Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur, een vuur dat licht en warmte uitstraalt voor hen die leven in een donkere en koude wereld. Ontsteek dan een lichtend vuur. Is dat een gebed tot God? Of is het een oproep aan onszelf? Wellicht is het allebei. Maar waarmee moeten wij het vuur dan aansteken? Kijk om je heen. Ook in het duister zijn kleine lichtjes te vinden. Het licht van het geloof dat mensen in beweging houdt. Het licht van de hoop die mensen op zoek laat gaan. Het licht van de liefde die mensen samenbindt.
antifoon: Als alles duister is
Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur. De misdienaars hebben drie kaarsen aangestoken; ze symboliseren ons geloof dat er licht kan zijn in onze gemeenschap, onze hoop dat wij dat licht voor elkaar kunnen aansteken als we in liefde met elkaar verbonden zijn. Met die drie kaarsen wordt nu het vuur aangestoken. Moge dit vuur symbool zijn van het vuur dat brandt in onze gemeenschap, vuur waaraan mensen die verkilt zijn zich kunnen warmen, vuur dat licht geeft aan hen die het even niet zien zitten.
Antifoon: Als alles duister is
In Jezus van Nazaret brandde het vuur, hij geloofde in zijn zending, hij had het vertrouwen dat de weg die hij ging de juiste was en bovenal werd hij verteerd door het vuur van de liefde. Dat vuur bleef in hem branden ook toen op Goede vrijdag alles verloren leek. Hij werd in een graf gelegd, het vuur leek voorgoed gedoofd. Maar vanavond vieren we het vuur van zijn leven niet in een graf opgesloten kon blijven. Hij wil ook nu licht en vuur zijn voor ieder van ons. Om dat te symboliseren worden nu de twee paaskaarsen aangestoken, een voor hier in de kerk, een voor de kapel van Huize Loôn.
God, schepper en Vader van alle leven, zegen deze paaskaarsen, deze tekenen van ons geloof in Jezus de Levende. Mogen ze voor ons een bron van licht zo dadelijk letterlijk als hier in de kerk onze kaarsjes het licht van deze kaars ontvangen, maar ook gedurende het komende jaar, als we hier of in de kapel van Huize Loôn onze verbondenheid met Jezus de levende vieren. Heer, leg uw zegen op deze kaarsen, in de naam van de Vader en de zoon en de heilige Geest. Amen
Antifoon: Jezus, U bent . . .
Jezus, U bent het licht van ons leven, maar wij moeten U daartoe wel de kans geven Als wij U niet in leven houden in ons denken, in ons doen dan bent U toch dood en begraven en vergeten. Alleen als wij geloven in uw boodschap, kunt U opnieuw tot leven komen in en door ons.
antifoon: Jezus, U bent . . .
Jezus, U bent het licht van ons leven. Ieder apart is maar kleine lichtje, maar samen kunnen wij veel licht geven. Ieder apart kan weinig doen om de wereld te verbeteren, maar samen zijn we een grote macht. Dan leeft Jezus waarlijk voort in onze gemeenschap.
antifoon: Jezus U bent . .
Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaargemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen er binnen maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Terwijl ze niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen ze van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: "Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen. Herinnert u hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft: De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en Hij moet aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Hij verrijzen." Zij herinnerden zich zijn woorden, ze keerden van het graf terug en brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen.
In het begin was het donker,
er was geen zon en er was geen maan,
er was geen zee om in te zwemmen,
er was geen land om op te staan.
De hemel was zwart, de aarde was leeg.
Maar plotseling stak God het licht aan.
Toen scheen de zon en het werd licht,
met duizend sterren aan de hemel,
want dat vond God een mooi gezicht.
De hemel was blauw, de aarde was leeg.
En God verdeelde toen de aarde
in heuvels, meren, zee en strand.
Toen was de zee voor alle vissen,
en voor de dieren was het land.
Op de heuvels bloeiden de bloemen,
er zwommen zwanen in het meer,
er liepen herten door de heide
en in de bossen sliep een beer.
De hemel was blauw, de aarde was groen,
Maar op een dag zag God dit alles
en vond de aarde niet volmaakt,
en daarom heeft Hij toen als laatste
er nog iets prachtigs bij gemaakt.
Hij maakte een man en Hij maakte een vrouw,
en God maakte mij en God maakte jou ... jou ... jou ...
