Gebeden op het hoogfeest van Kerstmis

Inleiding:

Wees welkom op deze kerstdag waar vandaan u ook komt, wie u ook bent, wat u ook bezighoudt en beroert, wees welkom, mensen van goede wil rond een kind dat pas is geboren: weerloos, machteloos, enkel toekomst, geheel en al belofte... Wees welkom deze dag wat u hier ook naar toe heeft gedreven wat u hier ook komt zoeken, ik hoop dat u vindt wat u zoekt: uitzicht, hoop, vertrouwen, licht en vrede en de onschuld van een kind... Wees welkom in deze kerstviering u die naar hier bent gekomen om samen te zijn met elkaar om te zingen, om te bidden, om te luisteren naar oude verhalen, om te doen als een kind, om al spelend en zingend, al biddend en dromend onszelf terug te vinden... Wees heel hartelijk welkom!

Gebed:

God van mensen, God van het kind van Betlehem, God van Palestijnen en joden, van moslims en christenen. Geef dat wij stil worden van binnen, kunnen luisteren naar de boodschap van het kind maar ook naar de kreten om hulp van hen voor wie dit een koude en treurige nacht is. Mogen wij daadwerkelijk dragers zijn van het licht dat het kerstkind ons bracht, dan wordt dit een stille en heilige nacht voor onszelf en voor allen met wie wij het leven delen. Amen

Slotgebed

Ik bid dat er licht mag zijn: licht in onze ogen: dat we elkaar zullen zien zo goed als nieuw, licht in onze harten: dat we ruimte scheppen, plaats maken voor velen, licht in onze gedachten: dat we komen tot nadenken en eerlijke besluiten, licht in onze huizen: dat er vriendschap en gastvrijheid zullen heersen, licht in onze omgang: dat we te zien zijn, niet verborgen voor elkaar, licht op onze wegen: dat we niet dwalen en elkaar tot doolhof zijn, licht in alle uithoeken: dat we nergens het kleine vergeten, verdonkeremanen, licht in onze kerken: om elkaar bij te lichten, elkaar toe te schijnen met geloof in Hem die eens geroepen heeft: "Ik ben het licht van de wereld."

Voorbede:
    Laten we vandaag ook denken aan allen
    voor wie kerstmis geen feest van licht is:
    aan hen voor wie het alleen een feest vol kitsch is
    zonder enig geestelijke inhoud,
    aan hen die deze dagen wel cadeautjes geven
    maar niet in staat zijn echte liefde te schenken,
    aan hen die zich, ondanks alle overdaad, toch leeg voelen.
    Dat ze toch open staan voor het wonder van Gods liefde.

    Laten we denken aan hen die geen geborgenheid kunnen vinden,
    aan hen die geen echt thuis hebben vol warmte en genegenheid,
    aan de kinderen die door hun ouders afgewezen worden of zelfs mishandeld worden,
    aan de jongeren die geen ander thuis hebben dan de straat,
    aan de ouderen die juist nu hun eenzaamheid dubbel voelen.
    Dat ze toch open staan voor het wonder van Gods vriendschap.

    Laten we denken aan hen die in de kou blijven staan,
    aan vluchtelingen en vreemdelingen voor wie geen plaats is in de herberg,
    aan daklozen en zwervers die het in deze winterperiode extra moeilijk hebben,
    aan hen die in de gevangenis zitten of gezeten hebben
    en de kans niet krijgen een zinvol bestaan op te bouwen.
    Dat ze toch openstaan voor het wonder van Gods aanwezigheid.

    Laten we denken aan hen die geen vrede kennen,
    aan joden en Palestijnen in het land waar Jezus geboren is
    aan de mensen in Afghanistan, een land verscheurd door oorlog,
    aan de verschillende bevolkingsgroepen in Afrika,
    waar zucht naar macht en geld een vreedzame samenleving verstoort.
    Dat ze toch open staan voor het wonder van Gods vrede.

