Allerzielen/kerkhof
Allerzielen ( van zr Christa)
Een dag om te ontmoeten;
wie was, wie is.
Doden leven;
levenden sterven.
Samen leven wij voort.
Een dag om
stil te staan
bij herinneringen,
vrolijk en somber,
verdrietig en blij.
In de herinnering
was het gisteren,
een uur geleden,
dat jij die geliefde mensen nog zag.
Een dag om te weten,
dat doden dicht bij je zijn;
zij wachten jou op,
bij hun graf.
Misschien gaan ze met je mee;
houdt een stoel voor hen vrij,
heet hen welkom.
Allerzielen,
De gedenkdag van de doden.
Voor mij hoeft het niet,
want als je iemand graag ziet.
Dan hoef je geen speciale dag,
om die te herdenken.
Ze zijn er steeds,
en ik kan ze dagelijks aandacht schenken.
Weg en toch zo dichtbij,
allen samen zijn ze er voor mij.
Ik voel me dus steeds in gezelschap.
Ben eigenlijk nooit alleen.
Mijn engelen waken over mij,
en anderen deden dit voorheen.
Ik herdenk ze dus elke dag,
met een kaarsje en een vriendelijke lach.
Allerzielen
Mensen die ons dit jaar ontvielen
Gedenken wij op twee november, Allerzielen
Zo is er opnieuw bij velen stil verdriet
omdat een veelbetekende naaste hen verliet.
Zo komt de mens soms te staan, moedeloos alleen
Wanneer zijn naaste naar de eeuwigheid, zo plots ging heen
Dan merken wij pas wat het is en voelen het gemis
Wanneer voorgoed onze dierbare er niet meer is.
Zo een afscheid doet ons zeer
Er waren nog plannen en nog zoveel meer
Dit jaar opnieuw voor velen een lege stoel, een lege plek.
Hun naaste is niet meer op die vertrouwde stek
Al is het binnenshuis nog zo warm
Men moet missen die vertrouwde arm.
Ieder mens heeft daarbij zijn of haar eigen gevoel
met onbeantwoorde vragen, wat heeft eenzaamheid voor doel?
Ongevraagd, tegen eigen wil,
zijn die donkere lange avonden, nu heel anders ………stil.
Allerzielen
Elk jaar weer
De gedachten aan wie niet meer is
De pijnlijke herinnering, hartezeer
Elk jaar weer, 't zelfde gemis
Het zijn de kleine memories
Die het aandenken bezwaren
Weggevlogen als een avondbries
Woorden en gebaren
De limiet van 't leven overschreden
Geen weg meer terug
Tevergeefs gestreden
Het overschrijden van een brug
Blijft zwijgzaam over
Een liefdevolle herinnering
Als 't schaduwrijke lover
in volle zomer
Een verademing. . .
Gedachten bij Allerzielen
De mensen van voorbij
Wij noemen ze hier samen.
De mensen van voorbij
Wij noemen ze bij namen.
Zo vlinderen zij binnen
In woorden en in zinnen
En zijn wij even bij elkaar
op deze dag door het jaar.
De mensen van voorbij
Zij blijven met ons leven.
De mensen van voorbij
Ze zijn met ons verweven
In liefde, in verhalen,
Die wij zo graag herhalen,
In bloemengeuren, in een lied,
Dat opklinkt uit verdriet.
De mensen van voorbij,
Zij worden niet vergeten,
De mensen van voorbij,
Zijn in een ander weten.
Bij God mogen ze wonen,
Daar waar geen pijn kan komen.
De mensen van voorbij
Zijn in het licht, zijn vrij.
Een mistige Allerzielen
Een mistige Allerzielen
gehuld in treurnis en tranen
zoeken wij verwante namen
van hen die ons nog bezielen
Zij die ons zijn voorgegaan
hun afdruk hebben nagelaten
liggen onder een steen begraven
waar wij nu biddend voor staan
een steen die mossig begroeid
tussen 'n gazon dat pas is gemaaid
met rosse herfstbladeren verfraaid
hegjes die kort en keurig gesnoeid
ik leg er 'n boeketje chrysanten neer
laat een kaars voor hun foto branden
krijg het ijzig koud aan mijn handen
en beloof : 'k wacht niet zolang meer. . .
' s avonds denk ik nog eens aan hen
in de stilte van mijn avondgebeden
hoe vlug de jaren toch zijn vergleden
en dan hoor ik Zijn liefkozende stem. . .
Op het kerkhof
Als we hier op het kerkhof zijn bij onze dierbaren
bij hen die voor altijd de stilte bewaren,
dan horen we de wind met de bladeren spelen
en heel zachtjes en intiem onze oren strelen
Dan lijkt het wel alsof de bomen fluisteren
en ons uitnodigen naar hen te luisteren.
Maar het is een taal die we niet verstaan,
de taal van hen die van ons zijn heengegaan,
de mensen aan de overkant van het leven
en toch voor altijd met ons in liefde verweven.
Maar in het stille land blijven zij tot ons fluisteren
en ons uit nodigen naar hen te luisteren.
Maar als we echt stil worden van binnen,
en tot rust komen met al onze zinnen,
kunnen we zachtjes hun woorden horen,
tot ons gesproken zo lang van te voren.
Zo blijft hun leven tot ons fluisteren,
en ons uitnodigen naar hen te luisteren.
Jij blijft bij ons
Het wordt avond, het wordt morgen
maar wij moeten zonder jou verder.
Het wordt zomer en winter,
de wind waait met zijn geheimen uit verten,
de regen drenkt de aarde als altijd
maar wij moeten er zonder jou doorheen.
Maar bij weer en wind dragen we jouw naam met ons mee.
Al wat in je leefde en je dreef, gaat in ons verder.
Want meer dan ooit spreek je nu tot ons hart
en in stille uren ben je ons meer nabij
dan woorden kunnen zeggen.
Blijf tot ons spreken als wij denken aan dagen die wij deelden,
opdat jouw verlangens vervuld worden in een wereld
waarin vrede de ene mens leidt naar de ander;
opdat jouw verlangens vervuld worden in het werk van onze handen
en door de woorden die wij spreken
zoals je dat van vrienden verwachten mag.
Jouw stem niet verwaaid, jouw woorden niet uitgewist,
jouw vragende, sprekende ogen niet vergeten.
Jij leeft voort daar waar ook wij leven en verder gaan in jouw geest.
"Een rustplaats ..."
Een rustplaats om tot rust te komen.
Een rustplaats voor jou, in de aarde,
waarop jij zo uniek geleefd hebt,
een rustplaats voor ons om bij jou te zijn,
een rustplaats
want hier kunnen we elkaar vinden in de stilte.
Een rustplaats waar wij komen
met ons verdriet: om troost te vinden.
Een rustplaats waar we komen
om de leegte die jij achterliet,
te vullen
met herinneringen aan jou.
Een rustplaats om toch bij elkaar te zijn
in de drukte van het leven
en de stilte van de dood:
een rustplaats tussen leven en dood.
De bloemen die wij brachten
Daar liggen ze, de bloemen die wij brachten
voor hen die wij herdachten,
het is maar een gebaar.
Weer hoorden wij de namen klinken
en wij die in verdriet verzinken,
bidden: Maak uw belofte waar.
Laat onze doden eeuwig leven,
wil aan ons Uw liefde geven,
afscheid nemen valt zo zwaar.
Telkens weer die lege plaats ervaren,
dromen dat wij samen waren,
Heer, hoe kom ik daar mee klaar?
Als ik maar bij U kan schuilen,
zomaar stilletjes uit mag huilen,
als broers en zussen van elkaar.
Dat wij ons daar naar gedragen,
liefde geven . . . durven vragen,
dan kun je leven . . . reken maar!
