De Lourdesbedevaart van Bas en Boris

1e dag

Bas en Boris zijn een tweeling. De broertjes wonen in Overloon en zijn meestal niet al te braaf. Ze hebben een hele groep vriendjes en vriendinnetjes waarmee ze veel optrekken. Samen heeft deze club een hut gemaakt in het bos waar ze fijn kunnen spelen. Maar vandaag hebben Bas en Boris geen tijd om zelfs maar aan de hut te denken. Ze staan op het station in Roermond te wachten op de trein die hen naar Lourdes zal brengen. De oma van Hanneke, één van de vrien-dengroep van de tweeling, wilde graag naar Lourdes gaan maar ze had geen zin om dit alleen te doen. Daarom heeft ze Hanneke en de tweeling gevraagd om met haar mee te gaan. Bas en Boris helpen oma vaak in de tuin en kunnen goed met haar opschieten. Als beloning voor hun werk mogen ze mee. De ouders van Bas en Boris hebben, na flink wat twijfels, hun toestemming ge-geven. Ze waren bang dat de broertjes van alles zouden gaan uithalen en dat dit voor oma niet leuk zou zijn. De twee hebben plechtig beloofd dat ze niets geks zullen doen en dat ze goed naar oma zullen luisteren.
"Daar komt de trein aan," roept Bas. "Dat is een lange," vindt Boris. De tweeling begint met de bagage te slepen, want ze zijn bang dat ze niet snel genoeg bij de trein zullen zijn. "Rustig maar," zegt oma, "we worden beslist geholpen met het instappen. Dat gaat altijd heel gemakkelijk." De trein stopt en de jongens gaan op zoek naar het nummer van hun coupé. "Hier heen," roept Bas. Hanneke neemt oma mee naar de trein en helpt haar met instappen. Bas en Boris mogen voor de tassen en koffers zorgen. "Geef ze maar aan door het raam, dat gaat sneller," zegt een man. De jongens tillen alle koffers en tassen omhoog en als laatste geven zij hun eigen tassen. "Hemeltje lief, wat zijn die zwaar," zegt de man, "zijn jullie bang dat jullie je zult vervelen in Lourdes? Het lijkt wel of die tassen vol boeken zitten." "Nee, hoor, daar zitten alleen maar gewone dingen in, die je nodig hebt wanneer je op reis gaat," beweert Bas. Tien minuten laten zijn alle koffers en tassen keurig boven in een bagagerek opgeborgen. "Wat een leuk hokje," vindt Boris, "het lijkt wel een klein kamertje." "Daarin moeten wij het met z'n vieren wél zestien uren vol zien te houden," antwoordt oma.
Nadat in Maastricht nog een heleboel mensen zijn ingestapt, begint de bedevaart echt. Ineens klinkt kei hard een stem via de luidspreker. Bas en Boris schrikken ervan, want ze zitten gespannen naar buiten te kijken. "Wat is dat," zegt Bas, "is dat een alarm?" "Stil zijn," antwoordt oma, "dat is iemand van de leiding van de bedevaart, nu krijgen we van alles uitgelegd." Er wordt bouillon, koffie en thee aangekondigd en gezegd dat de mensen de gangpaden vrij moeten houden. "Jammer,"vindt Bas, "ik wilde net eens fijn door de trein gaan lopen." "Dat doe je straks maar," zegt Hanneke, "je hebt nog tijd genoeg." Het is tijd om te gaan eten en de tweeling pakt hun boterhammen. "Wat zijn jullie van plan," vraagt Hanneke verbaasd. "Van reizen krijg je honger," beweert Bas, "we hebben vijftien boterhammen voor nu en tien voor morgenochtend bij ons." Hij hapt in zijn eerst boterham met kaas. : Hm, lekker, kaas met jam," zegt hij. "Ik heb pindakaas met chocoladehagelslag," deelt Boris mee. "Dan hebben jullie die boterhammen zeker zelf klaar gemaakt," merkt oma op. "Natuurlijk hebben we dat zelf gedaan," antwoordt Boris, "wanneer mama dat had gedaan, waren ze lang niet zo lekker."
Na de negende boterham vindt Boris dat het tijd is voor een wandeling. Ze lopen door de gang en ontdekken dat het heel spannend is om van het ene rijtuig in het andere te lopen. "Dat is niks voor oma," vindt Bas. "Nee," is Boris het er mee eens, "dat wiebelt veel te veel. Goh, je kunt zomaar op de rails kijken, dat is leuk." De broertjes ontdekken dat er een restauratiewagen in de trein is en kopen daar een paar blikjes limonade. Eindelijk zijn ze helemaal voor in de trein, daar mogen ze niet verder, want daar is het ambulancerijtuig, waar mensen reizen, die veel verzorging en rust nodig hebben. Na een uurtje zijn ze weer terug in de coupé waar intussen de bedden zijn klaargemaakt. Het begint buiten donker te worden en het wordt tijd om te gaan slapen. "Dat is leuk," vindt Bas, "mogen wij boven in?" Met een trapje klauteren Bas en Boris naar boven. Ze vinden het schitterend. "Nu kunnen we goed bij onze tassen," zegt Bas. Hij doet zijn tas open en kijkt er in. "We moeten ze eten geven," bedenkt Boris, "ik heb de broodkruimels bewaard." "Wie moeten jullie eten geven," vraagt Hanneke. "Oh, niks, dat zei ik zomaar," zegt Boris onschuldig. Hanneke vertrouwt het niet helemaal, maar ze heeft geen zin om door te vragen. Ze ligt veel te lekker en van het geluid van de trein krijgt ze slaap. Na een kwartiertje, slapen oma en Hanneke. Bas en Boris hebben hierop gewacht en doen een zaklantaarn aan die ze in de tas houden. "Ze maken het goed," zegt Bas. "Het zijn ook wel heel mooie vette," vindt Boris. "Leuk dat er daar in Lourdes een riviertje is, ik hoop dat we daar net zo fijn kunnen vissen als in de Maas," zegt Bas genietend. "Aan onze wormen zal het niet liggen; die Franse vissen hebben beslist nog nooit lekkere Nederlandse wormen geproefd. Zullen wij ook maar gaan slapen," vraagt Boris. "Welnee, ik wil eerst de Eifeltoren in Parijs zien," antwoordt Bas. De tweeling maakt nu hun bed anders op; nu kunnen ze door het raam naar buiten kijken en toch lekker liggen. Binnen tien minuten slapen zij ook en worden pas wakker wanneer er muziek begint te spelen.

