Gebeden op de vierde zondag van de
Advent
Inleiding:
Als er een kind op komst is, dan zeggen
we van de moeders
dat ze in blijde verwachting zijn.
Dat kun je natuurlijk evenzeer van de aanstaande vaders zeggen.
Maar er kunnen ook situaties zijn dat die blijde verwachting
ook een zorgelijke en zelfs angstige verwachting kan zijn,
als er bijvoorbeeld onverwachte dingen gebeuren,
als er ziekte in het spel is, als er grote ruzie is ontstaan.
Maria verwachtte een kind, maar het is een vraag of je echt van een
blijde verwachting kunt spreken.
De omstandigheden waren op zijn minst curieus en mysterieus.
Zoals we in het evangelie van vandaag horen,
zat Jozef met een groot probleem, en daarmee natuurlijk Maria ook.
Maar ze geloofden in God, ze geloofden in elkaar
en daarom kunnen wij straks kerstmis gaan vieren,
de verjaardag van het kind dat de wereld veranderde
en nog steeds wil veranderen ook in en door ons.
Openingsgebed:
God, onzichtbaar en onaantastbaar,
voor gelovige ogen echter te zien in uw machtige schepping
maar ook in een kind, in kleine en zwakke mensen overal ter wereld,
voor gelovige handen aan te raken in medemensen
die zorg en hulp geven en in hen die zorg en hulp nodig hebben.
Geef dat wij uw aanwezigheid ervaren als een bron van kracht
en als een opdracht om uw goedheid en trouw waar te maken aan elkaar.
Amen.
Gebed over de gaven:
God van een nieuw en altijddurend
verbond,
wees aanwezig in ons samenzijn rond brood en wijn,
maak ons tot mensen die verbondenheid zoeken met elkaar
en die steeds weer concrete inhoud geven
in daden van saamhorigheid en wederzijdse zorgzaamheid.
Moge in onze verbondenheid Jezus opnieuw tot leven komen
tot heil van onszelf en van allen met wie wij het leven delen. Amen
Slotgebed:
God van mensen, wij bidden voor iedereen die zich voorbereidt op
Kerstmis:
dat het een echt feest moge worden voor hen en hun dierbaren;
voor alle vrouwen die in blijde verwachting zijn,
dat hun kinderen in vreugde en gezondheid geboren mogen worden;
voor iedereen die een nieuw leven wil opbouwen,
dat zij gesteund worden door de mensen om hen heen.
Moge het komende kerstfeest zo zegen brengen aan heel onze
mensengemeenschap. Amen
Voorbede:
Heer, laat uw licht toch komen
waar mensen verblind zijn door de schone schijn der dingen
en geen oog meer hebben voor het wonder van het leven,
waar mensen niet meer iets van God kunnen ontdekken in zijn schepping
maar zich blind staren op enkel materiele zaken,
waar kerstmis wel een groot feest is maar zonder enige geestelijke
waarde.
Heer, laat uw licht toch komen
waar mensen onbedoeld zichzelf voorbij gelopen zijn
en daardoor op een dood spoor terecht gekomen zijn,
waar men geen toekomst meer ziet en steeds meer wegzakt
in het moeras van machteloosheid en moedeloosheid,
waar kerstmis mensen niets meer te zeggen heeft.
Heer, laat uw licht toch komen,
waar de samenleving verhard door toenemende zakelijkheid
en de gemeenschap schade lijdt door extreem individualisme,
waar mensen als vreemden langs elkaar heenlopen,
en men geen tijd meer heeft om naar elkaar om te zien.
waar ook met de kerstdagen velen in de kou blijven staan.
Heer, laat uw licht toch komen, in en door ieder van ons,
dat wij licht brengen aan hen die duisternis in hun leven ervaren
door ons medeleven, door onze hartelijkheid en zorgzaamheid.
dat mensen ook in ons en in onze manier van leven
iets ervaren van Gods goedheid en liefde.
God van mensen, laat ons uw licht aan de hemel ontdekken.
Kom naar ons toe, in Jezus, het kind van Betlehem
in mensen die geloven in het goede nieuws dat Hij bracht,
in mensen die dat goede nieuws ook daadwerkelijk invullen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de
vierde zondag van de Advent.
Maria in de advent
Zij was een kind
en kon nog dromen van geluk,
zo teer en zuiver
als het morgenlicht.