Het had zo mooi kunnen zijn: een schepping vol licht en warmte voor alle mensen. De werkelijkheid is echter zo vaak anders. Toch blijft dromen van licht en warmte, van een goede toekomst voor iedereen heel belangrijk voor ons allemaal. Dat was ook de droom van Mozes toen hij het joodse volk wegleidde uit de slavernij in Egypte. Luisteren we naar het verhaal van de doortocht, hoe het volk, met Gods hulp, door de zee naar een nieuwe toekomst trok
HET VERHAAL VAN DE DOORTOCHT (ex. 13 en 14)Toen de farao het volk had laten gaan, leidde God hen via een
omweg naar de Rietzee. Daar, aan de rand van de woestijn, sloegen zij
hun kamp op. Overdag ging de Heer in een wolkkolom voor hen uit om hun
de weg te wijzen en 's nachts in een vuurzuil om hun licht te geven. Zo
konden ze dag en nacht doorreizen, want steeds bleef de wolkkolom of de
vuurzuil voor hen uitgaan.
Toen de koning van Egypte hoorde dat de Israëlieten weggevlucht waren,
kregen hij en zijn hofdienaren spijt: "Hoe hebben we hen ooit kunnen
laten gaan. Nu zijn we onze slaven kwijt!" De farao liet zijn
strijdwagen inspannen en riep zijn troepen op. Het Egyptische leger
achtervolgde de Israëlieten met alle paarden, wagens en ruiters van de
farao en haalde hen in bij Pi-Hachirot. Daar, bij de zee, hadden de
Israëlieten hun kamp opgeslagen.
Toen ze de farao met zijn hele leger zagen komen, werden ze doodsbang
en riepen de Heer te hulp. Ze zeiden tegen Mozes: 'Waren er soms in
Egypte geen graven? Moesten we met je mee om in de woestijn te
sterven?" Maar Mozes antwoordde het volk: 'Wees niet bang, houd vol!
Vandaag zal de Heer jullie redden, je zult het zelf zien."
Toen strekte Mozes zijn arm uit over de zee en op bevel van de Heer
stak er een sterke oostenwind op. De hele nacht bleef het waaien, de
zee werd teruggedrongen en viel droog. Omdat het water uiteengeweken
was, konden de Israëlieten droogvoets door de zee trekken
Vuur, licht en water zijn wezenlijke elementen van de paaswake.
Warmte, licht en water zijn voorwaarden voor alle leven en alle groei.
Op de ijskoude Noordpool kan geen plant groeien
in een dorre woestijn evenmin en in de grot onder de grond ook niet.
Licht en water, ze wijzen in deze paaswake naar Jezus, de levende,
ze wijzen naar de kerk, de gemeenschap van mensen die in Jezus geloven.
In de begintijd van het christendom was de paaswake het moment
dat mensen opgenomen werden in de kerkgemeenschap:
door het water kwamen ze tot het licht van Jezus.
De paaswake herinnert ons ook nu aan ons eigen doopsel,
dat wij bij de gemeenschap van Jezus horen.
Op het ogenblik zijn er hier en daar mensen die zich laten
uitschrijven,
die heel uitdrukkelijk aangeven dat ze niet langer bij de
kerkgemeenschap willen horen.
Dat komt vanzelf de vraag op: Waarom? Waarom stappen zij er uit?
Ligt dat aan die personen zelf, dat ze zover verwijderd zijn geraakt
van die gemeenschap rond Jezus, dat het hun helemaal niets meer zegt?
Dat zal soms wellicht het geval zijn.
Er zijn mensen die door hun doopsel weliswaar bij de kerk horen
maar die helemaal niets meer voelen van een verbondenheid met die kerk.
Dat mensen zich laten uitschrijven, ligt het aan de kerk als instituut,
die mensen niet meer weet in inspireren,
die mensen van zich doet vervreemden door haar krampachtige
regeltjesgeest?
Dat zal soms best het geval zijn.
Recente gebeurtenissen in de kerk hebben het aantal uitschrijvingen
doen toenemen.
Ligt het misschien ook een beetje aan ons, mensen die zeggen te geloven
in Jezus' boodschap,
maar soms wellicht te weinig doen waarin we geloven?
Soms zal dat ook wellicht een rol spelen.