2e dag

"Waar zijn we," vraagt Bas. "We zijn bijna bij Dax," antwoordt oma. "Dan hebben we de Eifeltoren gemist," zucht Boris. De tweeling klimt naar beneden en hoort dan dat ze de lakens en slopen op de gang moeten leggen. Ze klimmen dus maar weer omhoog en beginnen ijverig hun bedden op te ruimen. Hanneke staat tussen de banken in en de tweeling mikt hun beddengoed op het hoofd van Hanneke. "Stelletje oenen, kunnen jullie niet uitkijken," roept Hanneke verontwaardigd. "We keken juist héél goed uit en het was precies raak," grinnikt Boris. Hanneke en oma gaan zich wassen bij een fonteintje in de gang. Bas en Boris vinden wassen nergens voor nodig. "We zijn niet vuil en we hoeven niemand te zoenen, dus we wassen ons wel in het hotel," belooft Bas. De tweeling gaat in het gangpad staan, want ze hebben de bergen ontdekt. Ze genieten met volle teugen en het wordt nog leuker, wanneer de trein langs een riviertje rijdt. "Dat is de Gave," zegt oma, die stroomt ook door Lourdes. "Dat is dus een cadeautje," constateert Bas. "Een gave is iets wat je gekregen hebt of iets wat je héél goed kunt," snapt Boris direct. Oma legt uit dat gave een woord is in het dialect van de streek en dat het rivier betekent. Deze rivier heet de Gave de Pau en er zijn nog veel meer gaves die allemaal het water uit de Pyreneeën naar de zee brengen.
Intussen is de trein vlak bij Lourdes en via de luidspreker hoort de tweeling een liedje. "Wat gek," zegt Bas, "het is toch nog lang geen Sinterklaas. Die zingen: 'Zie ginds komt de stoomboot'. "Dat is het Lourdeslied," zegt oma, "ze zingen: 'Te Lourd op de bergen.' Pak je pelgrimsboekje, dan kun je mee-zingen." "Daar hebben we geen boekje voor nodig," vindt Boris, "dat kennen wij uit ons hoofd." "We kennen alle drie de coupletten," zegt Bas trots. Luid zingend over de stoomboot uit Spanje, komt de tweeling aan op het station van Lourdes. Bas en Boris halen de bagage uit het rek. Boris gaat op het perron staan en Bas geeft de tassen en koffers aan. Hanneke heeft een bagagewagentje gehaald. "Daar staat onze hotelleidster," wijst Hanneke, "laten we daar maar naar toe gaan." "Hotelleidster," vraagt Bas, "is er dat een met een lange of korte ij?" "Het is een heel aardige mevrouw die beloofd heeft om ons met van alles te helpen," zegt Hanneke, "ze heeft gisterenavond met ons kennis gemaakt, toen jullie door de trein liepen."
De tweeling duwt de kar vol koffers en loopt achter de hotelleidster aan. Die loopt naar een bus die voor het station staat te wachten. Alle koffers en tassen moeten onder in de bus. Bas en Boris nemen hun eigen, zware tassen me in de bus. "Veel te link," zegt Bas, "om die tassen onderin te leggen, je weet maar nooit wat er bovenop gegooid wordt." De bus zit heel vol en de tweeling moet in het gangpad staan. De hotelleidster stelt zich voor; ze heet Jenny en ze vertelt over van alles wat er te zien is. De bus rijdt door de Rue de la Grotte; langs de Rue de Petit Fossé waar het cachot is. Langs het klooster van de Clarissen en het Wassenbeelden museum; over de Pont Vieux en stopt bij het hotel, dat langs de Gave ligt. Volverbazing zien de broertjes dat veel hotels de naam van een heilige hebben. "Dit is een stoere heilige," vindt Boris. "Sint George, dat klinkt leuk," beaamt Bas. "Dat betekent gewoon sint Joris en die heeft tegen een draak gevochten," legt oma uit. "Een drakendoder, dat is helemaal gaaf, dat zal dus best een fijn hotel zijn," denkt Boris. Alle bagage moet naar binnen gebracht worden en dan worden de kamers verdeeld. Oma, Hanneke, Bas en Boris slapen op een vierpersoonskamer. Tot hun grote opluchting ziet de tweeling dat de kamer uit twee delen bestaat: een hoog de andere laag. Oma en Hanneke slapen het liefst laag, want oma heeft moeite met trapjes. De tweeling heeft een grote kast en daar maken ze dankbaar gebruik van. De potten vol wormen worden onderin gezet en de tassen, die nu leeg zijn, daarvoor. In een hoek van de kast zetten ze hun hengels. Dan komt de tweeling er niet langer onderuit: ze worden door oma de badkamer ingestuurd om zich te wassen. "Dat is handig," zegt Bas, "twee w.c.'s, maar wél een beetje gek: die ene heeft geen groot gat." "Dan is die om te plassen en de andere is om te poepen," veronderstelt Boris. "Dat is geen w.c.," roept oma, "dat is een bidet, dat ding is om je voeten te wassen. Schiet nu maar op, want om twaalf uur gaan we eten." Oma en Hanneke gaan met de lift naar de eetzaal, maar Bas en Boris hebben ontdekt dat het veel vlugger gaat, wanneer je gewoon met de trap gaat. "Krijgen we nu boterhammen," vraagt Bas, wanneer oma en Hanneke eindelijk uit de lift komen. "Nee, jullie krijgen twee keer per dag warm eten," zegt oma, "dat zijn ze hier in Frankrijk nu eenmaal gewend." "Dan hoop ik dat we boerenkoolstamppot met worst krijgen," zegt Boris, "daar heb ik echt trek in."
Boris heeft pech, want de Franse keuken geeft geen boerenkoolstamppot. De twee broertjes eten gewoon alles wat hen voorgezet wordt en… ze eten er flink wat stokbrood bij. Hun mandje moet wel drie keer gevuld worden; de kruimels doen ze keurig in een plastic zakje dat ze bij zich hebben. "Voor de vogeltjes," zegt Bas. Jenny zegt dat ze die middag ieder, die het wil, wegwijs zal maken in Lourdes. "Gaan we mee," vraagt Bas. "Natuurlijk," antwoordt oma, "maar ik moet eerst een rolstoel hebben. Ik kan hier echt geen hele week lopen, dat houd ik niet vol." Na het eten worden de rolstoelen uitgedeeld en er komt een kaartje aan te hangen met de naam van oma. Hanneke mag de rolstoel duwen en Bas en Boris moeten trekken met twee touwen met een handvast die aan de rolstoel vastgemaakt worden. "Ik ben veel te zwaar voor een van jullie alleen," zegt oma, "maar met z'n drieën moet het lukken."
Wanneer alle mensen, die mee willen, beneden zijn vertrekt Jenny. Ze lopen door een straat met heel veel winkeltjes. Bas en Boris kijken hun ogen uit. "Wat een Mariabeeldjes," zegt Bas. "Zoveel heb ik nog nooit bij elkaar gezien," vindt Boris. Jenny vertelt dat ze langs Accueil St. Fé lopen en dat dit een soort hotel is, waar mensen die veel hulp nodig hebben kunnen logeren. Dan ontdekt Bas leuke blauwe karretjes. "Wat zijn dat," vraagt hij, "zijn dat riksja's, die heb ik wel eens in een film gezien, maar daar hoort toch een fiets aan te zitten?" Jenny vertelt dat die dingen voitures heten, en dat daarin mensen die niet goed kunnen lopen, gemakkelijk vervoerd kunnen worden. "Je kunt die kar gewoon trekken en wanneer het heel zwaar is, kan er ook iemand duwen," legt ze uit. "Dat wil ik wel eens proberen," zegt Bas. "Misschien mag je helpen met de Lichtprocessie, dan moeten er altijd veel mensen getrokken worden," antwoordt Jenny. "Dat doe ik," zegt Bas. "Dan heeft die riksja geen fiets maar een ezel," grinnikt Boris. "Wanneer jij meehelpt, heeft die riksja twee ezels," reageert Bas prompt.
