Bijbelteksten voor een huwelijksviering
Lezing uit het evangelie volgens Johannes (15,12-17)
Op de avond voor zijn lijden en dood sprak Jezus tot zijn leerlingen:
Mijn opdracht aan jullie is: heb elkaar lief zoals ik jullie heb
liefgehad. Je kunt je vrienden niet meer liefhebben dan wanneer je je
leven voor hen geeft. En jullie zijn mijn vrienden, als je doet wat ik
je opdraag. Ik noem jullie niet langer knechten, want een knecht weet
niet wat zijn heer doet. Nee, ik noem jullie vrienden, omdat ik jullie
alles heb bekendgemaakt wat ik van mijn Vader gehoord heb. Jullie
hebben niet mij, maar ik heb jullie uitgekozen, en ik heb jullie
opgedragen erop uit te gaan. Jullie moeten vrucht dragen en je
opbrengst aan vruchten niet verloren laten gaan. En de Vader zal jullie
alles geven wat je hem met een beroep op mij vraagt. Dit is mijn
opdracht aan jullie: heb elkaar lief.'
Lezing uit de eerste brief van de apostel Johannes (4,7-12)
Dierbare vrienden, laten we elkaar liefhebben, want de liefde komt van
God. Iedereen die liefheeft, is een kind van God en kent God. Wie niet
liefheeft, heeft God niet leren ken; God is immers liefde. Gods liefde
voor ons is hieraan duidelijk geworden: hij heeft zijn enige Zoon in de
wereld gezonden om ons door hem het leven te geven. Liefde betekent
niet, dat wij God hebben liefgehad maar hij ons en dat hij zijn Zoon
heeft gezonden om onze zonden uit te boeten.
Als God ons zo heeft liefgehad, dierbare vrienden, moeten ook wij
elkaar liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als we elkaar
liefhebben, verblijft God in ons en is zijn liefde in ons tot volle
ontplooiing gekomen.
Lezing uit het evangelie volgens Johannes (2,1-9)
Eens was er een bruiloft in Kana, een stad in Galilea. Jezus' moeder
was er, en ook Jezus zelf en zijn leerlingen waren op de bruiloft
uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei zijn moeder tegen hem: 'Ze
hebben geen wijn meer.' 'Vrouw, is dat uw zaak of mijn zaak?'
antwoordde hij haar. 'Mijn uur is nog niet gekomen.' Zijn moeder zei
tegen de bedienden: 'Doe maar wat hij je zegt.' De Joden hebben een
bepaald reinigingsritueel, en voor dat doel stonden daar zes
waterkruiken, elk met een inhoud van 80 tot 120 liter. 'Vul die kruiken
met water,' beval Jezus de bedienden. Zij vulden ze tot de rand toe.
Toen zei hij: 'Schep er wat uit en breng dat naar de ceremoniemeester.'
Dat deden ze, en hij proefde van het water dat wijn was geworden. De
bedienden die het water geschept hadden, wisten waar die wijn vandaan
kwam. Maar de ceremoniemeester wist dat niet; hij liet dan ook de
bruidegom roepen en zei tegen hem: 'Iedereen schenkt eerst de beste
wijn, en wanneer de gasten vrolijk zijn, de minder goede. Maar u hebt
de beste wijn voor het laatst bewaard!'
Deze daad te Kana in Galilea was het eerste van de machtige werken
waarmee Jezus zijn glorie openbaarde, en zijn leerlingen geloofden in
hem.
Lezing uit het evangelie volgens Matteüs (7,24-27)
Ieder die Mij hoort en doet wat Ik zeg, zal het vergaan als een
verstandig man die zijn huis bouwde op de rots. De regen viel neer, de
bergstromen kwamen omlaag, de wind stak op en ze stortten zich op dat
huis, en het stortte niet in, want het was op de rots gegrondvest.
Ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet, zal het vergaan
als een domme man die zijn huis bouwde op zand. De regen viel neer, de
bergstromen kwamen omlaag, de wind stak op en ze sloegen tegen dat
huis, en het stortte in: het werd één grote ruïne.'
