Openingsgebed:
Gebed over de gaven:
Slotgebed:
In een wereld waarin velen leven in grote onzekerheid,
waar ze leven in angst vanwege oorlog en geweld
waar zij speelbal zijn in de handen van de machtigen,
waar zij de kans niet krijgen om zichzelf te zijn,
bidden we om licht en een menswaardige toekomst.
Moge Jezus, de komende, hun dit licht brengen.
In een wereld waarin velen leven in grote onzekerheid,
waar ziekte en invaliditeit een kruis zijn, zwaar te dragen,
waar mensen niet meer voor zichzelf kunnen zorgen
maar in alles afhankelijk zijn van anderen,
bidden wij om licht en een zinvol leven.
Moge Jezus. de komende, ook hun Gods licht brengen.
In een wereld waarin velen leven in grote onzekerheid,
omdat ze vervreemd zijn geraakt van elkaar
en onverschillig langs elkaar heenlopen,
omdat mensen hard worden door egoïsme en jaloezie
gevoelloos voor de noden van anderen,
bidden wij om licht en een houding van eerlijk meeleven.
Moge Jezus, de komende, ook ons Gods licht brengen.
In een wereld waarin velen leven in grote onzekerheid,
omdat men zich alleen bezig houdt met materiële zaken
en alleen aandacht heeft voor eigen belangen,
omdat men steeds vaker heel oppervlakkig door het leven gaat
en alleen maar denkt aan plezierige en gemakkelijke dingen,
bidden wij om licht en waakzaamheid.
Moge Jezus, de komende, ons Gods licht brengen.
God, verlangend zien wij naar Hem uit, de vreugdebode van uw genade.
Moge Hij in en door ons steeds weer tot leven komen,
tot welzijn van heel onze mensengemeenschap. Amen
Er was eens een slimme inbreker, die beweerde dat hij in elk huis
kon
inbreken zonder betrapt te worden. Zijn vrienden in de kroeg hadden al
vaak een weddenschap met hem afgesloten, maar ze verloren keer op keer.
Op zekere dag werd er opnieuw gewed. Een rijke man in een uitzonderlijk
vrolijke bui stootte de inbreker aan en zei: 'Je mag dan een handige
kerel zijn, maar dat huisje van mij, daar kom jij niet in!'
Het 'huisje' bleek inderdaad een uitdaging. Rolluiken voor de ramen,
gebarricadeerde deuren, talrijke sloten en een geavanceerd
alarmsysteem. Het leek wel een vesting. Na enkele minuten kreeg de
inbreker echter een idee. Hij zette een ladder tegen de muur en
klauterde via de ladder en de regenpijp behendig het dak op. Even het
zolderraampje forceren en hij stond binnen. Ongestoord liep hij naar
beneden. Er was niemand. Hij stal een kandelaar en ging zoals hij
gekomen was. De volgende nacht stond de rijke man behoorlijk beteuterd
te kijken. De inbreker lachte triomfantelijk, met de kandelaar in zijn
hand.
Nu kwam er iemand dichterbij en tikte hem op de schouder. 'Zou je een
poging willen wagen om mij ook te bestelen?'. Natuurlijk wilde hij dat.
Ditmaal kwam hij echter voor een verrassing te staan. Op het adres dat
de man hem genoemd had, stond een bouwval. De ramen stonden open en er
waren geen sloten op de deuren. Verbaasd liep de inbreker naar binnen.
In de kamer stonden een tafel, een paar stoelen en een kast. In de kast
lagen wat borden en wat ander eetgerei. Niets was de moeite waard om
mee te nemen. Plotseling hoorde hij een gerucht en hij keek om. Daar
stond de geheimzinnige man die hem aangesproken had. En deze zei: 'Je
bewaakt een huis niet door het dicht te spijkeren, maar door simpelweg
thuis te zijn. Bovendien helpt het wel als er weinig te stelen valt.
Rijkdommen bewaar je niet in huis, maar in je hart'.
(Esther Disveld)
Een indiaan bezocht zijn blanke vriend in de stad.
Zij wandelden over straat en de drukte en al het lawaai verbaasde de
indiaan zeer.
Plotseling zei hij tegen zijn vriend:
"Hoor jij wat ik hoor?"
De blanke hoorde alleen maar het verkeerslawaai.
"Ik hoor hier vlakbij een krekel tsjirpen."
"Je moet je vergissen, er zijn hier geen krekels."
Maar de indiaan schoof bij een grauwe muur wat bladeren uiteen en daar
zat een krekel.
"Indianen kunnen nu eenmaal beter horen dan blanken,"
zei de blanke.
Maar de indiaan antwoordde: "Je vergist jij",
en tegelijk liet hij een muntstukje vallen.
Direct draaiden zich een paar mensen om.
"Zie je wel," zei de indiaan,
"dat muntje maakte niet meer lawaai dan die krekel."
Op het strand lag een oude reddingsboot. Daarmee probeerde men, met gevaar voor eigen leven, 'schipbreukelingen te redden. In een stormachtige nacht voer men weer uit. Mensen in nood! Men wist de drenkelingen te redden. Hun dankbaarheid was zo groot dat men de redders een nieuwe, aan de tijd aangepaste, reddingsboot schonk. Maar zo'n mooie spiksplinternieuwe boot laatje niet zomaar 's nachts -in weer en wind -op het strand liggen. Dus ging men aan het werk. Er werd een loods gebouwd. En naast de loods een verblijfsruimte voor hen die de wacht hielden. En om de tijd te doden, ging men in het wachthuisje van alles organiseren. Men was zo bezig met het organiseren, dat men het noodsignaal, dat van zee kwam, niet opmerkte, erger, er geen tijd voor had. En enkele mensen die niet bij de vereniging de 'reddingsboei' waren aangesloten, pakten de oude boot, die nog op het strand lag, en voeren de zee op om de mensen in nood te redden. De geredden waren dankbaar en schonken hun redders een nieuwe boot. Maar zo een mooie spiksplinternieuwe boot laat je niet zomaar 's nachts -in weer en wind -op het strand liggen. Dus ging men aan het werk... 'L'histoire se répete', zou je kunnen zeggen.