Intussen zijn ze bij de ingang St. Josef gekomen. Die ingang heet zo, omdat er een groot beeld van sint Jozef staat. Bas en Boris moeten nu stevig trekken aan hun touwen, want de weg gaat stijl naar beneden. Met vereende kracht lukt het de kinderen om oma veilig op de Esplanade te brengen. In het midden van een enorm plein staat een Mariabeeld. Jenny vertelt dat dit de gekroonde maagd is en dat hier vroeger, op die plaats, hutjes stonden waar mensen konden logeren, die geen geld hadden voor een hotel. "Die mochten dus kamperen," stelt Boris vast. Dan wijst Jenny op de grote kerk en vertelt dat het eigenlijk drie kerken boven elkaar zijn. De onderste kerk is het laatst gebouwd, de middelste is de eerste kerk die in de buurt van de grot is ontstaan. Nu heet die kerk de crypte; hij is klein en de vader van Bernadette Soubirous heeft nog meegeholpen met de bouw er van.Omdat die crypte te klein werd is er een grote kerk bovenop gebouwd, dat is de Basilique Superieur; die werd natuurlijk ook snel te klein. Daarom is toen de Rozenkranskerk gebouwd; die heet zo omdat de geheimen van de rozenkrans daarin afgebeeld zijn. Dat is niet met schilderijen van verf gedaan, maar het zijn mozaïeken, dat zijn schilderijen van allemaal gekleurde, kleine stenen. "Zoiets als mini - stek,"begrijpt Bas. "Ja, maar dan van steen en niet van plastic," antwoordt Jenny. "Kunnen we over die bogen bij de crypte komen,"vraagt Boris. Jenny zegt dat dit kan, maar dat de kinderen dat niet met een rolstoel moeten proberen; dat is veel te zwaar en wanneer het geregend heeft, is het gevaarlijk. Dan kun je uitglijden. "Dan staat oma misschien, ineens, zonder te duwen, aan de andere kant van dit plein," denkt Boris. "Dat gaat beslist helemaal fout en dan verongelukt oma," zegt Hanneke, "we doen het niet hoor!" Jenny zegt dat ze veel gemakkelijker bij de crypte kunnen komen, door bij de ingang niet naar beneden, maar links af, naar boven te gaan. "Dat is niet zo vreselijk stijl," zegt ze. Nu lopen ze weer verder en zien dat er kaarsen in allerlei maten verkocht worden. "Die kun je bij de grot of voorbij de grot laten branden," vertelt Jenny, "en dáár kunnen jullie Lourdeswater halen en drinken." "Ha, lekker," juicht Bas, "ik heb dorst!" De tweeling rent naar de kraantjes en gaat er onder hangen. Binnen de kortste keren zijn ze drijfnat. Oma en Hanneke hebben een bekertje en worden niet nat. Wanneer ze genoeg gedronken hebben schudden Bas en Boris zich eens lekker uit. "Heerlijk, daar knap je van op," vindt Boris. "Kijk een beetje uit," zegt een mevrouw die nat gespetterd wordt. "Dat geeft toch niets, van dit water wordt je heel gezond heeft oma ons verteld en het droogt vanzelf," antwoordt Boris. Jenny loopt door naar de grot, want daarvoor is iedereen naar Lourdes gekomen.
Bij de grot is het druk. Jenny gaat voor de grot staan, iedereen is stil, want de meeste mensen willen graag even bij de grot bidden. Bas en Boris vinden dat dit veel te lang duurt en ze gaan kijken bij het muurtje langs het water. "Moet je kijken, dat is een mooi visstekkie," zegt Bas. "De volgende keer nemen we onze hengels en wormen mee," bedenkt Boris, "dan kan oma gaan bidden en dan gaan wij fijn vissen." Jenny loopt door en wijst de plaats waar alle kaarsen aangestoken kunnen worden dan wandelt ze langs de baden. "Dat is iets voor jullie," zegt Hanneke, "een lekker koud bad." "Dat duurt veel te lang," vindt Bas, "moet je eens kijken, hoeveel mensen daar zitten te wachten. Wij wassen ons wel in het hotel." Nu komen ze bij een brug over de Gave, Het is een zwaar karwei om oma die brug over te krijgen. De kinderen moeten eerst hard duwen en trekken om haar boven op de brug te krijgen en dan goed remmen, wanneer ze weer naar beneden gaan. "Nu zijn we op de prairie," vertelt Jenny. "Op de prairie," vraagt Boris, "een prairie heb je toch in Amerika." "Daar rijden indianen rond," vult Bas aan, "daar is het reuze spannend." Op de prairie staan een paar tenten. "Wonen daar indianen in," vraagt Boris.
Jenny legt uit dat in een tent de hele dag gebeden kan worden voor een monstrans. Nu moet zij natuurlijk uitleggen dat een monstrans een klein kastje is, waar een grote hostie in zit. Dat kastje is mooi versierd uit eerbied voor de hostie. "Het is het heilige sacrament," gaat ze verder, "bij die tent," wijst ze, "begint 's middags altijd de sacramentsprocessie, maar daarover vertel ik een volgende keer wat meer." Ze lopen over een pad langs het water. Dit pad wordt 'de weg van het water genoemd'. Er staan borden met teksten uit de bijbel, die over water gaan. Bij zo'n bord is ook een kraantje, waar Lourdeswater uit komt. Bas en Boris proberen of echt alle kraantjes werken en zó komen ze bij de Bernadettekerk. "Hierin hebben wij vanavond de openingsviering," zegt Jenny, "om kwart voor negen, want dan zijn alle pelgrims aangekomen. De bisschop is er dan ook." "Dat lijkt wel een nachtmis," vindt Bas. "Maar wél een chique, met een buskop," meent Boris. Hanneke geeft Boris een por; "dat mag je niet zeggen, die man heet een bisschop." "Maar hij heeft een bus op zijn hoofd, dus is het een buskop," verdedigt Boris zich. "Mogen wij mis dienen," vraagt Bas, "wij zijn in Overloon ook misdienaars en we kunnen dat héél goed!" Jenny belooft dat zij het op de hotelleidersvergadering zal vragen; "dan horen jullie het wel, als we gaan eten," belooft zij. Naast de Bernadettekerk staat een groot gebouw, Jenny vertelt dat dit het accueil is waar ook mensen van de Nederlandse bedevaart ver-blijven. Langzamerhand is iedereen een beetje moe, daarom besluit Jenny dat het tijd is voor een terrasje. Het heeft nogal wat voeten in de aarde om iedereen in het café een plaatsje te geven, want het is erg druk. Bas en Boris kletsen oma de oren van het hoofd, want ze hebben al veel gezien, dat zij willen bekijken en... doen. Vooral een rit met het treintje lijkt hen reuze leuk. Het duurt lang voordat ze terug zijn in het hotel, want de kinderen willen bij alle winkeltje kijken. Bas en Boris vinden de fluitende marmotten het leukste wat er te koop is. "We moeten er een meenemen voor op school," vindt Bas.
Bij het avondeten zegt Jenny dat Bas en Boris misdienaars mogen zijn. Ze moeten om kwart over acht bij de Benadettekerk zijn, dan wordt hen verteld hoe ze dit moeten doen. "Dat is niet moeilijk," antwoordt Boris, "we moeten gewoon héél plechtig doen, dan ziet niemand het wanneer we een fout maken." "Mogen wij de wierook aangeven," vraagt Bas. Tot grote opluchting van oma en Hanneke, wordt de wierook verzorgd door de Franse koster. "Jullie hebben toch geen klappertjes bij je," vraagt oma, die zich herinnert dat de tweeling een keer klappertjes door de wierookkorrels heeft gedaan. "Natuurlijk niet," zegt Bas verontwaardigd, "wat moeten we nu in Lourdes met klappertjes doen?" De tweeling kijkt zeer onschuldig en oma vertrouwd het niet helemaal. Direct na het toetje, gaan de kinderen en oma weg. Oma en Hanneke zullen bij de brug op de anderen wachten.
Om kwart voor negen begint de mis; het is een prachtig gezicht wanneer een stoet de kerk binnen trekt. Voorop een aantal mensen met vaandels met vlaggen; dan de misdienaars die er keurig uitzien. Daarachter lopen alle priesters, diakens en pastoralewerkers die met de bedevaart zijn meegekomen. Tot slot de bisschop, die er heel voornaam uitziet, met zijn staf en mijter. Bas en Boris doen hun best, alleen onder de preek zitten ze een beetje te knikkebollen. Aan het eind van de viering wordt het Lourdeslied gezongen. De tweeling zingt ijverig mee, alleen met de verkeerde tekst. Wanneer de viering afgelopen is, is oma toch wel heel opgelucht dat alles goed is gegaan.
Wanneer de broertjes eindelijk in bed liggen, fluistert Bas: "het lukte echt niet, ik kreeg dat wierookvat niet open." "Jammer," vindt Boris, "het was beslist heel mooi geweest, want ik heb extra goede klappertjes meegenomen. Geeft niet, we proberen het gewoon bij een volgende mis."