Zo mag ik hopen
Het zaad gaat dood
als de bloem tot leven komt
en een bloem verliest zijn kleur
aan het zaad dat het voortbrengt:
zo mag ik hopen
op leven door de dood heen.
Een vogel verlaat zijn nest
als hij zijn vleugels uitslaat
en vliegt naar nieuwe bomen
om een nest te bouwen:
zo mag ik hopen
op een nieuwe plek in een nieuw leven.
Een mens gaat op weg
om een huis te vinden
en vindt geen ander thuis
dan onderweg te zijn:
toch mag ik hopen
op een eeuwig thuis bij God.
De zomer maakt plaats
voor herfst en winter
die de lente de tijd geven
een nieuwe zomer aan te kondigen:
zo mag ik hopen
op leven, zelfs door de dood heen.
Elke mens is een bloem in onze tuin,
met zijn eigen kleur, zijn eigen geur,
de een bloeit lang, een ander kort.
Als ze verdort en sterft, doet het pijn.
en toch mag ik hopen op nieuwe bloei
in de tuin van Gods paradijs.
Een nieuw begin
De dood is een steen die rollen kan,
een pad door de zee voor alleman,
een nacht met een morgen in 't verschiet,
een nieuw begin, een ander lied.
Een afscheid voor eeuwig zo zeggen de meesten,
een avond, maar zonder een morgen op til.
Maar biddend staan wij rond 'n graf want wij weten
dat God niet de doden maar de levenden wil.
Geen nacht als een ijskoude steen op je lichaam,
geen tolgeld aan 't ijzeren noodlot betaald,
want God zal als morgenlicht over je opgaan
een heden dat niet meer naar gisteren taalt.
De dood is een steen die rollen kan,
een pad door de zee voor alleman,
een nacht met een morgen in 't verschiet,
een nieuw begin, een ander lied.
Het grote zwijgen
Wij zijn hier samen in deze tuin van stilte,
deze plaats van het grote zwijgen,
en we zeggen hier tot onze doden:
In het grote zwijgen waar ieder mens eens komt
zijn jullie nu verdwenen en alle taal verstomt.
De woorden die wij spreken, ze raken jullie niet meer
ze keren ongehoord terug hoe vaak we het ook proberen.
Verstild is ook ons leven, woordeloos leeg zonder jullie
stilte overschaduwt alles waar we van houden.
Laat jullie grote zwijgen spreken in gedachten
opdat herinneringen verdriet zullen verzachten.
Leer ons ook geloven dat jullie zwijgen rust geeft
als we durven vertrouwen: iemand die gelooft, leeft!
De dagen dat we samen waren
De dagen dat we samen onderweg waren, zijn voorbij;
we hebben afscheid moeten nemen.
Je stem wordt niet meer gehoord,
je hand zal ons niet meer groeten
en de blik van je ogen zal de onze niet meer kruisen.
Dat is helemaal waar, je stem wordt niet meer gehoord,
maar je woorden blijven na klinken in ons leven.
En wat je ogen ons ooit zeiden, zal niemand ons ontnemen.
Je lijkt nu zo onbereikbaar ver weg,
jij die onze dagen en onze wegen deelde.
Maar ergens ben je dichterbij dan ooit.
Want in de stilte die je nu omgeeft,
komt - als wij luisteren - meer dan ooit tot leven
alles wat je ooit voor ons had willen zijn,
alles wat je ooit tot ons hebt willen zeggen.
Zo blijf je in alles wat we ooit
van jou ervaren en begrepen hebben,
onvergeten met ons meegaan.
En we blijven je naam op handen dragen,
je welsprekende leven dankbaar ter harte nemen,
tot eens, zo hoop je wellicht,
alle leven voltooid en alle vrede volkomen zal zijn.
Want zo ruimdenkend was je wel.
Misschien worden wij het ook,
want wat je was en met je ogen zei,
zal ook in de toekomst ruimte bij ons vinden.
het zal ons leven doorgisten
en blijft altijd met ons meegaan.
Gefluister
Als we hier op het kerkhof zijn bij onze dierbaren
bij hen die voor altijd de stilte bewaren,
dan horen we de wind met de bladeren spelen
en heel zachtjes en intiem onze oren strelen
Dan lijkt het wel alsof de bomen fluisteren
en ons uitnodigen naar hen te luisteren.
Maar het is een taal die we niet verstaan,
de taal van hen die van ons zijn heengegaan,
de mensen aan de overkant van het leven
en toch voor altijd met ons in liefde verweven.
Maar in het stille land blijven zij tot ons fluisteren
en ons uit nodigen naar hen te luisteren.
Maar als we echt stil worden van binnen,
en tot rust komen met al onze zinnen,
kunnen we zachtjes hun woorden horen,
tot ons gesproken zo lang van te voren.
Zo blijft hun leven tot ons fluisteren,
en ons uitnodigen naar hen te luisteren.
Afscheid
Hun lichamen zijn verstild,
zijzelf zijn weggeëbd,
ja werkelijk, het was eb,
Het leven teruggeweken
in stilte voor de vloed,
de overvloed van leven
die zachtjes aan komt wellen
en de geliefden meedraagt
naar zeeën van genade,
naar een oceaan van vrede,
van levengevend water
dat door de schepping heen stroomt
en alle mensen meevoert
naar de allerdieptste diepten,
tot in het grote Zijn
en daar zullen zij gaan leven,
voorgoed geliefd, voorgoed geborgen,
en in het volle licht.
Zij zullen nu alles weten,
zien hoe wij zijn verbonden
tot in de kleinste vezels
en zinvol blijkt het leven,
ja zinvol zelfs de dood.
Nu kunnen zij met hun liefde
ons allemaal omvatten,
hun grenzen weggevallen,
pijn achter zich gelaten,
zijn ze nu levensgroot.
Dierbare doden
Dierbare doden, die hier rusten in deze tuin van stilte,
als zaden, geplant in de schoot van de aarde,
om opnieuw tot groei en bloei te komen
in de schoot van de Schepper van hemel en aarde.
Dierbare doden, weg uit onze ogen maar niet uit ons hart,
weg uit ons midden en toch altijd bij ons,
in onze herinneringen, in onze liefde, in ons verdriet,
altijd blijven jullie woordeloos tot ons spreken.
Jullie weg, samen met ons, was lang of kort, soms veel te kort.
Jullie angst en pijn, samen gedeeld, lang of kort, soms veel te lang.
Zo graag wilden wij nog met jullie verder gaan, maar die
onverbiddelijke dood,
ze houdt geen rekening met onze gevoelens, met onze verwachtingen.
Losgescheurd worden van wie je liefhebt,
Los moeten laten zonder het te willen,
jullie en wij hebben dat ervaren,
niemand kan vertellen hoeveel pijn het doet,
Samen zijn we door het leven getrokken
samen kwamen we eenzame reizigers aan de grens,
wij moesten aan deze kant achterblijven,
jullie gingen verder, tot aan die Tuin waar alles wordt voltooid,
waar jullie mogen uitrusten onder de Boom des Levens,
in de schaduw van Gods machtige vleugelen.
Jullie allen: rust in vrede.
Wij gaan verder, ook in vrede, hopen we.
Staande aan de grens
We staan aan de grens die levenden en doden scheidt,
wij aan de ene kant, zij aan de andere, onbereikbaar voor elkaar.
Het is een grens die het licht en donker van deze aarde
doet overgaan in louter Licht van de overkant.
Hier voelen wij ons verschrikkelijk klein
en tegelijk proeven we iets van het onbegrensde, het tijdloze.
W ij kunnen ze niet langer aanraken,
die mensen die ons zo nabij waren.