Gelovig zijn is dikwijls iets vaags, iets van ons gevoel
maar soms te weinig iets dat we concreet wel of niet doen.
Met Pasen zingen we in alle toonaarden: Jezus leeft. Wat betekent dat?
Dat betekent dat je hem niet moet zoeken in het graf,
niet in de aarde van de oudheden, niet in de stenen van monumenten,
maar hij leeft voort in denkende en handelende mensen.
Jezus komt daar tot leven waar mensen samenkomen om vieren,
in een eucharistie en ook in een gebedsviering,
maar dan moet het wel een inspirerende viering zijn.
En helaas zijn officiële teksten niet altijd even inspirerend.
Jezus komt tot leven waar mensen de dingen doen die hij in zijn leven
gedaan heeft,
als ze aandacht en zorg hebben voor zieken en gehandicapten,
als ze de melaatsen van onze tijd niet uit de weg gaan,
als ze de zogenaamde zondaars van onze tijd niet buitensluiten.
Maar Jezus komt niet tot leven in leerstellingen en wetten en regels,
hij is te levend om hem te vangen in dode letters.
Jezus komt niet tot leven waar mensen elkaar veroordelen
en buiten de gemeenschap willen houden.
Pasen vieren heeft alleen zin als Jezus de kans krijgt
om echt tot leven te komen in ons samen vieren,
in onze manier van omgaan met elkaar,
anders blijft hij toch vastzitten in zijn graf
en krijgt hij de kans niet verder te leven.
Pr. U bent in onze tijd verschenen in de mens der mensen: Jezus Christus, uw licht voor de wereld, uw weg door de tijden, uw belofte voor de toekomst. Als een van ons, van uw geest vervuld, is Hij gegaan tot de minsten onder de mensen, die kwetsbaar zijn en uitgestoten, verlamd, blind, verstomd en overschreeuwd. Wij danken U voor deze mens, licht van uw licht, leven van uw leven, licht en leven voor ons. Wij loven uw naam met de mensen van alle tijden.
SanctusPr. Wij gedenken Jezus, die mens naar uw hart,
Toen de wereld Hem niet meer verdroeg, toen zijn stem moest verstommen,
zijn leven vergeten, heeft Hij ten afscheid brood genomen, het gebroken
en gezegd:
Neem en eet hiervan, jullie allemaal: Dit ben Ik;
dit is mijn Lichaam, mijn leven dat Ik voor jullie zal geven.
Hij heeft de beker met wijn genomen, die rondgegeven met de woorden:
Drink hier allemaal van. Dit ben Ik. Dit is mijn bloed dat Ik voor
jullie zal vergieten als teken van een nieuw en altijddurend verbond,
een nieuw begin, een nieuwe toekomst. Blijf dit doen om Mij nooit te
vergeten.
Zo vieren wij het verbond van God met de mensen.
Al: Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker,
verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.
Pr. Wij vieren Hem die uit de dood tot leven is gekomen.
God, op wie wij hopen, in Hem leeft U onder ons.
U hebt de steen weggerold en de dood teniet gedaan.
Laat ons leven zoals Hij.
U, die liefde bent, diep als de zee,
flitsend als weerlicht, sterker dan de dood,
laat toch geen mensenkind verloren gaan.
U die geen naam vergeet, geen mens veracht,
laat ons leven in uw naam.
Al. Verhaast de dag van uw gerechtigheid.
Zie het niet langer aan dat her en der in onze wereld
mensen gemarteld worden, kinderen gedood,
de aarde wordt geschonden en het licht verduisterd.
Pr. Dan wordt uw rijk op aarde werkelijkheid,
het rijk waarin wij elkaar verlichten en verwarmen,
waarin we breken en delen in zijn naam, in zijn Geest.
Dan zijn wij waarlijk kinderen van het licht,
dan kunnen we terecht bidden met de woorden
die Jezus ons gegeven heeft.
Al. Onze Vader . . .
Pr. Verlos ons, Heer, van alle kwaad, van alle duisternis, in onszelf,
in onze gemeenschap, in de wereld in het groot. Schenk ons uw licht, uw
leven, omwille van Jezus, de verrezen Heer.
Al. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in
eeuwigheid. Amen
Vredewens
Agnus Dei
Communie
Slotgebed: