Jaargetijden
Jaargetijden
Het begint bij de lente,
In de lente groeien de bloemen.
Het begint bij de lente,
Je hoort de bijtjes zoemen.
Daarna komt de zomer,
Dat is echt cool.
Daarna komt de zomer,
Dat wordt een hete boel
Dan is het herfst,
De bladeren vallen van de bomen.
Dan is het herfst,
De winter begint eraan te komen
Eindelijk is het winter,
Het is buiten parelwit.
Eindelijk is het winter,
Ik ben blij dat ik binnen zit.
Lente: tijd om open te gaan!
Mensenlief, je moet losbreken uit je gevangenis, waarvan je zelf de
tralies hebt gemaakt, de tralies van hebzucht en egoïsme, de tralies
van dwaze begeerten! Als ik je zie, je gezicht, je ogen, je handen, dan
denk ik aan gesloten deuren, aan luiken die dicht zijn, aan een huis
waar je niet zomaar welkom bent!
Menslief, kom uit jezelf, uit je eigen Ik. GA OPEN!
Maak je los uit de materie, red je van de verstikking. Bevrijd jezelf.
GA OPEN: 'T IS LENTE! Ga open, naar het licht toe als een bloem. Ga
open naar de natuur toe,
naar het leven, naar de mensen. Open voor de vreugde, voor het lied,
voor de dans om je bestaan!
Ga open voor het geweldige mysterie van het leven, voor de wonderen om
je heen, weg uit de duistere, verstikkende sfeer, weg uit de ziekelijke
zucht naar steeds meer, weg uit de eindeloos opgeschroefde
levensproblemen.
Ga open! Maak je geest vrij.
HET LEVEN IS EEN FEEST'
OPEN VOOR ELKAAR. LEVEN VOOR ELKAAR'
Lente! Als je open gaat, zal het altijd lente zijn in je hart!
Lente
De hemel luwt, de lente staat te komen.
De visch spat als een vonkenzwerm omhoog.
De vogel tooit zich met den regenboog.
En eensklaps bloeien de verstokte boomen.
Een roode bliksem slaat dwars door het bloeien.
Een rood gewaad heeft mijn bestaan verschrikt.
Verbleekt heb ik den chaos ingeblikt.
Boven den oergrond hang ik ijl te bloeien.
Voorjaar
Ik zeg je: alles is nu heiligheid.
En wie een boom schendt
in de bloesemtijd,
die snijdt in hem
als in een mensenhart.
En wie een bloem plukt,
zorgeloos en hard
en hem daarna weer
wegsmijt in de goot,
die rukt daarmee
een kind van moeders schoot.
En wie de vogel
nu zijn vrijheid rooft,
begaat een misdrijf
aan een zangers hoofd.
En wie in het voorjaar
hard is als van steen,
die zondigt tegen God,
die hier verscheen.
Voorjaar
Ze was zeven en ze ging, al hupp'lend, door de velden,
waar langs de kanten van de sloot de dotterbloem zich meldde
met de blaadjes als van glanzend leer, de bloemen stralend geel,
weerkaatsend op het watervlak,
Een vreugdevol geheel.
Als bruidjes in hun witte kleed stonden de madelieven
te bloeien in de voorjaarszon als ware hartedieven.
En ook de paarse pinksterbloem, die kon niet langer wachten
tot aan die feestdag was voldaan. Ze stonden er bij vrachten.
De bloemenpracht en lentezon riep mens en kind naar buiten.
De eerste ging verstandig voort. Het kind was niet te stuiten.
Het sprong en danste in de zon en buitelde verheugd
over het warme bloemtapijt vol dolle levensvreugd.
O, kon je in je ouderdom dat nog een keer beleven,
aan bloemen en aan lentewind je volkomen overgeven.
Je dronken drinken aan de zon en dansen in wei!
Je hart vervuld van levenszin en als een kind zo blij.
April
Groen staan de boompjes in de oude tuin.
Ik wil een bladzij omslaan maar de wind is mij al voor.
Hij zegt: lees maar niet langer door,
en neemt het boek mij uit de hand.
Als hij begint, drijft hij mij naar de rand
waar alles wankelt en beweegt.