    God van licht en leven, wil in ons midden wonen,
    overal waar wij vrede en vriendschap uitdragen,
    in de naam en in de geest van het kerstkind,
    vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten op het hoogfeest van Kerstmis.
Ik droom van licht
    Ik droom van het licht,
    het licht van de hoop voor alle mensen,
    dat iedereen, vrij en niet verplicht,
    voor de ander het goede zal wensen.
    Ik droom van een toekomst vol licht.
    Heer, laat die droom werkelijkheid worden.

    Ik droom van het licht,
    het licht van de inkeer, van anders gaan leven,
    dat niemand voor het kwade nog zwicht
    maar aanderen steeds het goede zal geven.
    Ik droom van een waarheid vol licht.
    Heer, laat die droom werkelijkheid worden.

    Ik droom van het licht,
    het licht van hartverwarmende en aanstekelijke blijheid,
    dat ieder mens, met een brede lach op zijn gezicht,
    kan gaan en staan in innerlijke vrijheid.
    Ik droom van gemeenschap vol licht.
    Heer laat die droom werkelijkheid worden.

    Ik droom van het licht,
    het licht van de blijde verwachting voor velen,
    want vandaag klinkt het blije bericht,
    dat God al wat kapot ging in mensen zal helen.
    Ik droom van een wereld vol licht.
    Heer, laat die droom werkelijkheid worden.
WAT HEEFT HET KIND ONS NOG TE ZEGGEN?
    Wat heeft het Kerstkind ons in deze dagen nog te zeggen
    is er een lichte hemel vol met engelenzang.
    En wordt de Heer nooit moe het altijd maar weer uit te leggen
    Aan mensen zoals wij, elk jaar opnieuw, al eeuwen lang?

    Of zou het zo zijn, dat wij leven in een eigen wereld
    van schone schijn, waar alle lichten zijn gedoofd
    waar wij die ander in het donker haast niet kunnen vinden
    omdat men in het licht van vrede toch niet meer gelooft?

    Zijn wij de herders die op weg zijn om dat Kind te zoeken?
    Buigen wij ons in 't duister bij de kribbe neer?
    Als we 't vinden, 't is gekleed in schamele doeken
    Dan wordt het licht om ons, dan horen we de engelen weer.

    Dan gaan onze aarzelende handen weer tasten, zoeken
    Niet meer in 't donker maar in 't licht van onze Heer
    naar mensen onderweg, elk met zijn eigen angsten, lasten
    Vinden elkaar in Betlehems stal dan bij de kribbe weer.

    Dan heeft het Kerstkind toch deze dagen wat te zeggen
    er is lichte hemel vol van engelenzang
    Er is een Heer die nooit te moe is het weer uit te leggen
    aan mensen zoals wij . .. die vaak zo moe zijn en zo bang.
GEBED MET KERSTMIS
    Ik bid dat er licht mag zijn:
    licht in onze ogen:
    dat we elkaar zullen zien zo goed als nieuw,
    licht in onze harten:
    dat we ruimte scheppen, plaats maken voor velen,
    licht in onze gedachten:
    dat we komen tot nadenken en eerlijke besluiten,
    licht in onze huizen:
    dat er vriendschap en gastvrijheid zullen heersen,
    licht in onze omgang:
    dat we te zien zijn, niet verborgen voor elkaar,
    licht op onze wegen:
    dat we niet dwalen en elkaar tot doolhof zijn,
    licht in alle uithoeken:
    dat we nergens het kleine vergeten, verdonkeremanen,
    licht in onze kerken:
    om elkaar bij te lichten,
    elkaar toe te schijnen met geloof in Hem die eens geroepen heeft:
    "Ik ben het licht van de wereld."
KERSTKIND DAT WEET . . .
    Kerstkind dat weet hoe moe we zijn,
    zwaar was ons werken, de uitkomst klein,
    leer ons met ziekte en ouderdom leven,
    wil deze tijd ons bemoediging geven.

