de Schepping
Schepping
We zouden kunnen zijn als een bloem,
getooid met blad en kleur.
Gewoon zijn en niet jaloers
op al die prachtige kruinen
en felle kleuren van de zomer om je heen.
Als een vogel zijn,
zingen zoals je gebekt bent.
Niet het hoogste woord,
zingen is voldoende, uit het hart.
Leven als een mens,
weten dat adem en stem gaven zijn,
dat wij door u gedragen worden.
Het is een wonder, niet te beredeneren.
Het is diep en intens te mogen ervaren
dat we in uw Liefde geborgen mogen zijn.
Uit U, God komt al dat leven voort.
U bent Schepper, onophoudelijk.
Bloeien, zingen en liefnebben,
dat is uw Genade voor alles wat leeft.
Schepping en milieu
Seringen, blauwen wit van verre geurend.
Ze vormen tussen alle bloemen, spelende en nieuw leven,
een teken en herinnering aan Uw scheppende hand.
Zijn wij ziende blind dat wij Uw schepping roekeloos uit handen geven?
Zonder vragen, waartoe, waarom?
Hebben wij het woord niet verstaan dat elke scheppingsdag besloot?
't Was immers door U gedaan, Heer.
Goed, dat woord sprak Gij, Gij redde uit de chaos,
bracht allen en alles tot bestaan
De schepping
In het begin was het donker,
er was geen zon en er was geen maan,
er was geen zee om in te zwemmen,
er was geen land om op te staan.
De hemel was zwart, de aarde was leeg.
Maar plotseling stak God het licht aan.
Toen scheen de zon en het werd licht,
met duizend sterren aan de hemel,
want dat vond God een mooi gezicht.
De hemel was blauw, de aarde was leeg.
En God verdeelde toen de aarde
in heuvels, meren, zee en strand.
Toen was de zee voor alle vissen,
en voor de dieren was het land.
Op de heuvels bloeien de bloemen,
er zwommen zwanen in het meer,
er liepen herten door de heide
en in de bossen sliep een beer.
De hemel was blauw, de aarde was groen,
Maar op een dag zag God dit alles
en vond de aarde niet volmaakt,
en daarom heeft hij toen als laatste
er nog iets prachtigs bij gemaakt.
Hij maakte een man en hij maakte een vrouw,
en God maakte mij en God maakte jou ...
jou ... jou ...
De schepping
God schiep het licht op een hemelse wijs.
't Was avond en morgen: de eerste dag.
En op aarde de wolken, wit en grijs.
't Was avond en morgen: de tweede dag.
God schiep het land uit de zee en toen was
er plaats voor de bomen, de bloemen, het gras.
En alles was goed, toen de Heer het bezag.
't Was avond en morgen: de derde dag.
God schiep de sterren, de zon en de maan.
't Was avond en morgen: de vierde dag.
En de vogels en de vissen zijn ontstaan.
't Was avond en morgen: de vijfde dag.
God schiep het wild en het goedige vee;
Hij maakte de mens en zij leefden in vree.
En alles was goed, toen de Heer het bezag.
t Was avond en morgen: de zesde dag.
Hemel en aarde en al wat er is -
en God heeft gerust op de zevende dag -
zijn geroepen uit leegte en duisternis.
En God heeft gerust op de zevende dag.
God gaf de mensen het woord in de mond
en zij gaven namen aan al wat bestond.
En alles was goed, toen de Heer het bezag.
't Was avond en morgen: de zevende dag.
Herschepping
Op de zesde dag schiep God de mens.
En de mens begon haastig te leven, want hij dacht:
ik heb hooguit honderd jaar de tijd
om te vinden en te zien.
En hij keek wel uit voor een ander, want hij vreesde:
die ligt me in de kortste keren vóór.
En hij dacht maar weinig na, de mens, want hij meende:
ik moet vooruit, de breedte af, de hoogte in.
Uit andermans dood bakte hij brood om tijd te winnen
en zijn devies werd: komen, zien en heersen.
En de mens draaide zich een rad voor de ogen.
Dat schoof hij onder de tijd en noemde het "vooruitgang".
Toen legde hij zich vleugels aan, hij raasde door de lucht
en noemde het "welvaart", "verheffing van de mens"
Tenslotte zag hij geen kans meer om nog tijd te winnen
en uitgehold en moegevlucht ging hij zitten
en noodgedwongen dacht hij na.
Toen keerde hij terug naar de plaats v/aar hij gemaakt was,
de aarde en hij huilde om eeuwen voorbij en kinderen verloren.
Daarna stond hij op, de mens, en ging naar een andere mens,
naar velen en zei: "Zullen we toch maar samen.
We leven maar kort, maar hebben een zee van tijd."
Schepping (van H. de Coninck )
Het was de zesde dag. Adam stond klaar.
Hij zag de eiken met hun volle greep in het niets.
Macht is een kwestie van vertakkingen.
hij had de bergen gezien,
opbergruimtes van alleen maar zichzelf,
hoge leegstaande kelders. En herten, met poten zo dun als stethoscopen,
stonden ze te luisteren aan de borst van de aarde,
en zodra ze iets hoorden, liepen ze weg,
de uitvinding van het pizzicato met zich meenemend,
verten in. Herten.
En hij had de zee gezien,
het laden en het lossen van drukte,
waar je rustig van werd.
En de lege, hetzerige gebaren van de wind,
van kom mee, kom mee, en niemand volgde.