Hun lichaam is gestorven, het is voorbij;
het is ons niet meer gegeven te zien en te horen,
want ogen en oren zijn aards.
Toch blijven we ten diepste met hen verbonden
en proberen wij tegeloven in die oude woorden
die vertellen dat alles nieuw zal zijn.
Een nieuwe, eeuwige dag, na de nacht van de dood.
Daarom hebben we hen toevertrouwd aan de overzijde,
onwillig, opstandig, verbitterd, maar ook op hoop van zegen.
Stamelend zeggen we ook vandaag: 'Vaarwel, leef in het Licht.'
Kerkhof
Zoals de wind waait, daar heeft niemand wat over te zeggen
Zoals geluk komt, gaat het ook weer hier vandaan
Na geluk komt er zo`n moment van verlies, van een dierbaar iets
Waar je al die tijd mee samen was is dan opeens verdwenen
Iets heel menselijks maar in tegen niet te bevatten
Het is niet eerlijk dat er zoiets kan gebeuren en het mag ook niet
Als je gaat denken over de toekomst hoe het nou verder moet
Dingen die opgroeien tot iets groots, waar je trots op kunt zijn
Het gemis van de ander heeft enkel nog herinneringen als gedachten
Een foto of een geurtje dat zijn de dingen om het in afbeelding voort
te zetten
Van een gelukkige herinnering naar het moment van nu
De kleine dingen die er niet meer zijn grijpen het hardst aan
Een kus op de wang of een knuffel aan de persoon
Wat normaal gewoon is, is nu een onbereikbaar iets
Er valt niks aan te doen, niemand heeft het voor het zeggen
Zoals een uitspraak luidt:Verdriet verwijst naar eerder geluk.
OP HET KERKHOF
Rust nu maar uit, je levenswerk is voltooid,
je hebt je taak vervuld met grote liefde en trouw.
Je hebt niet voor jezelf geleefd maar voor de ander.
God heeft nu een punt gezet achter je leven,
maar de zin van jouw bestaan gaat door in Hem,
maar ook in ons, in ons hart, in onze gedachten.
Rust nu maar uit van alle vermoeienissen,
van alle inspanningen die jij je getroost hebt
om een goede en rechtvaardige mens te zijn,
van alle verdriet dat je in je leven gekend hebt,
van alle zorgen die je hebt gedragen.
Rust nu maar uit in de schoot van moeder aarde,
uit haar ben je voortgekomen, door haar gedragen,
mens van stof die tot stof zal wederkeren,
maar ook: leven van Gods leven, licht van Zijn licht
en daarom geroepen tot een eeuwig bestaan.
Kerkhof
Een woud van versteende namen
gebeiteld in een kruis
Zij blijven hun tijd samen
geen ruzie om en in hun huis.
Alle stemmen zijn verstomd
stilte is het wachtwoord
op dit vergeestelijkte oord.
De laatste gang is altijd zwaar
iedere voetstap voel je daar.
Ook dichter tot elkaar
onder deze eens mensenschaar.
Ook zij hebben eens deze gang gelopen
het hek is nu voor hen tussen negen en vijf uur open.
Wij weten niet waarop zij konden hopen
misschien ging voor hen een hemelpoort open
Kerkhofbloemen
bloemen voor de doden
van grafsteen tot tombe
een tapijt in paars, rood of geel
alsof een feest is gestart
de waterzon doet mee
elk bloemetje beschenen
elk blaadje flikkert mee
tot een wolk de kleuren breekt
somberheid wordt zichtbaar
gezichten trekken ernst
men kijkt bezwerend hemelwaarts
terwijl handen dieper schuiven
de bloemen doen een wave
de zinderende ruis speelt hoge do
het prevelen stokt in spanning
de kerkhofpoort het nieuwe doel
één klein graf met houten kruis
de jonge moeder veegt haar tranen
hoort of ziet geen spatje onheil
ze groet zacht haar hartepijn