Maria
De lofzang van Maria
Hoe groot is God en mij nabij,
Hij kwam mij uit de nood bevrijden;
Hij toont zijn goedheid steeds aan mij,
Hij staat mij, kleine mens, ter zijde.
Hij heeft een open oog voor mij,
Hij heeft mij een eigen plaats gegeven
dank zij zijn grootheid leef ik vrij:
zijn Naam is heilig in mijn leven.
Hij is begaan met ieder mens,
beschermt hem tegen alle kwaden;
zijn Liefde kent geen maat, geen grens,
Hij staat ons bij met grootse daden.
De armen sluit Hij in zijn hart,
zal hen met milde macht bewaren;
Hij ziet hun kleinheid, kent hun smart,
zijn Naam zal Hij hun openbaren.
Hij is begaan met wie Hem dient,
zal zijn aloud verbond gedenken,
aan Abraham getrouw, zijn vriend,
door ons zijn koninkrijk te schenken.
Maria
Stil en onopvallend,
bescheiden op de achtergrond,
een beetje vergeten,
vind je haar toch overal terug,
in kerken en kapellen,
op hoeken van straten,
verkleurd door regen en wind,
in huiskamers, oud of modern van vorm:
Maria, de vrouw zo menselijk nabij,
een jonge vrouw uit Galilea met een leven,
getekend door het lijden van haar zoon,
moeder van een kind anders dan anderen,
dat van kleins af zijn eigen weg ging.
Ze leerde het aanvaarden met het zwaard in haar hart.
Maria, een vrouw waarin elke moeder zich kan herkennen.
Zij stond onder het kruis van haar eigen zoon,
op dat moment was er van mannen en leerlingen geen sprake meer:
Ze waren er allemaal vandoor,
ze kon aanvaarden omdat ze zich door God aanvaard wist.
God had naar haar omgezien.
Nu durft men nauwelijks nog over haar spreken.
Ze past in haar eenvoud niet meer in onze tijd.
Haar beeld is uit vele kamers verdwenen
en toch blijft haar leven van pijn en diep geloof
een uitnodiging tot inzet en inkeer.
Tot jou, Maria
Als de enige onder de vrouwen,
word jij genadig zacht aangeraakt
door de adem van de wind of
van de voorbij zwevende vogel.
Zo wordt jouw schoot ontsloten
en gezegend wordt die vrucht.
In een strijdvaardig lied
zing jij de hoog verhevenen
en de machtigen van de aarde
van hun ijzeren tronen
tot recht voor de rechtelozen,
tot hoop voor de ontzielden.
Eeuwen dragen jouw naam
in een lange kralenkrans
van gebeden en gezangen:
troosteres voor bedroefden,
toevlucht voor zondaars,
0 moeder vol van smarten.
Ontelbaar zijn je beelden
en wie draagt niet je naam?
Opgehemeld en verguisd,
verheven en verketterd,
vereerd en geschonden,
zoals het velen vergaat.
Draag ons mee in je schoot
vol van genade en ontferming.
Laat ons niet verloren gaan
en verdwijnen in het niets,
als waren wij niet meer dan stof,
door de wind uiteen gedreven.
Uit Piet Middelaar, Reiziger in het tussenland
Bedankt, Maria
Bedankt, Maria, dat je 'ja' hebt gezegd terwijl je voelde dat er veel
van je gevraagd werd.
Bedankt, Maria, dat je 'ja' hebt gezegd en je zo tot dienstmeisje hebt
willen maken van God.
Bedankt, Maria, dat je 'ja' hebt gezegd en zo hebt gekozen voor Gods
bedoelingen.
Wij vragen je: help ons ook 'ja' te zeggen, want jouw verhaal is ook
ons verhaal, omdat ook wij in het kleine leven van elke dag Gods
bedoelingen mogen en moeten waar maken, in de naam van uw kind Jezus.
Maria, bid voor ons
Maria, moeder van de Heer en ook onze moeder, wij vragen om uw
voorspraak bij de Heer: bid voor ons dat we vaster gaan geloven; bid
voor ons dat we met meer graagte dienstbaar zijn; bid voor ons dat we
ons niet afsluiten van de nood van anderen; bid voor ons dat ons hart
wijsheid leert; bid voor ons dat Jezus' vrede in ons moge wonen; bid
voor ons dat we onderkennen wat de Heer van ons vraagt.
Maria (Jan van Opbergen)
Er is een tijd van weggooien en een tijd van oprapen,
een tijd van vergeten en een tijd van ontdekken
een tijd van overdrijven en een tijd van herwaarderen...