Kind van mensen uit de straat
werd zij door God bestemd,
werd haar beleefd gevraagd
of zij die teer en zuiver was als morgenlicht,
de Zoon van alle mensen
zou willen dragen, voeden en verwarmen.
Zij voelde leven en bewegen in haar schoot
maar kon niet weten dat haar Kind
de hele mensheid zou bewegen,
dat Hij de hele wereld een hart
en een ander aangezicht zou geven.
Zij was een kind en, nauwelijks van school,
kon zij niet vermoeden dat zij,
de eeuwen door, zoveel mensen zou plezieren
met haar droom van geluk.
ADVENT
Meer dan de vervulling
houdt ons de hoop gaande.
Meer dan geboorte
leidt verwachting tot bezinning.
Meer dan openbaring
doordringt ons het vermoeden.
Daarom blijft de aarde dromen van hemel,
hunkert tijd naar eeuwigheid,
verlangt de mens naar God.
De droom is de dauw van de verwachting,
vruchtwater, zacht regenend kristal,
waardoor het kind in ons groeit.
Droomtijd in donkere dagen,
week na week meer en meer verlangen
om opnieuw te worden geboren
in het nieuwe licht van Kerstmis.
Gedachte
Waar vind ik God?
In de wereld zie ik Hem soms niet,
in mijn medemens kan ik Hem soms niet ontdekken.
Maar waar is Hij,
die het zo goed met ons voor heeft?
Is Hij als een droom die mij aangrijpt,
of is Hij de nachtmerrie waarvan ik wakker lig?
Misschien zoek ik te veel.
Wil ik Hem grijpen
in mijn woorden, beelden en gedachten.
God is niet te grijpen.
Als ik denk dat ik Hem heb,
ben ik Hem alweer kwijt.
Maar als ik Hem niet vast probeer te klampen,
is Hij het meest dichtbij.
Als ik durf te wachten, af te wachten, te verwachten,
dan is God het meest nabij in mijn doen en laten.
Zo kan ik Hem ook zien om mij heen.
Dan toont Hij zich in de medemens
en de wereld om mij heen.
(Theo Lamers)
Maria in de Advent
Maria wist: er zou een kindje komen
daar kon zij stilletjes van dromen
want zij was er de moeder van.
Het zou een leuke jongen worden later
die speelde op straat en bij het water
en dan werd hij een grote man.
Hij zou een vriend van alle kinderen wezen
ook zou hij zieken gaan genezen
en ieder vroeg is dat jouw zoon.
Maar als hij bij haar thuis kwam wou hij weten
wat er vanavond was voor het eten
en zou haar zoenen heel gewoon.
Maria wist: er zou een kindje komen
en daar zou iedereen van dromen
dat hij de mensen helpen kan.
De engel zei: uw kind zal Jezus heten
die naam zal niemand meer vergeten
en zij was er de moeder van.
de verwachtende
Het rijk der hemelen lijkt op een vrouw
die in verwachting was.
Maar toen het kind geboren was bleef haar verwachting bestaan,
zodat zij zich ten zeerste verwonderde.
Zij staarde uren naar haar kind,
als het sliep én als het bezig was.
En zij merkte steeds meer dat wat zij verwacht had,
zich nog moest voltrekken aan haar kind.
En naarmate haar kind ouder werd
en zich aan hem steeds meer voltrok
wat ze niet kon en niet wilde verwachten,
naar die mate groeide in haar
-door pijn en vreugde heen
de verwachting dat ze haar kind
voor de eeuwigheid had gebaard.
Verwachting
In een tijd van verwachting
kijk je niet alleen vooruit.
Je kijkt ook terug in de geschiedenis
en je put moed uit de ervaringen van het verleden.
Bij iedere mens die nog iets
in zijn leven wil verwachten, gebeurt dit.
Als gelovige mensen verwachten we voortdurend de verlosser:
we verwachten genezing
waar ziekte is en pijn,
we verwachten bevrijding
waar verdrukking heerst,
we verwachten vrede
in een wereld van haat, agressie en oorlog.
Samen met Maria willen we verwachten:
zij is de moeder van de Messias,
waarnaar generaties hebben uitgezien
en naar wiens rijk wij ook vandaag nog uitzien.