Lezing uit het boek Genesis 1,26-31
Toen zei God: 'Laten we mensen maken! Mensen die ons evenbeeld zijn,
die op ons lijken. Zij zullen zeggenschap hebben over de vissen in de
zee, over de vogels in de lucht, over de dieren op het land, de tamme
en de wilde, de grote en de kleine.' God schiep de mens als het
evenbeeld van zichzelf. Hij schiep de mens: man en vrouw. God gaf hun
zijn zegen en zei: 'Breng veel nakomelingen voort om de aarde te
bevolken. Jullie moeten de aarde aan je onderwerpen, je krijgt
zeggenschap over de vissen in de zee, over de vogels in de lucht, over
alle dieren op het land.' Hij voegde eraan toe: 'Jullie mogen het zaad
van alle planten op de aarde, de vruchten van alle bomen eten. Maar de
vogels en de dieren op het land, de grote en de kleine, geef ik gras en
bladeren als voedsel.' En zo gebeurde het. God keek naar alles wat hij
gemaakt had, het was erg mooi.
Lezing uit het evangelie volgens Matteüs 6,25-34
Niemand kan twee heren dienen. Daarom zeg ik u: maak u geen zorgen over
het eten en drinken dat u nodig hebt om te leven, en over de kleren
voor uw lichaam. Is het leven niet belangrijker dan voedsel, en het
lichaam niet belangrijker dan kleding? Kijk eens naar de vogels in de
lucht: ze zaaien niet, ze maaien niet en slaan geen voorraden op in
schuren. Uw hemelse Vader zorgt dat ze te eten krijgen. En bent u niet
veel meer waard dan de vogels? Trouwens, wie van u kan door al zijn
zorgen zijn leven ook maar een klein stukje verlengen? En waarom maakt
u zich zorgen over kleding? Let eens op hoe de veldbloemen groeien: ze
werken niet en spinnen niet. Maar ik zeg u: zelfs Salomo was in zijn
staatsiegewaad niet zo mooi gekleed als een van deze bloemen. Zo mooi
kleedt God het gras, dat vandaag nog op het veld staat en morgen al in
de oven wordt gegooid. Zou God u dan niet nog veel beter kleden? Wat is
uw geloof toch klein! Wees niet zo bezorgd, zeg niet: Wat moeten we
eten of wat moeten we drinken of waarmee moeten we ons kleden? Want
naar dat alles vragen de heidenen! Uw hemelse Vader weet dat u dat
allemaal nodig hebt. Zoek eerst Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid,
dan krijgt u al het andere erbij. Maak u dus geen zorgen over de dag
van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben. Elke
dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.'
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de christenen te Korinte
(I Kor 12,31-13,8)
Zet uw zinnen dus op de belangrijkste gaven. Maar eerst wijs ik u de
weg bij uitstek.
Al sprak ik de talen van mensen en engelen: als ik de liefde niet had,
was ik niet meer dan een galmende gong of een rinkelende bel. Al bezat
ik de gave van de profetie, en kende ik al Gods geheimen en wist ik
alles wat er te weten valt, en al had ik het volmaakte geloof dat
bergen verzet: als ik geen liefde had, was ik niets. Al besteedde ik
mijn hele bezit aan eten voor de armen, en al gaf ik mijn lichaam prijs
aan de vuurdood: als ik geen liefde had, hielp het me niets.
De liefde is geduldig, vriendelijk en niet jaloers. De liefde vervalt
niet in grootspraak en doet niet trots; is niet grof en handelt niet
uit eigenbelang, wordt niet geprikkeld en rekent het kwaad niet aan. De
liefde verheugt zich niet over het onrecht, maar vindt haar vreugde in
de waarheid. Zij geeft het nooit op: zij blijft geloven, hopen en
volharden.
De liefde houdt nooit op te bestaan. Profetische boodschappen zullen
verdwijnen, het spreken in vreemde klanken zal verstommen, aan kennis
komt een einde. Beperkt is ons kennen en beperkt is ons profeteren.
Maar wanneer de volmaakte toestand komt, zal wat beperkt is verdwijnen.
Intussen blijven deze drie bestaan: geloof, hoop en liefde. Maar
daarvan is de liefde de grootste.