Zo staat een man die duiken wil
lang op de punten van zijn tenen,
ogen gesloten op de kant,
terwijl hij zijn lange spieren spant.
Ik kan de lente ruiken.
Laat mij een ander lichaam lenen,
geef mij een andere hand.
Open de harde, groene luiken.
April
Het goud der dotters klatert langs de waterkant,
de rogge wimpelt op de wind in frisse stromen;
op groene voeten waadt april door 't blinkend land
en woelt met witte handen in de bloesembomen.
In broze vlucht opvlinderend naar het hel azuur
ontbloeit de kers en vouwt haar koele schaduw open:
een lila wiegeling befloerst de witte muur
der hoeve, die van zon en bloesems ligt bedropen.
Waar het jonge weiland huivert, fel van licht doorschoten,
dat als een zweepslag op de prille peppels trilt
en aan het water tipt met tintelende lippen,
laat zich de zwaluw uit de sneeuwen takken glippen
en werpt zijn flitsend lijf, dat van verrukking rilt,
in blauwe arebesken langs de tengere sloten.
Meimorgen
Laat verder al de dagen zijn als deze!
Dan is er niets meer wat ik nog begeer.
Ik denk aan niets, ik vraag me zelfs niet meer:
kan ik, een tweede maal, zo zalig wezen?
Straks komt het einde, ik kan het duidlijk lezen
in atmosfeer en licht, maar ik negeer
èn elke kwaal èn elk verouderd zeer:
zelfs als ik doodga, ben ik toch genezen.
De lucht is grijs, een korte regen valt,
de clivia's en fuchsia's staan buiten
en dampen geurend op het warm asfalt.
Zo gaat het lieve, daaglijks leven voort-
straks schijnt de zon-en duizend vogels fluiten
in al de kroegen van de Naamse Poort.
De zomers
Klaprozen, korenbloemen,
barstensvolle goudgele aren streelden mijn gezicht.
Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
Rood liet het ooft de appelwangen bollen.
Zomernachtdonker is gesmolten licht.
Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.
Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.
Zullen we dit soort zomers nooit meer zien?
Ging dan het paradijs voorgoed verloren
omdat wij aan de wereld toebehoren?
Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
Daar hebben ze die zomers opgeborgen.
Altijd zomer
Het zou altijd zomer moeten zijn
met zonnestralen op mijn huid
en in de lucht slechts het geluid
van buitelende zwaluwen iel en fijn.
De zon zou altijd moeten schijnen
in mijn hoofd en in mijn hart waar
plaats is voor warmte die ik spaar
en bewaar voor mij en de mijnen.
Ik zou deze warmte willen delen
met de dierbaren in mijn bestaan
een warmte die het niet kan velen
dat wie ook zich alleen voelt staan
warmte koesterend om te helen
voor wie gesterkt verder wil gaan.
Zomer
Zo'n sterke geur van bloemen.
Bijen die zoemen,
vogels fluiten hun lied.
De zomer die ik ziet.
De zon schijnt volop,
dat beurt de mens wel op.
Iedereen is vrolijk en blij,
kinderen spelen en maken lawaai.
Honden rennen en rollen over het groene gras
en dan weer in een water plas.
Hun baasjes vinden het niet erg,
want de honden drogen weer op
door de zon.
Bloemen geuren,
al heb je maar een balkon.
Dieren zijn nu zo vrij,
ze komen ook weer wat dichterbij.
Eendjes eten uit je hand.
Kinderen met bootjes,
op het water en langs de kant.
Vissers vissen in de vijver.
Gemoedelijk en samenspel,
dat doen de vissers wel.
Stilte moeten ze wel hebben,
want anders bijten de vissen niet.
Maar al vangen ze niets,
kinderen en dieren blaffen en gillen,
dat is iets wat de vissers eigenlijk niet zo willen.
Maar ja dat houd je toch.
Bloemen bloeien in grote getalen.
Groen is het gras,
bomen vol met groene bladeren,
zomers zie je dit pas.
Kinderen zitten dan weer in de klas.
Zomervakanties komen er weer aan,
dan zie je ze allemaal weer in het park in gaan.
Spelende kinderen, honden rennen,
vogels fluiten nu weer vrolijk verder.