3e dag

Wanneer Bas en Boris de volgende morgen wakker worden regent het pijpenstelen. "Geeft niets," vindt Bas, "we hebben onze regenpakken bij ons." Hanneke en oma vinden het minder leuk dat het regent. Toch gaat Jenny, na het ontbijt, met alle mensen, die dat willen op pad. Nu gaan ze een wandeling door Lourdes zelf maken. Oma wordt goed in plastic verpakt: eerst een grote vuilniszak om het benen; dan een plastic regencape en om het af te maken, steekt ze ook nog een paraplu op. Jenny loopt langs de heiligdommen en wijst op het dak van de Pius X, Dit is een enorme, ondergrondse kerk. Dan komen ze bij het Museum van Onze Lieve Vrouw. Daar gaan ze naar binnen, want in het museum wordt de geschiedenis van Lourdes verteld. Bas en Boris vinden vooral de maquette van Lourdes prachtig. Ze zien nu hoe Bernadette naar de grot ging. "Lijkt me leuk om zo'n mooie dame in een grot te zien," denkt Boris. "Ik zou ook wel eens een verschijning willen krijgen," meent Hanneke. "Daarvoor moet je heel arm zijn en heel veel met zo'n kralenketting met een kruisje spelen," zegt Bas. Intussen is het droog geworden en de groep loopt nu naar de Molen van Boly. In dit huis, dat eigenlijk een watermolen is, is Bernadette geboren. Bas en Boris vinden de molen erg interessant en willen precies weten hoe dat ding werkte. Jenny probeert zo goed en kwaad als het gaat, hun vragen te beantwoorden. Nu moeten ze een stijl, smal straatje omhoog lopen. De kinderen hebben er een zware klus aan om de rolstoel van oma, omhoog te duwen. Ze lopen langs het ouderlijke huis van Bernadette; daar gaan ze niet naar binnen, want Bernadette heeft daar nooit gewoond. Nu komt er nog een heel stijl stukje. Bas en Boris trekken wat ze kunnen en wanneer ze boven zijn, hijgen de drie kinderen van de inspanning. Oma heeft al een paar keer aangeboden om een stukje te lopen, maar daar willen Bas en Boris niets van weten.
Aan het einde van de straat gaat Jenny links af. Nu lopen ze langs het politiebureau, daar heeft de vader van Bernadette ook één nacht in de cel gezeten. Hij zou toen een brood gestolen hebben. Vlak bij het politiebureau, in de Rue de Petit Fossé, is het cachot. Er staat al een groep mensen buiten te wachten en Jenny zegt, dat ze er direct achteraan moeten sluiten. Na tien minuten, mag Jenny met haar groep naar binnen. Ze komen in een ruimte met vitrines en foto's aan de muur. "Hanneke," zegt Bas, "daar heb je zo'n ketting met kraaltjes en een kruisje." Jenny vertelt dat dit de rozenkrans van Bernadette is en dat je wanneer er een kraal apart zit, een onze vader moet bidden. "Bij de tien kraaltjes achter elkaar, bid je iedere keer een weesgegroetje," gaat ze verder. Nu mag de groep het cachot in. Het is een heel kleine ruimte. Jenny vertelt dat hierin een gezin van vijf perso-nen heeft moeten wonen. Boris geeft Bas een por en fluistert: "dit is net zo groot als onze keuken." Jenny bidt drie weesgegroetjes en dan gaan ze verder. De parochiekerk moet ook bezocht worden. Hiervan vindt de tweeling de crypte het mooist. Hanneke vindt het een eng idee, dat er in die crypte een dode ligt. Dat is pastoor Peyramale, aan deze priester heeft Bernadette verteld dat ze een mooie mevrouw heeft gezien. De groep loopt daarna langs de bibliotheek, dat was in de tijd dat Bernadette in Lourdes woonde, de pastorie en daar is zij haar verhaal gaan vertellen. Omdat er nog tijd genoeg is, gaan ze nu naar het ziekenhuis. Daarbij is ook een museum, want Bernadette kon niet langer thuis wonen. Iedereen wilde met haar praten en ze kreeg geen moment rust. Daarom is naar de zusters van Ne-vers gegaan die in het ziekenhuis van Lourdes werkten. Bernadette kreeg daar onderwijs en ze mocht voor kinderen zorgen. De groep bezoekt de kapel waar Bernadette haar eerste communie heeft gedaan. Nu moet de groep snel terug naar het hotel, want om twaalf uur moet er gegeten worden.
Die middag is er een boeteviering. Bas en Boris vinden dat ze die ochtend al genoeg boete hebben gedaan en veel te veel binnen zijn geweest. "Kunnen we niet iets buiten gaan doen," vraagt Bas aan oma. Oma heeft ook geen zin in een boeteviering, maar ze wil graag de crypte gaan bekijken. Na het eten gaat ze eerst een uurtje op bed liggen, want ze is een beetje moe. Bas en Boris vinden dat geen probleem. Ze pakken hun rugzakken en stoppen daar de potten met wormen in. Ook hun hengels smokkelen ze mee. "We gaan lekker buiten zitten," zegt Bas. De tweeling steekt de straat over en klimt over de muur langs de Gave. Al gauw hebben ze een groot rotsblok gevonden. Ze schuiven hun hengels in elkaar en doen er een worm aan. "Nu eens kijken of die Franse vissen, Hollandse wormen lusten," grinnikt Boris. Een uur later komen oma en Hanneke naar buiten. Ze zien Bas en Boris nergens. Hanneke, die de broertjes goed kent, gaat bij het water kijken en, jawel hoor, daar zit de tweeling te vissen. Bas haalt net zijn hengel binnen met een spartelende vis eraan. Hanneke roept de jongens en die schrikken daarvan, want ze zijn helemaal de tijd vergeten. Ze ruimen snel hun hengels op; de potten met wormen worden in de rugzakken gestopt. Die mogen oma en Hanneke niet zien. Trots laat Bas een plastic zak zien, met daarin vijf grote vissen. "Gooi die beesten terug in het water," zegt Hanneke. "Nee, die geven we aan de mevrouw van het hotel, misschien krijgen we dan vanavond een lekker visje," antwoordt Boris, "daar hebben we echt zin in."De broertjes rennen het hotel in; Bas brengt de hengels en rugzakken naar hun kamer en Bas geeft de vissen aan de mevrouw die achter de balie zit. Zij kijkt even heel verbaasd en begint dan te lachen. Bas doet net alsof hij eet en hij wrijft over zijn buik terwijl hij op de zak met vissen wijst. Boris is ook weer beneden en samen gaan de broertjes naar oma en Hanneke. "Ze zei 'wie, wie' en ze knikte, dus vanavond krijgen wij lekkere gebakken vis," zegt Bas stralend.
Er moet nu weer een eindje gelopen worden tot de ingang van Sint Jozef. Daar gaan de links af, naar boven. De kinderen krijgen het voor elkaar oma de helling op te duwen. Ze gaan naar de crypte, maar kijken eerst over de balustrade naar het enorme plein. In de crypte is het stil en Bas en Boris zien een heleboel tegeltjes die de muren bekleden. Er staan woorden op, maar de tweeling snapt er niets van, want de meeste teksten zijn in het Frans. Wanneer ze weer buiten zijn, vertelt oma dat mensen die tegeltjes hebben gegeven, om Maria te bedanken. "Laten we nu ook de bovenste kerk maar even bekijken," stelt Hanneke voor. Ze moeten nog een klein stukje naar boven en kunnen dan door een zijdeur naar binnen. De bovenste kerk, hang vol met vaandels en er staan veel grote kaarsen. "Die hebben groepen pelgrims gegeven aan Maria en daarom staan die hier in de kerk," vertelt oma. "Gaan we nu iets buiten doen," vraagt Bas. "Jullie mogen de grote kruisweg gaan bekijken," antwoordt oma, "kijk die begint dáár, tegenover de ingang naar de crypte. Ik blijf hier wel op jullie wachten, want ik kan niet met een rolstoel daar naar boven." "Dat is saai voor u," vindt Boris "we brengen u wel naar de grot." Bas heeft een leuk pad ontdekt, dat naar beneden gaat. "Kijk eens, dat pad gaat zigzag en dat is niet stijl, dan bent u zó bij de grot," zegt hij. "Wanneer het te eng wordt, ga ik wel lopen," beloofd oma. Bas en Boris hangen aan hun touwen; ze houden de rolstoel keurig tegen. Oma komt veilig beneden en wordt vóór de grot neergezet. De drie kinderen rennen het pad weer omhoog en beginnen met de grote kruisweg.
"Wat een slechte weg," zegt Bas. "Allemaal keien, hier kun je met een rolstoel echt niet rijden," antwoordt Boris. De kinderen komen bij een groep beelden en… een marmeren trap. Op die trap zitten een paar mensen op hun knieën. "Wat is dat nu, gaan die op hun knieën naar boven," vraagt Boris. Een Belg die de vraag hoort zegt dat je op die trap niet gewoon mag lopen, dit is de heilige trap en zo kun je héél dicht bij de beelden van de eerste statie komen. "Kom, dat gaan we ook eens proberen," zegt Bas. Doordat de kinderen lenig zijn, zijn ze vlug boven en kijken naar de enorme beelden. Bas herkent Jezus en Boris denkt dat hij bij Pons Dinges staat. Hanneke ziet het pad waarover ze weer beneden kunnen komen. Er zijn veel mensen die de kruisweg lopen. Sommigen luisteren naar wat iemand voorleest en sommigen zingen een treurig lied. Bas en Boris genieten van het uitzicht, want nu beseffen ze pas, dat ze echt in de bergen zijn. Bij het tafereel, waar Jezus in zijn graf wordt gelegd, ziet de tweeling een heleboel hagedisjes, die genieten van de zon. Bas probeert er een te vangen, maar dat lukt niet. De hagedissen schieten vlug weg. "Goh, wat zijn die dingen snel, ik had er graag een mee naar huis genomen," zucht Boris. Hanneke is blij dat Bas en Boris geen hagedissen hebben gevangen, want ze is bang dat die 's avonds in haar bed, zouden zijn gestopt. Brrr, ze moet er niet aan denken. "Volgende keer beter," vindt Bas en hij neemt zich voor een schepnetje in zijn rugzak te stoppen voor het geval dat! Wanneer ze weer en stukje naar beneden zijn gegaan, zien de kinderen de ingang van twee grote grotten. "Wat zijn dat voor grotten," vraagt Bas, "zou Maria zich daar soms verstopt hebben toen ze aan Bernadette verscheen?" "Natuurlijk," antwoordt Boris, "dan zat ze droog en uit de wind en hoefde ze niet iedere keer terug naar de hemel." Gelukkig loopt er weer iemand die de tweeling uit de droom kan helpen en vertelt dat dit een Magdalenagrot is. Maria Magdalena zou naar Frankrijk gekomen zijn en heeft hier op verschillende plaatsen gewoond, ook in Lourdes. Heel vroeger, in de prehistorie, hebben hier waarschijnlijk mensen gewoond. Bas en Boris vinden het reuze jammer dat ze niet in de grot kunnen. "Kunnen we niet over dat hek klimmen," vraagt Bas. Hanneke wil beslist niet dat de tweeling dit gaat proberen en zegt dat oma al lang genoeg heeft moeten wachten. Over het zigzagpad zijn de kinderen snel bij de grot. Oma vindt het fijn dat ze er zijn en wil nu graag helemaal over de esplanade waar daar zijn nog een paar mooie dingen te zien. Ze wijst de kinderen op een beeld van Bernadette met een heleboel schaapjes er omheen. Ze vertelt dat Bernadette de schapen moest hoeden voor haar tante in Bartrès; dit is een dorp dat drie kilometer van Lourdes ligt. Hanneke vindt het een prachtig beeld en de tweeling vindt de schaapskudde het mooist. De schapen horen helemaal niet bij elkaar, maar dat is juist leuk. Aan het einde van de esplanade staat een groot kruis. Oma vertelt dat dit een Bretons kruis is. In Bretagne, dat is een deel van Frankrijk, staan heel veel van dit soort kruisen. Oma weet nog iets leuks: de levende kerststal. Eerst gaan ze op een terrasje wat drinken. Bas en Boris vinden de levende kerstal schitteren. Er beweegt van alles en er zijn veel gewone mensen te zien, die met hun werk bezig zijn. "Zoiets moeten wij ook eens gaan maken," bedenkt Bas. "Dat lukt jullie nooit,"vindt Hanneke. "Jawel hoor, dat kan gemakkelijk, we moeten wanneer we thuis komen daar direct mee beginnen," antwoordt Boris. "Die zetten we in de huiskamer thuis, dan vragen we geld aan de mensen die komen kijken en dan worden we héél rijk,"
fantaseert Bas verder. De middag is al weer voorbij, want de tijd vliegt in Lourdes en ze moeten hard lopen om op tijd voor het eten in het hotel te zijn. Bas en Boris krijgen een bijzondere maaltijd: hun eigen gevangen vissen. Vijf vissen is wel een beetje veel, dus geeft Bas een van de vissen aan Jenny, ook oma en Hanneke krijgen een vis. Na het eten moeten ze vlug opschieten want om kwart over acht moet er opgesteld worden voor de lichtprocessie. "Wat is dat,"vraagt Bas, "een processie?" Jenny legt uit, dat het een enorme stoet van mensen is, die lopen en zingen met kaarsjes in hun hand. "Oh een soort optocht," begrijpt Bas het. Jenny brengt de groep naar de plaats waar verzameld wordt. De kinderen mogen niet met z'n drieën bij oma blijven. Hanneke mag duwen en Bas en Boris moeten gewoon gaan lopen bij de andere mensen. "Dat is niks," zegt Bas, "kon wij gaan zo'n riksja trekken." De hulp van de tweeling is welkom en de broertjes lopen naast elkaar en trekken ieder een voiture. Bas en Boris hebben van oma een kaars gekregen met daarom heen een papieren bakje. "Dat is een windscherm," zegt Bas, "maar ik vind het wel lastig om een kaars vast te houden en te trekken." Bas geeft zijn kaars aan de mevrouw die in de voiture zit; die mag nu twee kaarsen vasthouden. Om kwart voor negen begint de processie. Het wordt donker en het is een prachtig gezicht wanneer ze op de esplanade komen: al die kaarsjes en al die mensen. Er worden weesgegroetjes gebeden en er wordt veel gezongen. Wanneer ze voor het bordes van de Rozenkranskerk staan, wordt de zegen gegeven. Nu moeten Bas en Boris hun voitures terug brengen naar het accueil. Gelukkig weten ze de weg naar het hotel; daar vinden de oma en Hanneke die een beetje ongerust staan te wachten. Hanneke vertelt dan zij veel hulp heeft gehad en dat het helemaal niet moeilijk was om oma naar het hotel te brengen. Bas en Boris, willen direct naar bed, ze zijn bekaf.