Samen met Maria Jezus verwachten
Met Maria samen Jezus verwachten,
is het huis van ons hart
tot warme hartelijkheid maken,
is onze gedachten met
dankbaarheid en vertrouwen vullen
en onze handen biddend vouwen.
Met Maria samen Jezus verwachten.
is in alle eenvoud leven,
rustig en stil om het wonder
dat God aan mensen doet.
Met Maria samen Jezus verwachten.
is geloven in onze eigen uitverkiezing,
is dienstbaar in het leven staan
en vreugdevol door de dagen gaan.
Met Maria samen Jezus verwachten,
is leven in Gods licht
en weten dat God grote dingen doet
aan mensen hier en nu.
Met Maria samen Jezus verwachten,
is een sfeer scheppen
van geborgenheid en mildheid,
is de oproep van vrede beleven
als mooiste gave voor mensen.
Met Maria samen Jezus verwachten,
is op weg gaan en blijven zoeken,
blijven vragen: is er plaats voor Jezus
bij jou, bij mezelf?
Iets met sneeuw graag
Door de telefoon klinkt een vlotte vrouwenstem. 'Kunt u me aan een
kerstverhaal helpen?' Ik denk een ogenblik na en zeg: 'ja, misschien
heb ik wel iets.' 'Waar gaat het over?' klinkt het opgewekt. 'Over een
stel jongeren, vluchtelingen eigenlijk; de vrouw is in verwachting...'
'Leuk, dat vinden onze patiënten vast leuk', schalt het door de lijn.
'De bevalling vond plaats in een bouwval zonder familie erbij.' 'Wat
romantisch, hoe verzinnen ze het!' kreeg ik als antwoord. 'De enige
kraamvisite bestond uit zwervers.' 'Hoe loopt het af?' haar stem begon
ongeduldig te worden, 'het mag niet te lang duren.' 'Nee, dit was het
eigenlijk wel.' 'jammer. Zit er geen clou in?' 'Nou ja, de clou is
eigenlijk... dat dat kindje God was...' 'Nou, nee, daar kan ik niks
mee. Hebt u niks anders, iets met sneeuw?' 'Nee, vandaag heb ik niks
anders. Geen ander verhaal; geen sneeuw, wel God...'
Muffe doos
Op een dag in december ging de pastorale werkster op huisbezoek
bij Karel. Deze was juist bezig de beeldjes van de kerststal uit de
doos te halen. 'Ik wilde je vragen', zei de pastorale werkster, 'waarom
jij alleen met kerstmis in de kerk komt'.
'Vraag het eerst maar aan de ezel', zei Karel, terwijl hij het grijze
beeldje op de tafel zette. En de pastorale werkster vroeg het eerst aan
de ezel.
'Drie dingen', zei de ezel. 'Op de eerste plaats kom ik voor in oude
verhalen: verhalen over dieren en mensen in vrede. Dus met kerst komt
mij vanouds een plaats toe.
Op de tweede plaats ben ik niet de enige. Rond kerst zijn we in de kerk
met velen en dat is warm en gezellig.
Op de derde plaats vind ik het heerlijk om die muffe doos voor een paar
weekjes te verlaten. Ia, ia, ia.'
En toen deed het gipsen ezeltje zijn bekje met een klap dicht. 'Zo denk
ik er ook over', zei Karel. 'Ook ik heb een plaats in oude verhalen en
ook ik vind het heerlijk om in de kerstnacht met velen in de kerk te
zijn.'
'Maar de ezel', zei de pastorale werkster, 'blijft in ieder geval nog
in de kerk tot na Driekoningen, terwijl jij daags na kerst al weer
verdwenen bent.' 'Dat komt', zei Karel, 'omdat ik, meteen na kerst, de
kerk zelf alweer zo'n muffe doos vind, dat ik die graag voor een paar
maandjes wil verlaten.'
Zo had de pastorale werkster er nog nooit over gedacht, maar ze kon er
zich nu toch wel iets bij voorstellen.
Ze dronken samen een glaasje bisschopswijn. 'Proost', zei Karel. 'Ja',
zei de pastorale werkster, 'op de deur waardoor je in en uit de kerk
kunt, wanneer je maar wilt.' En buiten begon het zachtjes te sneeuwen.
Adri Bosch
terug naar de overweging