Eenden kwaken in het water.
Zomer is de mooiste tijd.
Het werd nu weer tijd
dat de zomer weer komt,
want al die nattigheid
is niet goed voor mij.
Zomers voel ik mij vrolijk en blij.
Gebed voor de zomer
Dank U voor de warmte van de zon
die de kou in ons verjaagd
en ons weer doet opbloeien.
Dank U voor het licht
dat alles groeien doet,
dat het donkere in ons verjaagt
en ons vrolijk maakt.
Dank U voor de positieve dingen
in ons leven,
die ons moed geven en gelukkig maken.
Geef dat we ze altijd zullen zien.
Dank U voor de mensen om ons heen
die licht uitstralen en warmte geven.
Geef dat ze er altijd zullen zijn.
God, wees voor ons als de zon.
Verwarm ons met uw liefde.
Maak ons leven licht.
Geef dat ook wij op onze beurt
de zon laten schijnen voor anderen.
ZZZZZZZZ
De z van zon en zomer,
van zoeken, zien en zijn.
Van zilte zonnestranden;
en gouden zonneschijn.
De z van zon en zomer;
van zinderend zonnelicht.
De z van zuivere vriendschap,
een zoen op je gezicht.
Maar ook: de z van ziek zijn,
verdriet en zielepijn.
Van zoeken naar wat zonlicht,
naar zomaar zalig zijn.
De z van zonnebloemen,
voor zieken, groot of klein.
De z van zuivere vriendschap,
en zielsgelukkig zijn!
Ik zie de zon
Waarom, wanneer en hoe is 't leven
op de aarde ooit ontstaan?
Waar gaan we met z'n allen
toch naar toe?
Ik denk en denk de hele nacht
en
heb geen zin om op te staan;
die vragen maken mij zo suf en moe.
Ik zie de zon in zoveel dingen om me heen
en ik weet zeker wel:
dat zie ik niet alleen.
Ik zie de zon in zoveel dingen
tussen mensen overspringen,
zie de zon in zoveel dingen om me heen.
Je mag, nee moet voortdurend kiezen:
wil je zus of wil je zo
en ga je rechts of links
of toch rechtdoor?
Ik leef veel liever onbevangen;
elke dag is een cadeau
van 'n gulle gever in een hemels oord.
Wanneer je jong bent, mag je jong zijn;
word je ouder, word je oud:
het leven gaat niet langzaam en niet vlug.
Tevreden zijn is niet zo moeilijk
als je op de tijd vertrouwt.
Je krijgt de dagen, maar geen dag terug.
Alles verandert maar
het wezen van de dingen blijft gelijk.
Geen boom kan zonder wortels
blijven staan.
Je kunt onmogelijk jezelf zijn
en een ander tegelijk.
We zijn gekomen om op weg te gaan.
September
De ziel die van september is,
kust het jongste ochtendgloren.
Met fijn geweven sluiermist
kleedt zij haar herfstgetij.
De dag vangt aan, kent heil
en niet; alles ontwaakt
en de mensheid weet
dat het najaar opstaat,
ook in haar hart.
En de gloed van de zon vertelt
van trouwen eeuwigheid.
En de kracht van de wind
verhaalt van macht en God.
Geuren van appels en notenbast
dringen zich op en verlokken.
Bottels rood aan de rozenstruik
staan fier en pronken voort.
Het rag van de grauwe ijverspin
verzinnebeeldt werken voor brood.
'n Bij zoekt honing, er moet nog zijn,
maar bloemen sterven ook.
De ziel die van september is,
bidt en verwacht erbarmen.
Engelen sturen de zon en de wind
en God neemt de tijd.
Nazomer
Het licht krimpt, wordt stilaan brozer,
het zicht lijkt op alsmaar matter glas.
De kleine zon verliest haar krachten,
haar energie verbleekt tot breekbaar was.
Maar de zwangerschap van een nieuw seizoen
loopt heel langzaam tot een eind.
Het is merkbaar aan het duister
dat meer en meer de dag verkleint.
Een kleurenspel met zilv'ren draden
volgt een gesponnen spoor;
herwint in tint de koperen warmte
die de zomerzon verloor.