4e dag

De volgende morgen moeten ze vroeg op, want het is woensdag en dan is er een internationale hoogmis in de Pius tien. De Nederlandse bisschop mag de mis doen en… Bas en Boris mogen misdienaars zijn. Ze moeten hun rugzakken in het hotel laten en oma zegt dat de tweeling hun zakken even moeten omdraaien. Dat is maar goed ook, want alle twee de broertjes hebben klappertjes in hun zakken. Het enige dat ze mee mogen nemen is een zakdoek. Verder niets! "Weer mislukt," zucht Bas. In de Pius tien krijgt oma een mooi plaatsje tussen de Nederlandse mensen die ook in een rolstoel zitten. Jenny neemt Hanneke mee en de tweeling gaat naar de sacristie. Een priester vertelt wat ze moeten doen en… dat het weer heel plechtig moet gebeuren. Wanneer ze, in processie, de kerk in lopen, weten de broertjes niet wat ze zien: zoveel mensen. "Het lijkt wel een voetbalwedstrijd," fluistert Bas. Bas en Boris moeten heel goed opletten en vinden het reuze spannend. Tot hun verbazing zien ze, bij de voorbeden, Hanneke op een van de traptreden staan. Hanneke mag namens Nederland een voorbede lezen. Dat doet ze keurig, want Hanneke kan heel goed voorlezen. Het duurt wel lang en Bas begint te wiebelen van ongeduld. "Plechtig wiebelen," fluistert Boris. Na de mis, gaat de hele groep koffie drinken in een café. Bas, Boris, Hanneke en oma zitten buiten. Oma vindt dat ze nu nog tijd hebben om Lourdeswater te gaan halen. In een winkel koopt ze een paar jerrycans en Bas en Boris krijgen een gekroonde Maagd van plastic, waarin ook Lourdeswater kan. "We moeten voor al onze vriendjes zo'n flesje meenemen," vindt Boris. Oma koopt daarom voor alle vriendjes een gekroond maagdje. "Pfft," zegt Bas, "dat wordt sjouwen." Oma heeft een goed idee: "wanneer ik met Hanneke naar het hotel loop, dan kunnen jullie het Lourdeswater gaan halen. Jullie nemen de rolstoel mee, dan hoeven jullie niet te sjouwen." Zo gezegd, zo gedaan. Wanneer het bijna tijd is om te gaan eten, komt de tweeling eraan met een rolstoel, vol met flessen en flesjes Lourdeswater. De tweeling is drijfnat en loopt te soppen in hun schoenen. "Hebben jullie soms water uit de Gave in die flessen zitten," vraagt Hanneke. "Nee, hoor," antwoordt Boris, "Bas heeft mij gedoopt met Lourdeswater en toen heb ik dat bij hem gedaan.' "Nu zijn wij beslist héél gezond," verklaart Bas. Oma vindt dat ze zich gauw moeten gaan omkleden en hun natte kleren in de badkamer moeten hangen. Hanneke gaat mee om het Lourdeswater in veiligheid te brengen, want met die tweeling weet je het maar nooit.
Na het diner gaat Jenny, met de mensen die daar zin in hebben, naar het wassenbeeldenmuseum. Natuurlijk zijn oma, Hanneke, Bas en Boris van de partij. Oma mag in haar rolstoel blijven zitten en gaat met de lift iedere keer een verdieping omhoog. De tweeling pakt de trap, dat gaat veel vlugger. Vooral het beeld van de paus vindt Bas heel mooi, "maar hij heeft wel een gek lijf," zegt hij, "hij is veel te mager." Jenny vertelt dat wanneer er een nieuwe paus komt, alleen de kop vervangen wordt. "Dus de paus verliest zijn kop," zegt Boris, "dat is geinig. Ben ik even blij dat ik geen paus ben, anders verloor ik ook mijn hoofd."
Om vier uur moeten ze bij het sacramentsaltaar op de prairie zijn. Daar vertrekt de sacramentsprocessie en Nederland doet vandaag mee. "Is dat weer zo'n optocht met kaarsjes," vraagt Bas. Jenny legt uit dat er nu geen kaarsjes zijn, maar dat iedereen die in een rolstoel of voiture zit een bloem krijgt. Dat ziet er ook heel feestelijk uit. Een bisschop draagt de monstrans en zegent daar, in de Pius X, alle mensen mee. "Het is dus een optocht met een hostie," begrijpt Boris het helemaal. De tweeling wil weer graag een voiture trekken en heeft veel haast om op de prairie te komen. Hanneke gaat met oma, bij de rolstoelen staan en Bas en Boris, vinden ieder een voiture die nog geen trekdier heeft. Het wachten duurt lang en Bas en Boris krijgen dorst. "Ik haal even water bij een kraantje," kondigt Bas aan en hij rent weg. Even later komt hij terug met een plastic zak vol water. De mevrouw die in de voiture zit, heeft gelukkig een bekertje en krijgt ook wat water, daarna mag de tweeling het bekertje gebruiken. Nu is alleen Boris nat, want Bas heeft het restje water in zijn nek gegooid. "Lekker fris," zegt Boris, "Het is veel te warm, dus dat geeft niets." Eindelijk begint de processie, eerst wordt de monstrans op het altaar in de tent gezet. Dan wordt er gezongen en de processie begint te lopen. In de Pius X is het weer druk, maar er zijn niet zoveel mensen als bij de internationale hoogmis. Er wordt gezongen en gebeden om genezing. Dan gaat de bisschop rond met de monstrans en zegent alle mensen. Na afloop brengen Bas en Boris hun voitures met inhoud, weer terug naar het accueil. "Nu gaan we vissen," zegt Bas, "ik kan geen kerk meer zien." De broertjes rennen naar het hotel en halen vlug hun visspullen op. Ze zwaaien even naar oma en Hanneke, die lekker buiten zitten. Omdat hij veel te veel haast heeft, glijdt Bas uit en valt in het water. "Dat is koud," roept hij. Boris trekt Bas op de kant en dan gaan ze gauw vissen. Het lukt niet, want de vissen hebben kennelijk geen honger. Hanneke komt de jongen halen en Bas mag zich weer om gaan kleden. "Hebben jullie wel genoeg kleren bij je," vraagt oma bezorgd. "We hebben al onze broeken en truien meegenomen," zegt Boris, "want we worden wel eens vaker een beetje nat en smerig." "Ik begin te begrijpen waarom jullie tassen zo idioot zwaar waren,"zegt Hanneke.
Die avond wil oma graag even naar de Lichtprocessie kijken vanaf het bordes bij de crypte. Bas en Boris nemen hun kaarsen mee en steken die aan, wanneer ze boven zijn. Boris let niet goed op en het papier van het windscherm, vat vlam. Bas schrikt en gooit de kaars op de grond. Vlug trapt hij het vuur uit en kijkt spijtig naar wat er over is. Gelukkig kan de kaars nog branden, maar de tekst van het Lourdeslied is niet meer te lezen. Ook die nacht slapen Bas en Boris als rozen en dromen van een pausbeeld met het hoofd van Bas.

