Het verhaal van de drie vlammen
Er liepen eens drie vlammen op straat. Ze hadden al een hele weg
gelopen en waren bijna opgebrand. Ze vonden zichzelf maar armetierige
vlammetjes. Ze waren druk met elkaar in gesprek hoe ze weer zouden
kunnen opvlammen.
De eerste vlam wilde graag voor iedereen schitteren. Toen hij dan ook
in de buurt van een bos kwam, bedacht hij zich geen moment en zette het
hele bos in brand. Dat zou in elk geval indruk op de mensen maken. Maar
de vlam had zichzelf niet meer in de hand en binnen de kortste keren
was het hele bos opgebrand. De brandweer moest komen om aan de laatste
brandjes een einde te maken. De vlam had alleen maar een bende
aangericht en het hele bos verwoest. Hij werd gelukkig dan ook snel
vergeten.
Hoofdschuddend liepen de twee overgebleven vlammen door. Op een gegeven
moment kwamen de vlammen bij de zee. Eén van de vlammen werd een beetje
boos op het water dat daar zo zelfgenoegzaam en rustig lag te golven.
De vlam wilde het water wel eens een lesje leren om wat meer in vuur en
vlam te staan, zodat het meer op een vuurzee zou lijken. Met een grote
heldhaftige sprong dook de vlam in het water. Maar hoe de vlam ook zijn
best deed, het water wilde met geen mogelijkheid branden. De vlam ging
dan ook met een grote sisser uit. Niemand merkte hem op, dus kon hij
ook niet worden vergeten.
De derde vlam ten slotte vond langs de weg een armzalig stompje kaars.
Ze werden vrienden en besloten om samen te gaan werken. Als een lopend
vuurtje gingen ze op weg om andere kaarsen aan te steken. En ook al
waren ze allebei klein, ze gaven veel licht en warmte. En in het donker
wezen ze iedereen de weg. En hoewel de kaars en de vlam op een gegeven
moment waren opgebrand, ging het vuur door. En al diegenen die
tegenwoordig de kleine lichtjes zien, vergeten niet waar eens de
oorsprong lag.
De oude pereboom
Midden in een grote tuin, groeide eens een perenboom. Hij was al heel
oud, dat voelde hij maar al te goed. Toen hij nog jong was, hing hij
ieder jaar vol peren, maar de laatste jaren kwamen er alleen nog maar
blaadjes aan de takken.
"Hè," zuchtte de perenboom op een dag. "Ik wou dat ik nog eens een keer
een mooie peer aan mijn tak kreeg, ééntje maar, dat zou genoeg zijn."
En ja hoor, in het voorjaar verscheen er een knopje aan een van de
takken. En uit dat knopje kwam een bloemetje, en toen groeide er op die
plaats een hele mooie peer. Het werd de mooiste peer die de boom ooit
gehad had. En hij was er verschrikkelijk trots op.
Op een zondagmiddag kwam een jongetje de tuin in wandelen, samen met
zijn opa. "Oh, opa, moet je eens zien!" riep het jongetje. "Wat een
mooie peer is dat. Wil je hem voor mij plukken?" De opa keek en was
verbaasd. "Hoe is het mogelijk," zei hij. "Al zo lang heeft de oude
boom geen peren meer gegeven . . . en zo mooi en gezond als deze heb ik
ze nog nooit gezien."
De boom hoorde wat de opa tegen het jongetje zei en van trots probeerde
hij krakend een beetje rechtop te staan.
'Opa, pluk je hem voor mij?" vroeg het jongetje nog eens. "Nee," zei
opa toen. "Dat doe ik niet. De boom heeft al zo veel jaren zoveel peren
gegeven. Ik heb er altijd geplukt voor jou mamma, en voor tante
Marieke, en voor oom Frank. En ze waren altijd heerlijk. Maar deze
laatste peer mag de boom zelf houden . . . Gewoon omdat ik hem bedanken
wil, snap je dat?""Ja," zei het jongetje, "dat snap ik."
De boom hield de peer vast, zolang als hij kon. Maar toen het herfst
werd en de wind begon te waaien en te rukken, viel de peer op de grond.
Er dwarrelden blaadjes overheen en de peer zakte een beetje weg in de
aarde. Het jaar daarop ging de oude perenboom dood.
Maar toen opa en het jongetje weer eens in de tuin kwamen kijken, zagen
ze dat op de plaats waar de peer gevallen was, een jong boompje begon
te groeien. "Zie je dat?" zei de opa. "Zo moet dat gaan. Altijd maar
weer, en altijd maar weer."
Drie kikkers
Er waren eens drie van die kikvorsen die nogal rare sprongen maakten,
van hot naar her achter de vliegjes aan. Op een zeker moment -ze
leefden bij een boerderij -
sprongen ze zo uitbundig uit de band dat ze samen in een grote
blinkende stalen melkbus vielen die nog half vol melk was. Daar lagen
ze dan in het halfdonker, en ze proefden goed dat het niet gewoon water
was, waarin ze steeds zwommen. Ze proefden gevaar, levensgevaar.
