
een drafje voorbij. De tweede zag hen niet eens, zo verdiept was hij in
eigen gedachten. De derde liep naar zijn moeder toe, en nam, zonder wat
te zeggen, de zware emmer van haar over.
"Nou, wat vindt u van onze zonen? vroeg de moeder van de kampioen aan
de oude man. "Zonen?", zei hij, "ik heb er maar één gezien".
Nog een verhaaltje, ook over drie zonen.
Drie jongens zaten alle drie op dezelfde middelbare school.
De een werd elke dag met de auto gehaald en gebracht door zijn vader.
De tweede werd elke dag door zijn moeder gebracht, ook met de auto.
De derde kwam elke dag op zijn fiets, thuis hadden ze geen auto.
Op een keer zaten ze vlak na de kerstvakantie onder de lunchpauze bij
elkaar.
De eerste vertelde enthousiast dat hij met kerstmis een dure crossmotor
had gekregen, met alles erop en eraan.
De tweede vertelde een heel dure computer gekregen had
met de nieuwste spelletjes erop.
En wat heb jij met Kerstmis gehad, vroegen ze aan de derde.
Die zat een beetje ongelukkig te kijken. Ik heb niets gehad, zei hij.
Bij ons thuis is het geen gewoonte om met Kerstmis cadeautjes te geven.
Dan zijn het zeker maar heel saaie kerstdagen geweest bij jullie.
Saai, zei de derde jongen, helemaal niet, het was keigezellig
en we hebben vreselijk veel plezier gehad met zijn allen.
Maar wat hebben jullie dan gedaan?
Nou, kerstavond zijn we allemaal naar de kerk geweest,
en daarna hebben we samen zitten kaarten.
En op kerstmorgen hebben we samen een wandeling in de bossen gemaakt
en 's middags zijn we samen naar ons oma geweest
en 's avonds hadden we met ons opa en oma erbij een kerstdiner. Ons mam
kan heerlijk koken.
Toen waren de andere twee even stil,
Ze hadden allebei hun ouders amper gezien met de kerstdagen
de een was de hele dag was wezen crossen en de ander had de hele dag
achter zijn computer gezeten.
In onze tijd staat het gezin en het gezinsleven vaak onder druk.
Veel kinderen hoeven tegenwoordig weinig of niet te helpen in huis.
Samen afwassen kan een band scheppen
maar de meeste gezinnen hebben wel een vaatwasmachine.
Kinderen leren ook vaak niet meer om spontaan ergens mee te helpen.
Veelal duiken ze meteen op de bank voor de televisie
of hebben ze ruzie wie er eerste op de computer mag.
Die ouderwetse gezelligheid in huis die vroeger veel gewoner was
die raakt in de verdrukking, niet alleen door televisie en computer,
maar door allerlei activiteiten die met de kerstdagen aangeboden worden.
De kerstversiering, binnenshuis en buitenshuis, wordt steeds
extravaganter,
maar zijn we niet bezig de kunst te verleren om het samen met elkaar
gezellig te maken,
om samen met elkaar een blije sfeer te scheppen
waarin iedereen zich goed voelt.
Gelukkig de kinderen die mogen opgroeien in een echt thuis vol warmte.
En ongelukkig de kinderen die materieel niets tekort komen
die wel een overdaad aan spullen krijgen maar weinig warmte en
gezelligheid,
die wel op allerlei gebied van alles presteren,
maar niet of onvoldoende de kunst leren om het samen met elkaar
gezellig te maken.
Ik heb ooit ergens gelezen dat er in Nederland jaarlijks zo'n 25- tot
40 000 kinderen van huis weglopen. Van dat aantal schrik je wel even,
vooral als je bedenkt dat er achter die kille cijfers een enorme berg
leed verscholen ligt, leed bij de ouders, leed bij de kinderen, zowel
vóór het weglopen als wel erna.
Het zijn allemaal kleine of heel grote drama's,
waar we in de samenleving misschien te weinig bij stil staan.
Geen enkel kind zal van huis weglopen als het een goed en fijn thuis
heeft,
als ouders en kinderen in alle openheid met elkaar omgaan,
als er over alles gepraat kan worden, als ieder kan luisteren naar de
ander.
Als kinderen weglopen van huis,
dan hapert er heel vaak iets aan de onderlinge verhoudingen in het
gezin.
Er wordt nogal eens gemakkelijk gezegd: de jeugd van tegenwoordig deugt
niet. Ik denk dat dit per se niet waar is: de allermeeste jongeren zijn
gewoon goed. Natuurlijk, ze hebben vaak andere ideeën en zienswijzen
dan de ouderen, ze zijn veel vrijer, weten veel meer dan hun ouders op
die leeftijd,
maar daarom zijn ze niet slechter.
Natuurlijk kan het voor ouders best pijnlijk zijn
als zaken die zij zelf belangrijk vinden, door hun kinderen afgewezen
worden.
Het is ook een feit dat ouders dikwijls geen raad weten
met dingen die de jeugd weer heel belangrijk vindt.
En natuurlijk is hun gedrag soms ergerlijk en hinderlijk
maar we moeten vreselijk voorzichtig zijn met generaliseren.
Een wat radicale collega van me, die jaren lang godsdienstleraar op een
middelbare school was, zei wel eens: er zijn geen slechte kinderen,
alleen slechte ouders. Dat is natuurlijk ook een vorm van
generaliseren, maar jammer genoeg zit er vaak wel wat in.