Begin van het najaar
Begin van najaar, denken aan vroeger,
dunne bomen tegen doodsbleek blauw,
zwarte velden die op niets meer roemen,
leven schuivend naar zijn enkelvoud
Willen zeggen: maar toen. Nog even
wachten, maar het pad wordt smal,
weten straks geen overtocht te weten,
moordend grondwater, molmende plank.
Ik buig mijn hoofd, het is niet anders,
leven haalt steeds meer sterven in,
kinderen lopen met dood in hun handen.
Maar ook andersom : waar ik kijk is oorsprong.
Nooit was U verlangen zo voorjaar,
openspringend vruchtbeginsel.
Herfst een geschenk
Herfst is een geschenk
van de hemel aan de aarde
ook wanneer je denkt
wat is het weer toch guur.
Elke boom of struik
is versierd met mooie bladeren
vlammend rood en bruin
in de kleuren van het vuur.
Herfst is een geschenk
van de hemel aan de aarde.
Zon zijn we gewend
de storm betekent kou
maar een grote spin
weeft een web van zilveren draden
dat geruisloos blinkt
in de stille morgendauw.
Herfst is een geschenk
van de hemel aan de aarde.
Bomen worden kaal,
de bladeren vallen neer.
Paddestoelen staan
heel erg mooie, heel erg rare.
Herfst, wat ben je mooi!
't Is een wonder en niets meer.
Marcel Zagers
september 2000
In de herfst
In de herfst verzamelde ik al mijn zorgen
en begroef ze in mijn tuin.
En toen april in het land terugkeerde
en de lente kwam om de aarde te huwen
groeiden er in mijn tuin fraaie bloemen
anders dan alle anderen.
En mijn buren kwamen om ze te zien
en zeiden allen tot me:
Wanneer de herfst opnieuw komt
en je zaad verzamelen kunt,
wil je ons dan daarvan geven
opdat wij ook zulke bloemen
in onze tuinen zullen hebben?
Uit: Van dag tot dag van Kahlil Gibran
Herfst
Wat in de lente fris ontsproot
en zich trots tooide in de zomer
verliest nu kruin en kuif.
Ontmanteld -niet dood.
Waar blad en vrucht fleurig
schitterden in de zon,
zijn nu de takken leeg en kaal.
Ontdaan -vol leven.
Waar vogels in symfonie zongen
elkaar groetten en lokten,
valt het orkest nu stil.
Verstild -tot het lente wordt.
Stille getuigen, duidelijke signalen
van het leven dat wij mensen
delen met al wat bestaat.
Herfstgebed:
Als de bomen kaler en kaler worden,
als we door de bomen heen kunnen kijken,
als we weer verder kunnen kijken,
zien we wat verborgen lag.
Als het grijzer en donkerder wordt,
de winter zich aankondigt,
als we de gordijnen vroeger sluiten
meer naar binnen gericht leven,
als we zoeken naar geborgenheid
en samenhorigheid, zien we elkaar meer.
Als het kaler en kaler wordt
in ons eigen leven,
mensen om ons heen wegvallen,
als het rammelt aan de ramen van ons levenshuis,
zien angst en onzekerheid hun kans.
Als de dagen grijzer, de avonden langer worden,
als levensmoeheid ons soms overvalt,
dan groeit het verlangen
om verder te kunnen kijken,
dan beginnen we uit te zien naar nog verborgen licht.
Dan ontspruit de knop van hoop, die ons zegt:
"Geef je maar over, maak je geen zorgen,
het komt goed, ook al zie je zelf niet hoe."
Dan kunnen we verwachten en ons openstellen voor wat komt.
Avondgebed
Nu de herfst de dagen binnenkruipt
en de nevel woont op het veld
nu de nacht zich vroeger spreidt
in de boomgaard
en de nacht zich verdiept boven het dak
- leer ons eerbied voor de stilte
geef ons achting voor de duisternis
open ons hart in de eenzaamheid -.
Want alles wat gebeurt
- de gang van de seizoenen
de reis door de dagen
het krimpen van het jaar -
in alles ligt het geheim van de weg
de weg die wij gaan door het leven
de gang die ons voert tot de dood
het geheim van het licht in de dingen.