    Kerstkind dat weet hoe bang we soms zijn
    om komende dagen van zorg en pijn,
    kom wat niet toereikt dan zelf schragen,
    help ons weer hoopvol de toekomst te dragen.

    Kerstkind dat weet hoe eenzaam ik ben,
    ik . . . en zovelen die ik ken,
    Gij schiep ons eens en voorzag dit lijden,
    wil wel van opstandigheid ons thans bevrijden.

    Kerstkind dat weet hoe verlangend we zijn,
    naar 'n hand, 'n hart, 'n vriend, trouw en rein.
    Geef dat ieder van ons ooit vinden mogen
    die mens, vol begrijpend mededogen.

    Kerstkind dat weet hoe hoopvol we toch zijn,
    deze tijd vol verwachting en sterrenschijn.
    Voer ons nog eens om uw kribbe te samen,
    geef ons een beetje vreugde. Amen.
Mensenkind
    Mensenkind, vandaag herboren,
    blijf geen droom, geen vrome wens,
    laat jouw stem voortdurend horen
    als Gods hartslag in de mens.

    Kom te gast bij alle volkeren
    in oost en west, noord en zuid.
    Sloop de muren, doof de vuren,
    stil de stormen wereldwijd.

    Vrede hier vandaag herboren
    in jong en oud, groot en klein.
    Ga ons voor en kom ons tegen,
    blijf geen lied, geen kerstrefrein.

    Mensenkind vandaag herboren,
    leg jouw glans op ons gelaat.
    Wees het licht in onze ogen,
    mens van God in woord en daad.

    Breng je vredevolle boodschap
    naar zwart en blank, naar arm en rijk.
    Breek de jarenlange ruzies,
    familievetes, rassenstrijd.

    Vrede hier vandaag herboren
    blijf geen woord, word werkelijkheid.
    Kom ons hart en ziel bewonen,
    om 'goddelijk' voor elkaar te zijn.
Er kwam een kind
    Er kwam een kind in volle nacht,
    Gods mensgeworden Zoon;
    alleen wat herders op het veld
    vonden het ongewoon.

    Er kwam een kind op deze aard',
    een kind reeds lang voorzegd;
    het werd geboren in een stal
    en op wat stro gelegd.

    Er kwam een kind te Bethlehem,
    een kind eenvoudig klein;
    het had een naam en een gezicht,
    het wilde weerloos zijn.

    Er komt een kind naar ieder mens,
    een kind naar jou en mij;
    het draagt een levensgroot geheim,
    het maakt ons allen vrij.

    Je kent dat kind, je kent zijn taak,
    door Hem zijn wij gered.
    God toont in Hem zijn aangezicht,
    Jezus van Nazareth.
Verwachtingen
    Als je kijkt naar jezelf en andere mensen
    ontdek je bij ieder heel persoonlijke wensen.
    De een verlangt dit, de ander wil dat.
    Zou God, toen Hij mens werd, dit ook hebben gehad?
    En... Verwacht Hij misschien ook iets van jou en mij?
    Ik zal Hem dat vragen, want 'vragen staat vrij!'
    Wat Ik verwacht van jou en iedereen
    is een liefdevol hart en niet van steen.
    is bereidheid om te leven in vrede met elkaar,
    is jouw bezit delen ook al valt het je soms zwaar,
    is in droefheid en zorgen naast de ander blijven staan,
    is respect voor de weg die je anderen ziet gaan,
    is vergeten en vergeven wat de medemens misdoet,
    is wachten met geduld en niet dwingen tot spoed,
    is geloven en vertrouwen in het nieuwe begin,
    is niet oordelen over de kinderen van Mijn gezin,
    Want, dan weet Ik, dat mijn zoon nog leeft in jou, vandaag.