'Dit is het einde', jammerde de eerste kikker. 'Hier komen we nooit
meer uit'. Hij stak zijn voorpoten radeloos in de lucht, ... en
verdronk.
De tweede kikker was geloviger. Hij zei: 'God zal ons er wel weer
bovenop helpen; die laat zijn kikkers nooit in de steek'. Hij vouwde
vroom zijn voorpootjes kruiselings voor de borst, ... en verdronk.
De derde kikker wist niet wat hij moest beginnen, maar vanuit een diep
gevoel voor lijfsbehoud begon hij te spartelen en te spartelen, totdat
hij niet meer kon. Maar juist toen voelde hij iets zachts, wat
vastigheid onder zijn achterste: vanaf de kluit boter die hij
bijeengesparteld had, kon hij uit de melkbus springen.
Vrolijk en blij begon hij een nieuw leven.
Blijven spartelen dus, luidt de moraal. Dan krijg je weer vaste grond
onder de voeten.
De vogel Fenix:
De fenix is een vogel, die leeft in de fantasie van de mensen. Nergens
anders kom je hem tegen.
Fenix betekent: rood van brandend licht.
De fenix is dan ook de mooiste vogel van het paradijs. Het avondlicht
brandt in zijn vleugels, maar ook het ochtendlicht.
Het geeft hem de glans van Rembrandt.
De hals is zacht, parelgrijs. De kop is kobaltblauw.
De fenix is de schepping op haar mooist.
Maar alle schoonheid, alle uiterlijkheid is betrekkelijk. En ook dat
laat de vogel fenix zien.
Om de vijf eeuwen, zo zegt het oude verhaal,
verbrandt deze prachtige vogel in het hoge licht van de zon,
op een nest van geurige bladeren en kruiden.
Dan is het gedaan met zijn bestaan.
Maar, -uit zijn eigen as verrijst de vogel weer,
verjongd en nieuw om weer een leven van vijf eeuwen te beginnen.
Sterfelijkheid en onsterfelijkheid gaan samen in de fenix. Sterven om
te leven.
En de as, het laatste dat overblijft van een levend wezen,
is teken van vernietiging en opstanding.
Gedenk, mens, dat je bent uit stof -en tot stof,
tot as zul je terugkeren.
De fenix is er een voorbeeld van. Maar intussen verrijst achter deze
vogel de nieuwe hemel,
de nieuwe aarde waar geen dood meer is en geen ondergang zal zijn.
Als een fenix verrijst de mens uit zijn eigen as.
En Jezus is daarvan het grote voorbeeld. -
Gekruisigd, gestorven, begraven, verrezen op de derde dag.
De grote Vogel Fenix, vernietigd, vernederd en verheven.
Van as tot eeuwig licht.
Van dode stof tot gevleugeld leven.
Voetstappen op het strand (van Ademar de Borros )
Ik droomde, dat ik over het strand liep samen met de Heer. Ik keek om
en ik zag daar twee sporen zich aftekenen in het zand: het ene was van
mij, de andere die van de Heer, zo zijn we samen blijven lopen, tot aan
het einde van mijn lijdensweg.
Toen keek ik weer om en ik zag dat op zekere plaatsen er maar één
voetafdruk was ... en die plaatsen stemden juist overeen met de
moeilijkste dagen van mijn leven: de dagen van de grootste
vertwijfeling, en de grootste angst en de ergste pijn.
Ik vroeg Hem toen: 'Heer, u hebt mij gezegd al de dagen van mijn leven
met mij te zijn ... waarom hebt u mij ALLEEN gelaten op de ergste
momenten?'
En de Heer heeft me geantwoord: 'Mijn kind, ik heb je gezegd, dat ik
met je zou zijn gedurende de hele tocht en dat ik je geen minuut alleen
zou laten. Ik heb je niet in de steek gelaten: de dagen waarop je maar
een spoor kon zien in het zand, waren de dagen waarop ik je heb
gedragen.
De koorddanser
Er kwam eens een koorddanser in een dorp. Hij ging een touw spannen
tussen de kerktoren en een hoge boom. Een heleboel mensen werden
nieuwsgierig wat die waaghals zou gaan uithalen en kwamen kijken naar
zijn kunsten.
Bij het begin van de voorstelling vroeg de koorddanser aan de
omstanders: "Geloven jullie dat ik met deze evenwichtsstok in mijn hand
over het koord kan lopen?" Dat geloofden ze zonder meer, dus in een
koor riepen ze: "Jaa".