Dat ondervond een kunstkenner,
toen hij op een zolder een oud, vergeten beeld ontdekte;
zijn kennersoog vermoedde door de verflaag heen
een goed stuk houtsnijwerk,
en een week later stond het als zeer waardevol
in de etalage van een antiquair
Zo is 't ook gegaan met het levensbeeld van een vrouw
die in de bijbel staat vermeld als de moeder van Christus: Maria...
In de loop der eeuwen raakte haar naam bedolven
onder het kaarsvet van veel misgroeide devoties,
onder een verflaag van dogma's en misplaatste eretitels,
beschadigd door roomse overdrijving en protestantse afweer...
Toen kwamen de dagen van de ontnuchtering,
en in het huis van geloof verdween Maria naar de hoek of op zolder,
zo'n plaats waar alles staat wat zijn tijd heeft gehad...
Maar dan komt er weer een tijd misschien zo' n uur als dit -
dat je haar door het stof en de verf opnieuw herkent:
Maria, de gelovige vrouw, de trouwe moeder van Christus
Modern Marialied
Wij kronen u zelden meer met rozen
noemen U nauwelijks nog Sterre der Zee.
Toch hebben wij U als voorbeeld gekozen.
Want ook voor ons heeft U alles nog mee.
Ons spreekt het aan dat U het riskeerde,
zonder begeleiding op tocht te gaan.
Was het uw moeder die het U leerde,
of had U van binnen een stem verstaan?
Had U geen vrees om zo alleen te lopen,
voelde U zich niet door gevaren bedreigd?
Of had U de rust van degenen die hopen
dat wie erin gelooft bijstand verkrijgt?
Lieve Maria, U wordt niet vergeten.
Wij hebben van U een eigentijds beeld.
Vrouwe der mantelzorg mag U van ons heten.
Weet U, dat U zo ons aller harten steelt?
Joke Forceville-van Rossum
Maria
Maria is in de kerk het symbool van zorg
toewijding, aandacht en nabijheid.
Bidden tot Maria kan ons vertrouwen geven
en ons aanmoedigen om met eenzelfde zorg en toewijding
open te staan voor anderen.
In deze meimaand willen wij extra aandacht
aan Maria besteden.
Litanie voor Maria
Heilige Maria, bid voor ons.
Moeder van het kind dat huilt,
Moeder van de armoedzaaier,
Moeder van de opgejaagde junk,
Moeder van de ambtenaar die menselijk is,
Moeder van de moeders in Soedan,
Moeder van de eenzamen,
Moeder van de vredelievende mensen,
Moeder van allen die blijven geloven in het goede,
Moeder van Jezus Christus, bid voor ons.
Moeder Maria, vrouw die sterk is en mild,
zonder trots en macht, zonder pracht en praal,
Vrouw die toegewijd is en geen troon nodig heeft.
Mogen wij door haar bevrijd worden van angst,
van droefheid en niet kapot gaan
aan het harde oordeel van anderen.
Gebed
God, open onze ogen,
want onze luxe maakt ons blind voor armoede van medemensen
en gebruiken we ons talent alleen voor onszelf.
God, open ons hart,
want we kijken op naar rijken en machtigen
en stellen onszelf geen vragen over rechtvaardigheid.
God, open onze handen voor anderen,
want we geloven meer in 'ieder voor zich'
dan in de mogelijkheid van een betere wereld.
God, laat ons gelijken op Maria, de moeder van Jezus,
want zij, de dienstmaagd des Heren,
bracht zijn boodschap in praktijk,
en wijst ook ons de weg naar uw rijk op aarde,
voor vandaag en alle dagen, tot in uw eeuwigheid. Amen
Magnificat
Mijn God, ik breng U eer
omdat U oog heeft voor mensen zonder aanzien.
U kende het verlangen van Elisabet
en trok zich haar lot aan.
U bemoedigde Maria,
toen zij al vóór haar huwelijk zwanger werd.
U maakte hen profeten van het visioen van een nieuwe wereld.
De kinderen die zij droegen zijn de kiem van de belofte.
God, ik loof U, omdat U ons sterkt in de hoop en verwachting
dat geld en macht niet het laatste woord krijgen.
Armen en eenvoudigen gaan U aan het hart
en U zult niet rusten vóór er recht aan hen gedaan is.
Nooit verlaat U mensen die in U geloven,
U heeft het beloofd, vanaf het begin.
Gebed
Goede God, de engel zei tegen Maria
dat voor U niets onmogelijk is.
In dat vertrouwen bidden wij
voor armen ver weg en dichtbij;
dat er mensen zullen zijn die zich hun lot aantrekken
en met hen strijden voor gerechtigheid.
Voor rijken en voor hen die niets te kort komen;
dat zij ontdekken dat delen
en investeren in gerechtigheid je rijker maken.
Voor hen die vernederd zijn; dat zij mogen ervaren
dat zij een hoge plaats hebben bij U
en bij ons die in U geloven.