    Dat verwacht ik met Kerst. Beantwoord jij mijn vraag?
Kerstmis modern
    Vanuit de diepte van mijn welvaartsstaat
    roep ik tot U, tot Gij U vinden laat.
    Want ik heb alles wat mijn hart begeert,
    alleen het geloven heb ik afgeleerd.
    De woorden van het oude kerstverhaal
    spreken voor ons een onverstaanbare taal.
    Want wie gelooft er in een engelenlied
    als hij het duivelse op aarde ziet?
    Wie Iaat er nu nog alles in de steek
    alleen omdat hij naar de hemel keek?
    Wij geven U geen mirre of wierook meer,
    en 't goud kunnen wij zelf gebruiken, Heer.
    Wanneer men nu de kinderen vermoordt
    wordt er nog nauwelijks protest gehoord.
    De herders vonden 't Kind en spraken over Hem,
    Wij zwijgen nog na twintig eeuwen Bethlehem.
    Wat moet het toch verdrietig voor U zijn
    dat wij zo groot doen - want U werd zo klein.
    Wij zijn kinderen van een harde, koude tijd,
    maar Iaat ons zien, dat Gij toch onze Vader zijt.
    Dat Gij ons zoekt in onze duisternis
    omdat Uw liefde onveranderd is.
God wordt mens (bewerking van het Johannesevangelie)

    God wordt mens vandaag, in elke mens die licht wordt voor een ander. Hij komt in de wereld en wil iedereen verlichten. Immers, Hij is de bron van al wat bestaat.

    Hij is in de wereld, herkenbaar in elke mens die vrij wordt van zichzelf om vrij te zijn voor anderen; want zo is Hij, onze God, belangeloos scheppend, geefs, bevrijdend.

    Niet altijd wordt Hij herkend,
    niet steeds wordt Hij erkend.

    In zijn eigen huis is Hij, maar mensen houden Hem buiten. Voor Hem is er niet steeds plaats bij de andere gasten.

    Maar degenen die Hem ten volle God laten zijn en Hem vertegenwoordigen zonder Hem te misbruiken noemt Hij zijn kinderen. Uit Hem zijn ze geboren.

    God wordt mens, vandaag. Door hen in wie Hij ten volle God mag zijn, heeft Hij onder ons zijn tent opgeslagen. En we zien zijn heerlijkheid.

    Die werkelijkheid werd ten volle herkenbaar in de mens Jezus van Nazaret; hij is onze gids en weg, onze herder, licht van Gods licht.

DE OS EN DE EZEL.

    De aartsengel die Maria en Jozef op hun tocht naar Bethlehem vergezelde, riep in het geheim de dieren uit de buurt bij elkaar om er een paar uit te zoeken die de heilige familie in de stal op een behoorlijke manier zouden kunnen ontvangen.
    Voorop stond de leeuw. Alleen die zelf van koninklijke afkomst was, kwam in aanmerking de Heer van hemel en aarde te dienen. Hij zou postvatten voor de staldeur en iedereen in stukken scheuren die het wagen zou het kind te naderen. "Mij te stoer," zei de engel.
    Toen sloop de vos dichterbij, zijn staart zwaaiend bij een prachtige reverence en met de charmante glimlach van de welopgevoede gauwdief opmerkend: Koning of landloper, maar er moet wel te eten zijn. En hij bood aan voor het kind de geurigste honing te stelen en voor de kraamvrouw elke ochtend een mals kippetje te brengen. "Mij te link," zei de engel.
    De pauw schreed naar voren. De zon deed zijn veren glanzen en ruisend ontvouwde zich zijn staart. Zo zou hij achter de kribbe gaan staan en de stal zou nog een fraaiere indruk maken dan de tempel van Salomo. "IJdeltuit," zei de engel.
    Er kwamen nog vee! meer dieren: de hond, de kat, de wijze uil en de muzikale nachtegaal, en elk probeerde vergeefs zijn waar aan de man te brengen. Toen iedereen was afgegaan, keek de strenge cherubijn nog eens om zich heen en zag bij een scheprad de os en de ezel staan, die daar vastgebonden aan de gangspil, de hele dag hun rondjes liepen.
    "Wat hebben jullie aan te bieden?" riep de engel. "Niets, edele heer ," zei de ezel, terwijl hij zijn oren droevig liet hangen: "Wij hebben niets geleerd, behalve ons geduldig in ons lot te schikken. De rest bleek altijd alleen maar nog meer slaag op te leveren."
    "Misschien," kwam de os voorzichtig tussen beide, "misschien zouden wij af en toe met onze staart wat vliegen kunnen wegjagen." "Jullie moet ik hebben," zei de engel.