5e dag

Vandaag heeft oma haar wekker op zes uur gezet. Ze gaan een uitstapje maken naar de Pyreneeën. Om acht uur vertrekt de bus en voor die tijd moeten ze ontbeten hebben. Iedereen krijgt een plastic zak met eten mee en wanneer de bus vertrekt, kijken Bas en Boris naar wat er in die zak zit. "Daarmee redden wij het nooit een hele dag," zegt Bas bezorgd. "Misschien gaan we wel ergens eten en is dit gewoon voor tussendoor," oppert Boris. Jenny, die voorin de bus zit, vertelt dat ze naar de Gavarnie gaan en dat daar de Gave ontspringt. Ze zullen de Gave helemaal volgen. Er wordt gestopt op de brug van Napoleon en Jenny zegt dat, wanneer je er drie keer overheen loopt, jij binnen een jaar een kind krijgt. "Hier moeten we onze ezel, dus eens mee naar toe nemen," bedenkt Bas. "Ja, een ezeltje erbij is altijd leuk," vindt Boris. De tweeling heeft een pad ontdekt waarover ze naar beneden kunnen. Veel te vlug naar hun zin vertrekt de bus weer. Het gaat langs diepe ravijnen en in Cèdre klimt de bus ineens wel driehonderd meter. Bas en Boris vinden het prachtig, zoiets hebben ze nog nooit gezien. Jenny vertelt dat je op de Gavarnie naar de sneeuw kunt lopen, maar dat je dan wel stevig door moet stappen, want het is heel ver. Je kunt er ook op een paard of een muildier een ritje maken. "We rijden vaak genoeg op onze ezel," zegt Bas, "laten we maar naar de sneeuw gaan lopen." Er zijn nog twee jongere mensen die naar de sneeuw willen. Oma en Hanneke gaan op een terras koffie drinken en hun lunchpakket op eten. "Moeten jullie eerst niet iets eten," vraagt oma aan Bas en Boris. "Wij hebben alles al lang op," zegt Bas, "gaan we nog ergens eten voordat we hier vertrekken?" "Daar is geen tijd voor, maar misschien stoppen we nog wel ergens," antwoordt oma. Bas en Boris lopen met Jan en Liesbeth mee, die er stevig de sokken in zetten. Jan is onderwijzer op een Basisschool. Wanneer de tweeling dat hoort, zegt Bas, "hemeltje lief, nu zijn we met een meester op pad." Jan vertelt dat ze in een natuurreservaat zijn en dat ze geen bloemen mogen plukken. "Dat doen we nooit," reageert Boris verontwaardigd, "dat is iets voor meisjes." Na drie kwartier zijn ze bij de sneeuw. "Gelukkig," zegt Boris blij, "er ligt nog sneeuw. Kom op Bas, we gaan sneeuwballen gooien."
Veel te vlug naar de zin van de tweeling, vindt Jan dat het tijd is om terug te gaan. Bas en Boris doen de plastic zakken van hun lunchpakket vol sneeuw en hebben nu ook haast om terug te gaan. "Wat zijn jullie van plan met die sneeuw," vraagt Jan. "Die willen we aan oma en Hanneke laten zien, dan zien zij dat wij echt bij de sneeuw zijn geweest," antwoordt Bas braaf. Wanneer ze in het dorp terugkomen, zitten al wat mensen in de bus. Hanneke staat nog buiten en Bas en Boris rennen op haar af. "Kijk, Hanneke, sneeuw," roept Bas en hij probeert Hanneke in te zepen. Dit lukt niet echt, want Hanneke rent weg. De tweeling holt achter haar aan en bekogelt haar met sneeuwballen. Wanneer de sneeuw op is, stappen Bas en Boris in de bus. Hanneke komt achter hen aan en dreigt wraak te zullen nemen. "We hebben honger," verkondigt Boris. Van alle kanten krijgen Bas en Boris de restanten van lunchpakketten, want voor de meeste mensen was het veel te veel. Hanneke griezelt wanneer ze ziet, dat Bas en Boris ieder drie eieren opeten. "Jullie slapen vanavond wel met een open raam," zegt oma.
De bus rijdt een stukje terug en gaat dan op weg naar de Pont d'Espagne. Dat is de brug naar Spanje en daar ben je heel even op Spaans grondgebied. Na La Rallière, waar de jongens twee schitterende watervallen zien, gaat het echt de bergen in. Over een smal pad, moet de bus aan de klim beginnen. Bas en Boris hebben ogen te kort, het is prachtig. Vooral de watervallen vinden ze schitterend. Eindelijk is de bus boven en stopt op een grote parkeerplaats. Hiervandaan moeten ze gaan lopen naar de plaats waar het om gaat. De trektouwen worden weer aan de rolstoel van oma bevestigd en dan gaan ze op weg. Ze komen bij een restaurantje waar je naar een heleboel watervallen kunnen kijken. Bas ontdekt dat er een kabelbaan is en dat ze nog hoger kunnen. "Mij niet gezien," zegt oma en ook Hanneke heeft geen zin in een kabelbaan. Bas en Boris mogen gaan, want Jan en Liesbeth houden ook van een avontuurtje en beloven met de tweeling mee te gaan. De kabelbaan komt uit bij een groot meer, hoog in de bergen. "Jammer dat we onze visspullen niet mee genomen hebben," zucht Bas. "In dat water zit geen vis," zegt Jan, "dat is veel te koud." De kabelbaan gaat helemaal om het meer heen en dan weer terug. Bas zou graag even schommelen met het stoeltje, maar Jan heeft gezegd dat dit beslist niet mag. Ze zijn precies op tijd terug, want oma vindt het koud worden en wil graag naar beneden.
Om vier uur vertrekt de bus en stopt nog een keer in Saint Savin. Daar moet een kerkje bekeken worden. Het is een heel oude kerk waarbij vroeger een groot klooster was. Alleen de kerk is over. De heilige waar het dorp naar genoemd is, was een kluizenaar en hij woonde in een hol in de grond. "Dat gaat toch prima," zegt Boris, "onze hut zit ook onder de grond en daar kun je ook best in wonen." Jenny vertelt dat het kruis je altijd aankijkt, het maakt niet uit, waar je staat. Dit moeten de broertjes natuurlijk proberen en ze ontdekken dat het echt waar is. Wanneer de bus terug is in Lourdes, zet hij hen af bij hun hotel. Alle lunchpakketten zijn op, maar Bas en Boris hebben toch weer zin in het avondeten.
's Avonds gaat oma met de kinderen naar de bioscoop, daar draait een film over het leven van Bernadette. Hanneke zit te huilen wanneer Bernadette dood gaat en ook de tweeling is onder de indruk. Ze drinken nog iets in het hotel en gaan dan naar bed. Hanneke wil snel lekker onder de dekens kruipen, maar ze komt niet ver. Het lijkt wel of het bed heel kort is geworden. Bas en Boris hebben kans gezien om voor het avondeten het bed van Hanneke opnieuw op te maken. Ze hebben er een matrozenbedje van gemaakt door het bovenlaken dubbel te vouwen en de onderkant van dat laken stevig in te stoppen aan het hoofdeind. "Snert jongens," foetert Hanneke, maar dit heeft weinig effect, de tweeling sliep nog voordat ze hun hoofd op het kussen legde.