Voor onszelf; dat onze moeilijkheden ons niet neerslaan,
maar dat wij hoop en kracht zullen vinden bij U en onze medemensen.
God, U kent onze talenten.
Help ons om ze te gebruiken
om samen te bouwen aan een betere wereld.
Maria wie je bent
Maria, wie je bent in het kerstverhaal
- gelukzalige moeder van Jezus messias -
was je niet toen je Jezus kreeg, zoon van Jozef.
Je hebt veel moeten doormaken
voordat God openbaar werd in je zoon.
Je hebt aan Hem getwijfeld:
was Hij van de duivel bezeten
of door de Geest gedreven?
Je kon Hem niet volgen,
begreep niet van wie Hij het had,
wie Hem bezielde.
Je hebt Hem het huis zien uitgaan.
Jullie hebben woorden gehad.
'Prijs niet mijn moeder
maar die Gods wil doen de hemel in',
zei Hij later.
Je hoorde met zorg
hoe Hij omging met zieken
en verkeerde onder mensen
met de nek aangekeken.
Je was Hem allang
uit het oog verloren,
toen Hij vastliep in de stad
en veroordeeld vernederd
stierf aan het kruis.
Je hebt hem in Betlehem
in een kribbe gelegd
en in doeken gewikkeld.
Ze bleven achter in zijn graf.
Wat de engel van het verhaal
je vooraf heeft gezegd,
ben je na een lange weg
achteraf van hem gaan geloven:
je bent de moeder van Jezus,
de mensen een broeder God een zoon.
Jezus en zijn moeder
Mijn enig kind, meer van God dan van mij,
blijf in deze tuin vol rijpe peren.
De oogst van wat zij zijn vertoont
een bescheiden en tevreden glans:
en als zij van ouderdom wenen, zijn
hun tranen geen pekelnat maar luie stroop.
'Ik ben van mij en niet van mij.'
Hij leek veel op een andere man,
die stille vreemdeling die aan
mijn deur verscheen met een leliestaf:
hoe kon ik weten wat ik begon
toen ik ogen ontmoette, woester dan
de ogen van Jozef, die van God?
Ik was van mij en niet van mij.
En wie zijn die twaalf zwoegende lui?
Ik begrijp je woorden niet:
ik leerde je praten,
we gaven namen aan de vogels,
je hield hun grote trek bij toen
als ieder kind. Keer dan terug
van het plein der massa's naar de stilte.
'Ik ben van mij en niet van mij.'
Waarom ben je nors wanneer ik praat?
Hier is je gereedschap, de zaag, het mes,
de hamer op je werkbank.
Je leven wordt hier gemeten week na week
geschaafd zoals de meubels die je maakt,
en ik zal je leren zoals een vrouw
van mij te zijn, en geheel van mij.
Wie wenst niet, als een verwaande wind
die blaast waar hij belieft, tevredenheid?
Toch herinner ik mij hoe jij wegging
om te spreken met in bont gehulde geleerden.
Ik hoor geschreeuw in de stad:
wie draagt dat duister instrument?
'Een, geheel van hem en niet van hem'.
Het groene lichte grasveld betredend
staar ik naar een vreemde schaduw.
Ben jij de jongen die ik alleen baarde
zonder dokter die de streng doorsneed?
Ik kan er niet toe komen je Heer te noemen,
antwoord mij als mijn enig kind.
'Ik ben van mij en niet van mij'.
Maria heeft het woord gehoord
Je staat geleund tegen de kamerwand
en kijkt vanuit de verte naar het licht.
Zonder te weten tast je rechterhand
je lichaam af, valt stil om je gezicht.
Je draagt een sluier van verwondering,
van rakelings nabij en nog niet weten.
Binnen de stroom van einde en begin
rijpen geheimen tot een levensteken.
Je gaat achter de woorden aan op reis,
zoals eens Mozes moet je schaduwlopen.
Je draagt een kind, er daagt een paradijs:
voorbij de einder blijft er nog een hopen.
Advent met Maria
Zij was een kind
en kon nog dromen van geluk,
zo teer en zuiver
als het morgenlicht.
Kind van mensen uit de straat
werd zij door God bestemd,
werd haar beleefd gevraagd
of zij die teer en zuiver was als morgenlicht,
de Zoon van alle mensen
zou willen dragen, voeden en verwarmen.
Zij voelde leven en bewegen in haar schoot
maar kon niet weten dat haar Kind
de hele mensheid zou bewegen,
dat Hij de hele wereld een hart
en een ander aangezicht zou geven.
Zij was een kind en, nauwelijks van school,
kon zij niet vermoeden dat zij,
de eeuwen door, zoveel mensen zou plezieren
met haar droom van geluk,
zo teer en zuiver als het morgenlicht.