GESPREK AAN DE KRIBBE

    Stefan keek toe hoe zijn grootvader een prachtige figuur aan het snijden was voor de kerststal. Een paar stonden er al klaar op de tafel. En toen hij een beetje moe zijn arm op de rand van de tafel legde, merkte hij hoe alle gestalten tot leven kwamen en hij was stomverbaasd hoe hij zelfs een gesprek met hen kon voeren. En sterker nog: herders, koningen, Maria en Jozef waren niet meer klein en hijzelf niet meer groot, maar hij ging midden tussen hen door zonder op te vallen. En zo ging Stefan samen met hen de stal van Betlehem binnen. Daar zag hij het Kind en het Kind zag hem aan. Opeens sprongen hem de tranen in de ogen.
    "Waarom moet je huilen?", vroeg het Kind Jezus. Omdat ik helemaal niets voor U heb meegebracht. "Ik zou heel graag iets van je hebben.", antwoordde het Kind. Stefan stamelde: "Ik wil U alles schenken wat ik heb." "Er zijn drie dingen die Ik graag van je zou willen hebben, " zei het Kind Jezus.
    De jongen onderbrak Hem: "Mijn nieuwe jas, mijn nieuwe computer, mijn nieuwe boek?" "Nee, nee" antwoordde het Kind Jezus, "dat heb Ik allemaal niet nodig. Daarvoor ben Ik niet op de wereld gekomen. Ik wil iets anders van je hebben. Geef Mij liever je laatste opstel".
    Was dat even schrikken voor Stefan. "Jezus," stotterde hij met zijn hoofd vlakbij de kribbe, "daar staat onder "onvoldoende!" "Juist daarom wil Ik het hebben. Jij moet me altijd dat brengen waar "onvoldoende" onder staat. Wil je me dat beloven?" "En of," antwoordde Stefan.
    "Maar," zei het Jezuskind, "graag zou Ik wel van jou nog een ander geschenk hebben. Ik wil van jou die hele mooie, speciale kerstbal waarmee je deze morgen de kerstboom wou versieren." "Maar die heb ik vanmorgen net kapot laten vallen." "Juist, jij moet me altijd datgene brengen wat je in je leven kapot gemaakt hebt. Ik wil het weer heel maken. Wil je Me dat ook beloven?" "Ja, ik zal het doen, als U me daarbij wilt helpen."
    "Maar nu nog mijn derde wens" zei het Jezuskind, jij moet Mij ook nog het antwoord brengen dat jij aan je moeder hebt gegeven, toen zij ernaar vroeg hoe die kerstbal dan wel kapot was gegaan."
    Toen legde de jongen zijn voorhoofd op de rand van de kribbe en begon bitter te huilen: "ik, ik..." bracht hij er met snikken moeizaam uit: "per ongeluk heb ik de kerstbal uit de boom laten vallen, maar in waarheid heb ik hem expres op de grond gegooid!" "Ja," zei Jezus, "voortaan moet je altijd al je leugentjes, je trots, het kwaad dat je gedaan hebt bij Mij brengen. En wanneer je bij Mij komt, zal Ik je helpen. Ik zal je aannemen in je zwakheid. Ik zal je bij de hand nemen en je de weg laten zien. Wil je Mij dat beloven?" En Stefan keek toe, luisterde en stond stomverbaasd.

terug naar de overweging