6e dag

De wekker loopt vandaag om half vijf af. Dat moet wel, want om zes uur is de mis aan de grot. Na de mis gaan ze ontbijten. "Dat gebeurt soms," zegt oma, dan zijn er zoveel groepen, dat je heel vroeg uit je bed moet. Iedereen wil graag een keer een mis aan de grot hebben." Bij de grot is het al heel druk maar alleen Nederlandse pelgrim worden doorgelaten door een mijnheer die bij de ingang staat. "Hoe weet hij dat," vraagt Bas. "Hij kijkt gewoon naar jouw speldje," zegt Hanneke. Bas en Boris mogen weer de mis dienen. Bij de grot wordt geen wierook gebruikt, dus oma maakt zich deze keer geen zorgen. Aan het eind van de mis, wordt weer het Lourdeslied gezongen en de tweeling zingt dapper mee, weliswaar, nog steeds met hun eigen woorden. Een priester houdt Bas zijn boekje voor en zegt: "kijk even mee, hier staat de tekst." "Hoeft niet," antwoordt Bas, "ik ken het uit mijn hoofd en hij zingt vrolijk verder over de stoomboot uit Spanje.
Na het ontbijt, waarbij Bas en Boris het lopend buffet, goed plunderen, gaat oma met iedereen die dat wil naar de Cité Sécours. Bij de halte van het busje dat naar de Cité rijdt, staan veel mensen te wach-ten. Jenny biedt aan om, met wil dat wil, naar boven te lopen. Hanneke en oma wachten op het busje en de tweeling gaat met Jenny en nog wat mensen mee. "We doen wie het er het eerste is," zegt Bas. Hij heeft het nog niet gezegd of een busje rijdt hen voorbij. In de bus zitten alleen vreemde mensen. "Die moeten dus wachten op de volgende bus," grinnikt Boris. Ze stappen stevig door en wanneer ze bijna bij de Cité zijn, rijdt een bus met oma en Hanneke voor het raam hen voorbij. Op de parkeerplaats vinden ze de hele groep. Er blijkt op het terrein van de Cité een treintje te rijden en Jenny raadt iedereen aan om daar gebruik van te maken. De stad van de armen is op een berghelling gebouwd en de wegen zijn ongelooflijk stijl. Het treintje wordt door iemand bestuurd die Vlaams spreekt, dat kan iedereen verstaan. In de Cité Sécours mogen mensen logeren, die hun verblijf in Lourdes niet kunnen betalen. Zij logeren in bèrgeries, dat woord betekent: 'schaapskooi'. "Moeten ze dan in het stro slapen," vraagt Bas. De gids zegt dat de bèrgerie een soort hotel is, met heel nette kamers. Dat dit zo is zien de broertjes, wanneer ze zo'n bèrgerie mogen bekijken. "Dit is nog mooier dan ons hotel," vindt Bas. "Hier zou ik ook best willen logeren," is Boris het er helemaal mee eens. "Wanneer jullie heel erg arm zijn, kan dat misschien," antwoordt de gids. Daarna wordt de schaapskooi bezocht. Dit is een kleine kapel; met kleine bankjes waarop schaapsvachten liggen. "Dit vind ik de mooiste kerk van heel Lourdes," roept Boris. Ze bezoeken ook de groene kathedraal en de eetzaal. Dan zien de broertjes een boomstam staan vol koperen spijkers. "Is dat een spelletje," wil Bas weten. De gids vertelt dat ze op deze manier geld willen krijgen om al die mensen die hier logeren te kunnen verzorgen. Je moet wat geld geven en dan mag je een spijker in de stam slaan. Bas en Boris zoeken in hun zakken naar klein-geld. "Hoeveel spijkers mogen wij er hiervoor inslaan," vraagt Bas. Ze mogen tien spijkers in de stam meppen en gaan ijverig aan de slag. "We doe wie er met de minste slagen een spijker in krijgt," zegt Boris. Het lukt Bas om met twee slagen er een spijker in te meppen. Vanaf de eetzaal is het een klein stukje naar de parkeerplaats. Jenny stelt voor om met de hele groep naar beneden te lopen. De trek-touwen worden weer aan oma's rolstoel vast gemaakt en daar gaan ze. Het is nog zwaarder dan ze gedacht hadden, want de weg naar beneden is heel stijl. Hanneke heeft heel veel moeite om de rolstoel tegen te houden. Gelukkig biedt Jan aan om het van haar over te nemen. Daar zijn Bas en Boris blij mee, want zij konden oma ook bijna niet houden. Jenny gaat via een kortere weg naar het hotel en ze zijn keurig op tijd voor het middageten. 's Middag is om half drie de viering met de handoplegging. Oma wil daar graag naar toe. Van te voren lukt het de tweeling om twee vissen te vangen. Bij deze viering zijn geen misdienaars nodig, dus hoeven ze er niet eerder in de Bernadettekerk te zijn. Wanneer Bas en Boris met oma de kerk in willen gaan, komt een man met een grote badge naar hen toe en vraagt aan de broertjes of ze willen helpen. Er moeten nog een aantal voitures naar de kerk worden gebracht. Bas en Boris vinden dit leuk werk dus rennen ze naar het accueil. Daar staan nog een aantal voitures te wachten. Pas nadat ze drie keer op en neer zijn gelopen is iedereen in de kerk. "Ik heb helemaal geen zin om weer in de kerk te gaan zitten," zegt Bas. "Daar zitten een stel mensen," zegt Boris, 'misschien gaan die ook niet naar de kerk." Het blijken jonge mensen te zijn die mee gegaan zijn om te helpen. Ze vinden het goed dat Bas en Boris bij hen komen zitten. "Straks moeten we weer aan het werk," zegt er een, "dan moet iedereen neergezet worden voor de koffie." Bas en Boris willen precies weten hoe dat gaat, wanneer je meegaat om te helpen. "Dat willen wij ook gaan doen," zegt Bas. "Dat lijkt mij reuze leuk," meent Boris. "Jullie doen dat nu toch ook, jullie sjouwen de hele dag met jullie oma," zegt een van de meisjes. "Dat is onze oma niet," legt Boris uit, "dat is de oma van Hanneke." "Bovendien is dat geen sjouwen, dat is gewoon een beetje trekken en soms duwen," vindt Bas. "Jullie mogen straks helpen met het uitdelen van de koffie," beloofd een van de meisjes. Bas en Boris vinden het prima. Ze zijn het liefst bezig en aan stil zitten hebben ze een broertje dood. "Duurt dat hand op leggen nog lang," vraagt Bas. "Over een kwartier zijn ze beslist klaar," wordt er geantwoord, "dan mogen wij weer met de rolstoelen en voitures gaan sjouwen." Ineens wordt er geroepen: "ze zijn klaar!" Iedereen springt op en rent naar de deur. Met vereende krachten worden alle rolstoelen en voitures voor het accueil neer gezet. Ook oma en Hanneke gaan mee, want er is koffie voor iedereen. Bas en Boris krijgen een bak met bekertjes, suiker, melk en roerstaafjes en moeten met iemand meelopen die de koffie inschenkt. "Waar waren jullie," vraagt oma, wanneer Bas haar een bekertje koffie geeft. "Oh, buiten en volgende keer gaan we mee om te helpen." Hij loopt vlug door want er zijn nog veel mensen die koffie moeten hebben. Bas en Boris blijven aan het werk, want de bekertjes moeten ook weer opgehaald worden. Oma wil graag nog wat souveniertjes gaan kopen. Bas en Boris willen maar één ding graag hebben: een fluitende marmot.
Na het avondeten komt een priester in het hotel alle souveniertjes zegenen. He wordt een leuke plechtigheid en zelfs de marmot van Bas en Boris wordt gezegend. "Ik zegen niet dat ding," zegt de priester, "maar iedereen die jullie met dat ding te pakken gaan nemen." "Die heeft ons door," fluistert Boris. Nadat de priester vertrokken is, blijf de groep gezellig in de bar zitten. Het is de laatste avond en iedereen wil graag nog even napraten. Bas en Boris slenteren naar de bar en wanneer iemand koffie krijgt met twee suikerklontjes, vervangt Bas vliegenvlug een klontje door een klontje, dat hij uit zijn zak haalt. Boris haalt het zelfde kunstjes bij een volgend kopje koffie uit en het duurt niet lang of er klinkt een harde gil. "Een spin," roept een keurige mevrouw, "een spin in mijn koffie." "Mens stel je niet aan," zegt een mijnheer, "ik heb ook een spin in mijn koffie, maar dat is er een van plastic." Wan-neer de mevrouw goed kijkt, ziet ze dat ook haar spin van plastic is. "Bas en Boris," zegt oma, "hebben jullie dat gedaan?" "Wij, hoe kan dat nu, wij kunnen toch geen spinnen in de koffie doen," reageert Bas onschuldig. Een nogal stevige mevrouw wil op een stoel gaan zitten, voordat ze echt zit, heeft Bas iets op de zitting gelegd. Wanneer de mevrouw zit, klinkt er een harde scheet. Dan zegt er iemand: "jakkie, hier ligt een drol!" Een ander gilt: "hier ligt braaksel, bah, wat vies!" Jan die rustig heeft zitten kijken, staat op en zegt: "mensen maakt je niet druk, volgens mij hebben die twee daar, de halve feestartikelenwinkel leeg gekocht als voorbereiding op hun Lourdesreis." "Daarom moesten jullie de vorige week zo nodig naar Nijmegen," begrijpt Hanneke ineens. De schrik is gauw vergeten en het wordt een heel gezellige avond. Hanneke gaat die avond heel voorzichtig haar bed in. Deze keer valt het mee: er ligt alleen een namaak muis is.