Als kinderen ontsporen, en dingen doen die echt niet door de beugel
kunnen
dan is de vraag wel: wat voor opvoeding hebben ze ontvangen.
Natuurlijk zullen veel ouders verzuchten: we doen ons best, maar ze
nemen zoveel over van andere kinderen, en ze halen van alles van
internet,
je hebt ze als ouders niet helemaal in je macht.
Dat klopt natuurlijk wel voor een deel, opgroeiende kinderen staan
bloot aan talloze invloeden van buiten het gezin,
maar dit gegeven kan toch niet alles goedpraten.
Als je dan leest dat er zoveel kinderen van huis weglopen, dan zal dat
best eens aan de kinderen liggen, of aan beïnvloeding door slechte
vrienden, maar ik ben bang dat heel vaak de oorzaak, onbedoeld, meer
bij de ouders ligt,
heel vaak in het feit dat ze te weinig tijd hebben voor hun opgroeiende
jeugd,
te weinig naar hen luisteren, te weinig open staan voor wat zij
belangrijk vinden.
Nu moet je ook heel voorzichtig zijn om de ouders de schuld te geven
als het niet goed gaat met de kinderen. Vaak speelt gewoon onmacht of
onbekwaamheid een rol. Ouders die zelf opgegroeid zijn in een gezin met
weinig warmte, die zullen dat later ook maar moeilijker kunnen geven
aan hun gezinnen.
Tegelijk moeten wij als gemeenschap ons afvragen
of wij niet wat meer de hand in eigen boezem zouden moeten steken. Wij
maken voor een deel de wereld waarin zij terecht komen. En als ze
aantrappen tegen waarden die ons heilig zijn, dan zouden we ons wat
meer de vraag moeten stellen of wij die waarden wel goed voorleven,
of wij die zelf wel echt inhoud geven in ons doen en laten.
Het gezin van Nazaret kende net als elk gezin zijn problemen, dat
blijkt overduidelijk uit de evangelieverhalen,
maar de weg van wederzijdse zorg en dienstbaarheid
gewezen door het kind uit dit gezin,
heeft ook voor deze tijd zijn waarde.
En als die boodschap niet meer verstaan wordt door de jongere
generatie,
dan moeten wij ons afvragen of wij die boodschap wel duidelijk genoeg
beleven.
Op de radio is soms een spotje te horen waarin een kind "mama" roept
maar niemand geeft dan antwoord.
Dit spotje vraagt aandacht voor de vele kinderen in Afrika
die geen mama en papa meer hebben omdat die overleden zijn, meestal aan
de ziekte aids.
Het is reclame voor een organisatie die probeert deze kinderen
toch een liefdevol thuis te geven.
Een kind zonder een eigen thuis is altijd heel verdrietig,
maar dat geldt net zo goed voor volwassenen.
Elke mens, klein en groot, is wezenlijk een familiemens,
een mens die een plek moet hebben waar hij zich thuis voelt,
waar hij warmte en geborgenheid vindt.
Voor kinderen is dat op de eerste plaats het eigen gezin,
maar ook de school of de club waar ze bij zitten.
Voor volwassenen is dat de familie- en vriendenkring,
de werkkring waar hij zich thuis voelt.
Dat thuis vind je niet in een gebouw maar altijd in mensen.
Er is een gezegde: een huis bouw je met je handen, een thuis bouw je
met je hart.
M.a.w. een huis wordt een thuis als mensen hart hebben voor elkaar.
En hart hebben voor elkaar, warmte en geborgenheid geven aan elkaar,
dat begint met luisteren naar elkaar
en je kunt alleen luisteren naar elkaar als je tijd hebt voor elkaar.
Jaren geleden was er in Amerika een schietpartij op een middelbare
school
en naar aanleiding daarvan werd er een actiegroep opgericht
die gezinnen opriep om toch minstens eens in de week samen te eten.
Daar schrok ik van: blijkbaar waren er gezinnen waar nooit meer samen
gegeten werd,
en juist een gezamenlijke maaltijd is de ideale gelegenheid
om samen over van alles te praten en te luisteren naar elkaar.
Een aantal mensen onder één dak is nog geen echt thuis.
Als een man of vrouw zich niet meer echt thuis voelt bij zijn of haar
partner,
dan is dat een teken dat ze al heel ver uit elkaar gegroeid zijn
en dat de onderlinge verbondenheid ver te zoeken is.
Als een kind zich niet echt thuis voelt in het eigen gezin,
ofwel omdat de relatie tussen zijn ouders verstoord is,
ofwel omdat ze eigenlijk nooit tijd voor hem hebben dan is hij maar al
te vaak voor de rest van zijn leven gehandicapt
om samen met anderen verbondenheid te beleven.
Kerstmis is bij uitstek een thuisfeest of familiefeest.
Alles wordt a.h.w. uit de kast gehaald om het gezellig te maken voor
elkaar.
En als de feestdagen weer voorbij zijn
wordt er ook vaak gezegd: gelukkig dat die voorbij zijn,.
al die overdaad is heel vermoeiend.
Maar we mogen niet vergeten dat we elke dag van het jaar de opdracht
hebben
om een thuis te zijn voor elkaar, om zo te leven en te handelen
dat anderen zich thuis voelen bij ons.
En dat kan alleen als we tijd hebben voor elkaar
en elkaar niet voorbij hollen.
Moge het in die zin elke dag een beetje kerstmis zijn.