Bijna moeiteloos liep de koorddanser over het koord. Groot applaus. Hij
gooide de stok naar beneden en riep: "Kan ik het ook zonder stok?" Ook
dat geloofden de mensen, en zo gebeurde het. Enorm applaus. Hij pakte
een kruiwagen en vroeg: "Wat denk je: zou ik met deze kruiwagen naar de
overkant kunnen?" En al die enthousiaste mensen riepen terug: "Ja,
natuurlijk kun je dat." En het lukte, zonder mankeren. Langdurig
applaus.
Toen werd het stil. Iedereen was benieuwd wat er nu zou komen. De
koorddanser keek naar beneden alsof hij iemand zocht, en zei toen:
"Geloven jullie dat ik over dit koord kan lopen met iemand in die
kruiwagen?" Alle mensen stonden te juichen, wat een stunt zou dat zijn"
"Goed," zei de man, "Wie komt er dan nu naar boven om met mij mee te
doen?" Toen werd het doodstil. Driemaal vroeg hij het, maar niemand
durfde het aan, ook al geloofden zij dat die koorddanser buitengewoon
goed was. De een na de ander ging stilletjes naar huis.
En toen de koorddanser 's avonds thuis kwam bij zei vrouw, zei hij
teleurgesteld: "Alweer niemand die mee wilde doen. Ze geloofden het
wel, maar meer ook niet."
Sprong in het duister
Een huis staat in lichtelaaie, midden in de nacht. Het gezin kon maar
ternauwernood ontsnappen. Alleen het zesjarig zoontje staat nog boven
voor een raam en schreeuwt in doodsangst om zijn vader. De vader roept
naar boven: "Spring toch, spring dan toch!" Maar de jongen roept
wanhopig: "Ik kan je niet zien, Papa!" "Maar ik kan jou wel zien,
spring maar gerust!" roept de vader terug. En dan springt de jongen, in
de duisternis? Nee, in de armen van zijn vader.
Alleen maar zaadjes
Vannacht had ik een rare droom. Ik wandelde door het dorp en ik zag
opeens een winkeltje dat ik nog nooit eerder gezien had. Op de ruit
stond met grote letters: hier zijn alleen maar goede dingen te koop.
Nou, daar wilde ik wel wat meer over weten en dus ging ik naar binnen.
Er was eigenlijk niets te zien in het winkeltje maar achter de toonbank
zag ik een engel staan. Wat zenuwachtig vroeg ik: Verkoop u echt alleen
maar goede dingen? De engel zei vriendelijk: Ja zeker, alle goede
dingen die je je maar bedenken kunt.
Ik zei toen: Dan wil ik vrede op aarde, geen gepest meer in de scholen,
einde aan alle oorlogen, groot en klein, einde aan alle verdeeldheid,
alleen maar heel goede harmonieuze gezinnen, gelijkheid tussen alle
mensen, geest van hechte saamhorigheid in onze gemeenschap.
Ik wilde nog veel meer vragen maar de engel onderbrak me en zei:
Pardon, u begrijpt het niet helemaal, wij verkopen geen vruchten. Wij
verkopen hier enkel maar zaadjes.
De schildpadden
Een schildpadfamilie besloot een picknick te gaan houden. Schildpadden
zijn van nature erg langzaam. zodoende hadden ze zeven jaar nodig voor
de voorbereidingen. Eindelijk was het dan zover en ze gingen op pad,
opziek naar een geschikte plek voor de picknick. Na anderhalf jaar
vonden ze een mooie plek aan de bosrand.
Zes maanden lang waren ze doende de plek schoon te maken, toen pakten
zij de picknickmand uit en het feest kon beginnen. Maar dan ontdekten
ze dat ze het zout vergaten waren. En een picknick zonder zout was maar
een flauwe boel.
Na een langdurige discussie werd er besloten dat de jongste schildpad
terug zou gaan om het zout te halen. Hij was de snelste van de langzame
schildpadden, maar hij had weinig zin om te gaan. Uiteindelijk stemde
hij toe op voorwaarde dat ze zouden wachten met eten totdat hij terug
zou zijn. Heel de familie stemde hier mee in en de jonge schildpad
vertrok.
Drie jaar gingen voorbij en de jonge schildpad was nog steeds niet
terug. Vier jaar, vijf jaar, zes jaar gingen voorbij maar geen
schildpad te zien.
De oudste schildpad kon zijn ongeduld niet langer bedwingen, hij
verging van de honger. Het kondigde aan dat hij ging eten en pakte een
broodje uit de picknickmand.
Op dat moment kroop de jonge schildpad vanachter een boom naar voren en
riep: "Zie je wel. Ik wist dat jullie niet zouden wachten. Nou ga ik
ook het zout niet halen."
Zo is het soms ook met mensen. We houden anderen nauwlettend in de
gaten of ze wel hun plichten doen, maar we vergeten zelf iets eraan te
doen.