7e dag

Het is de laatste dag in Lourdes. Alle bagage moet voor tien uur beneden zijn. Bas en Boris besluiten om hun wormen in Lourdes te laten. Eerst brengen ze alle koffers en tassen naar beneden, daarna pakken ze de potten met wormen en zoeken een plekje waar gras groeit langs de oever van de Gave. Hierop keren ze de potten om. De potten gaan in de prullenbak op hun kamer. Om half elf is de afscheidsviering. Die wordt buiten gehouden, links van de Rozenkranskerk. De tweeling mag nog een keer de mis dienen en ze moeten op tijd in de Rozenkranskerk zijn. Oma en Hanneke zoeken een fijn plaatsje in de zon. "Zouden ze echt geen klappertjes meer hebben," vraagt oma aan Hanneke. "Ik hoop van niet, want toen die twee dat een keer bij ons in de kerk heeft gedaan, schrok iedereen zich naar," antwoordt Hanneke. Klappertjes heeft de tweeling niet meer, maar wél iets anders: ijswater. "Wanneer we langs de stoel van de bisschop lopen, doen we het daar op," zegt Bas. Alles lijkt keurig te verlopen, alleen heeft de bisschop het ineens verschrikkelijk warm. Hij staat zijn gezicht af te vegen en weet niet waar hij het zoeken moet. Daarna krijgt hij het ontzettend koud. Na de mis zegt hij tegen een van de priesters: "ik denk dat ik nog even naar bed ga, want ik voel me echt een beetje raar." "Neem een lekkere warme douche, daar knapt u beslist van op," adviseert die priester. Bas en Boris kijken elkaar aan en lopen grinnikend weg. Ze gaan nog even een terrasje pikken en wanneer ze genieten van een glas cola, komt de priester, die advies gaf aan de bisschop bij hen zitten. "Hallo, boeven, alles in orde? Hoe hebben jullie dat in vredesnaam voor elkaar gekregen," vraagt hij. "Wat bedoelt u," vraagt Boris. "Dat ijswater op de stoel van de bisschop," antwoordt de priester. "Oh, dat was heel gemakkelijk. Ik liep er langs en kneep zo'n bommetje kapot boven die stoel," legt Boris uit. "Maar hoe wist u dat," vraagt Bas. "Ik ben ook jong geweest en ik herkende het luchtje en de verschijnselen. De bisschop zal zich wel gauw prima voelen, wanneer hij de troep er af gewassen heeft," zegt de priester. "Dan denkt hij dat hij door Maria is genezen," veronderstelt Boris. Na het diner gaat Jenny met wie dat wil, nog even naar het kasteel. Oma kan met de lift naar boven, maar daar moet ze er uit, want een kasteel is niet geschikt voor mensen in een rolstoel. Er is een tentoonstelling over allerlei gebruiken, beroepen en kleding uit de streek. Bas en Boris vinden het reuze interessant en veel te snel moeten ze weer terug naar het hotel. Om vier uur komt de bus die hen naar de trein brengt. De koffers en tassen zijn nu echt loodzwaar, want er zit een flinke hoeveelheid Lourdeswater is. Bij het station gaat Bas een bagagekarretje halen en samen met Bas brengen ze alle bagage naar de trein. Ze zitten in dezelfde coupé als op de heenreis. Twee jongeren die mee gegaan zijn om te helpen, bieden aan om met de bagage te helpen. "Daarna kunnen jullie andere met hun bagage helpen. "Doen we," zegt Bas en Hijst de eerste koffer van het karretje. Samen met Boris tilt hij de koffer omhoog. Om half zes begint de trein te rijden. Eerst moet er gerangeerd worden, want de trein moet weer aan elkaar. De kinderen hangen uit een raampje wanneer de trein echt gaat rijden. Op het perron staan mensen die hen uitwuiven. "Jammer dat het voorbij is," zucht Bas. "Ik had best nog een week willen blijven," meent Boris."Ik ga toch ook weer graag naar huis," vindt Hanneke, "dan kan ik fijn alles aan papa en mama vertellen." Dat vindt de tweeling een goed idee en zij verheugen zich erop hun vriendjes op alle verhalen te trakteren. De tweeling mag meehelpen bij het uitdelen van het avondeten en het rondbrengen van de koffie. Ze hebben het gewoon razend druk. Honger hebben ze beslist niet, want intussen weet iedereen in welke coupé alle restjes welkom zijn. Wanneer ze Bordeaux voorbij zijn, is het tijd om te gaan slapen. Deze keer slapen Bas en Boris eerder dan oma en Hanneke.

8e dag

Om half zeven wordt iedereen gewekt. Het ontbijt wordt rondgebracht en de tweeling is direct weer druk in de weer. Voordat ze het in de gaten hebben zijn ze in de buurt van Sittard en Hanneke vindt dat de koffers naar beneden moeten komen. Met veel gekreun en gesteun worden alle koffers beneden gezet en wanneer de trein het station van Roermond binnen rijdt, is de laatste tas beneden. "Daar heb je papa," gilt Bas. Ook de ouders van Hanneke staan op het perron. De vaders pakken de koffers en tassen aan, die Bas en Boris door het raam aangeven. Hanneke gaat met oma alvast naar buiten.Wanneer de hele coupé leeg is, gaan ook Bas en Boris naar buiten. Jenny staat op het perron om afscheid van hen te nemen; zij reist verder naar Den Bosch. Nu is het de beurt van Bas en Boris om de trein uit te zwaaien. Wanneer de trein weg is, gaan ze naar huis. Het was een bedevaart om nooit te vergeten.