Doe ons open voor dieper dan wij
leer ons horen en zien met de ziel
doorbreek ons de grens van de nacht
geef ons vleugels in het licht
November
Het regent en het is november
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove herinneringen,
En wat geleefd wordt en verbeid
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan de tijd;
Altijd november, altijd regen
Altijd dit lege hart, altijd.
Winter
Koude vingers, rode neus
't Is weer winter, niemands keus
Warme kleren, dikke sjaal
Eigenlijk allemaal toch wel speciaal
En de sneeuw, zo maagdelijk mooi
Ineens geschonden, als ik iets gooi
Spelende kinderen gooien sneeuwballen
Zien hun ouders met ski's vallen
Trage auto's, gladde wegen
Dappere fietsers trotseren de regen
De sneeuw smelt, het mooie is weg
Het is weer winter, wat een pech
Wintermorgen
Soms als alles wazig lijkt
en je zwaar gaat onder zorgen,
komt plots een zonnestraal
op de kilste wintermorgen.
Na de kou van dat seizoen
bot weer alles uit tot leven.
En de kracht die dat bewerkt,
wordt ook aan de mens gegeven.
Winter
Het is weer winter in ons land
Dat geeft soms een hele toestand.
Je gaat met een dikke jas naar buiten,
want de auto heeft weer bevroren ruiten.
Kinderen schaatsen op de ijsbaan
Laat hen maar lekker begaan
Ook maken ze een mooie glijbaan
zodat ze kunnen glijden gaan.
Zij hebben pret voor tien
dat kun je wel aan hen zien
Zij maken een sneeuwpop
met een grote kop erop
Een wortel als neus
dat is een mooie keus.
Hij staat te pronken in onze tuin
Tot hij zakt helemaal schuin
De winter is weer voorbij
Sommige mensen zijn dan blij.
Zij weten de lente komt eraan
De winter is weer doorstaan.
December
December, feestmaand
donkere maand, lichte maand
donkere lichte maand
December, feestmaand
maand van de uitbundigen
maand van de wanhopigen
uitbundige wanhopige maand
December, feestmaand
maand van achterom zien
maand van vooruit blikken
maand van "toen" en "straks"
December, feestmaand
maand van samenzijn
maand van eenzaamheid
harmonieuze eenzame maand
December, feestmaand....?
Maand van tegenstellingen
Maar een enkel gebaar -
een welgemeende wens
een hartelijke groet
een vriendelijke lach
ja, zelfs een knip-oogje -
kan het verschil betekenen
tussen donker en licht
tussen wanhoop en hoop
tussen eenzaamheid en samenzijn...
De dagen en nachten
De dagen en nachten,
zij volgen elkaar op,
wij leven en wij wachten
en weten niet waarop.
Dan roep jij ons van verre
en dan breekt het in ons door:
het licht van maan en sterren,
dat heb jij met ons voor.
vandaag nog diep verborgen
- wij moeten de dood nog in,
er wachten ons nog zorgen -
maar dan: een nieuw begin.
Zoals het volk dat zuchtte
in jaren van slavernij,
dat opstond en dan vluchtte,
zo'n toekomst wachten wij.
Zoals de zoon der mensen
die weerloos gebroken werd
- maar hij doorbrak de grenzen
van dood en lijdenswet.
Wij vrezen nog de tijden,
ons donkere vergezicht -
ach, kom ons toch bevrijden
en breng ons in jouw licht.
Elke morgen
Want elke morgen is de zon daar weer
om alle krachten van de aarde
van op verre afstand wakker te maken
in een oeroude televerbinding.
En elke morgen wrijven wij ons de ogen uit
en maken ons klaar om mensen tegemoet te gaan
vanuit een mysterieuze kracht:
verlangen en verwachten, hopen en begeren.
En elke morgen zetten wij een stapje
verder in de tijd die ons is toegemeten.
Wij gaan speels en toch behoedzaam
om met dat stukje vrijheid en dat stukje leven
alsof er nooit een eind aan komt.
En elke morgen spelen wij ons deel
in dat klank- en lichtspel van het leven.
Maar wij hebben geen benul van het geheel
en van het unieke, onvervangbare aandeel
van elkeen in het schouwspel van de eeuwen.