En diepte, afgronden waar je moeilijk van werd.
En zwijgen, want dat deed het allemaal,
en te groot zijn.
En toen zei God: en nu jij. Nee, zei Adam.
Genesis
Jouw handen scheppen mijn lichaam
jouw mond ademt leven in mij
mijn gezicht schijnt in jouw ogen
jij noemt mij bij mijn naam
Hoe zou ik alleen kunnen schijnen?
Alleen ben ik in duisternis
alleen ongevormde kluit aarde
alleen besta ik niet
Genesis
In de moderne tijd herschiepen de geleerden en de politici hemel en
aarde want de aarde was een puinhoop en er lag olie op de wateren, en
de geleerden en politici zeiden: laat ons orde scheppen; en zij
verdeelden de wereld in tweeën: het blanke westen en de donkere rest,
en zij vonden dat het zo goed was, en het werd avond en morgen: de
eerste dag.
En de geleerden en politici zeiden: laat ons de welvaart goed verdelen;
zij dekten de tafel in het westen en gaven de kruimeltjes aan de rest;
en zij vonden dat het zo goed was, en het werd avond en morgen: de
tweede dag
En de geleerden en politici zeiden: er moet gezaaid worden op aarde; en
zij zaaiden tarwe en andere gewassen in het westen en bommen en
granaten in het oosten; en vonden dat het zo goed was, het werd avond
en morgen: de derde dag.
En de geleerden en politici zeiden: dieren moeten de aarde bevolken, en
zij maakten dieren, ieder naar hun soort: kanonnen, tanks en
pantserwagens, ieder naar hun soort, en onderzeeërs, naar hun soort, en
zij zagen dat ze van pas kwamen; het werd avond en morgen: de vierde
dag.
En de geleerden en politici zeiden: wij kunnen het niet houden zo,
laten wij vogels maken; en zij maakten straaljagers, bommenwerpers en
raketten, ieder naar hun soort; en zij vonden dat het zo goed was, het
werd avond en morgen: de vijfde dag.
En de geleerden en politici zeiden: laat ons nu dé mens maken, de
wetenschappelijk verantwoorde mens en zij kloonden de mens en
programmeerden hem als consument en zeiden hem: wees economisch en
pragmatisch, beheers de wereld en wees de baas over je medemensen. Toen
was het avond geweest en begon het zeer donker te worden.
En op de zevende dag, op de zevende dag, vrienden, wordt gemaakt wat
wij willen maken als we tenminste niet gaan rusten om bewonderend te
kijken naar wat er gemaakt is op de zes voorafgaande dagen. wat er op
de zevende dag gebeurt. hangt af van onszelf. om bewonderend te kijken
naar wat er gemaakt is op de zes voorafgaande dagen.
Wat er op de zevende dag gebeurt, hangt af van onszelf.
In het paradijs
Adam leefde lang gelden eenzaam in de tuin van Eden,
met de zegen van de heer, wat verlangt een mens nog meer.
Hij liep lekker in zijn blootje baadde zon en baadde pootje
in het water van de beek, zeven dagen van de week.
Adam leefde zonder zorgen, totdat hij op zekere morgen
plotseling ontdekte dat ieder dier een vrouwtje had!
Hij zei: Heer, ik wil niet klagen maar ik zou U willen vragen
onderdanig en beleefd, of U voor mij ook een vrouwtje heeft.
Goed, zei God, ik zal mijn best doen maar dan moet jij zelf de rest
doen.
Ik zal zorgen voor een vrouw die haar leven deelt met jou.
Adam liep van pret te zingen; hij kocht twee verlovingsringen.
Prijs de Heer, ik krijg een wijf, al kost `t me een rib uit m'n lijf.
En toen Adam lag te slapen heeft de Heer de vrouw geschapen
't Was een droom voor elke man, met alles d'r op en alles d'r aan.
En ze leefden heel tevreden samen in de tuin van Eden.
Totdat op zekere dag Eva de boom met appels zag
Eva dacht: wat kan het schaden aan zo'n boom zo volgeladen
Ofschoon de Heer het mij verbiedt, mist men een, twee appels niet.
Eva brandde van verlangen toen zij al dat fruit zag hangen
Ze nam een hap terwijl ze zei: One apple a day keeps the doctor away.
Toen was 't gedaan het mooie leven, het paradijs werd opgeheven
door één appel, zo ik weet, werken wij ons nu in 't zweet
het is daarom dat ik beweer: snoep verstandig, eet een peer!
met de groeten van Onze Lieve Heer. Amen
Dank u, Heer de Schepper
Dank U Heer de Schepper van het ganse Heelal.
Wij danken U oprecht van harte, wij allemaal.
Dank U voor onze prachtige natuur.
Het zonlicht het water en het vuur.
Dank U voor de vogels de dieren de bloemen de insecten het groen.
Dank U voor de oceanen stromen rivieren vijvers het plantsoen.
Dank U voor de overvloed in onze noordelijke streken.
Dank U voor de vruchtbare aarde de grachten en beken.
Dank U omdat we hier reeds jaren in vrede mogen leven.
Dank U omdat U ons kinderen en kleinkinderen hebt gegeven.
Dank U voor de miljoenen kleine dingen.
Die wij gratis uit Uw handen ontvingen.
Dank U duizend maal voor alles wat we kregen
Het is werkelijk voor ons een ware Godszegen