Veertigdagentijd - Vastenaktie
Aswoensdag: Een askruisje op je hoofd?
Als hout brandt wordt het as.
Er blijft niets over dan een beetje grijze stof.
De warmte komt uit het hout.
Dat ken je wel van een haard of een kampvuur.
Als de as in de aarde ligt
en als de zon nieuwe warmte geeft aan de aarde
kan uit de as een nieuw plantje groeien.
Maar het heeft wel de warmte nodig van de zon.
Op Aswoensdag zeggen wij:
Ik verbrandt alles wat niet goed was tot as.
Ik breek het kwade af.
Maar ik wil ook iets goed doen.
Ik wil het goede weer opbouwen.
Ik wil nieuwe warmte geven:
dan kan het goede groeien
zoals een nieuw plantje uit de as.
Als ik dus een askruisje op mijn voorhoofd krijg, zeg ik:
"ik wil het slechte weg,
ik wil bouwen aan het goede, heel de vasten lang."
Veertig dagen
1. Veertig dagen gaan wij reizen
door een onherbergzaam land.
Eenzaam, moe en zonder uitzicht
zo ver je zien kunt: rotsen, zand.
2. Mijn ogen zoeken horizon.
Reikt iemand mij daar een hand?
Soms win ik hoogte, stralend licht
omgeeft mij van de overkant.
3. Van waterstromen kan ik dromen,
levend water, koel en schoon.
Water is mij als een spiegel
waar ik jou mijn gezicht in toon.
4, Weerloos wacht ik op het donker,
verlang naar bakens in de nacht.
Licht opdat mijn voet niet struikelt
warm licht waarop ik weerloos wacht.
5. Buigzaam, teer en ingesloten
schors en windsels tegen de kou.
Ik kan pas bloeien, opengaan
door levend water, warmte, jou.
6. Stenen vertellen van mensen
duizenden voeten onderweg.
Liefde zoeken we, nieuw leven,
hoop en geloof in ons gelegd.
Veertigdagen vastentijd
Och Heer, wat moet ik vasten
terwijl dit mijn gewone leven is
het ontberen van geneugten
is geen rimpelloos gegeven
het roept langs kranten
en niemand die het hoort
zoals Gij onder de olijfboom
terwijl Uw vrienden slapen
verraden wordt door Judas
die nog steeds bestaat
in de kelder van ons huis
houden wij de oren dicht
als het slapen me vergaat
denk ik aan duizend maal
verkracht en kinderen voeden
terwijl zij het daglicht nooit zien
in duisternis ontwaken
met donkerte rusten gaan
niets of niemand helpt me
hieraan te ontsnappen
Heer, er zijn meerderen van hen
die door mijn gedachten dolen
veertigdagen en langer
is hen het vasten aangeboden
Vastentijd - gedicht
Veertigdagentijd als vasten genoemd in de traditie
Een tijd van overwegen en bezinnen van onze eigen conditie
Een tijd van bedenken hoe het de Joodse mensen afging in de woestijn.
Hoe Jezus als mensenzoon er bij aanwezig moest zijn
Deels was het zijn eigen keuze, te moeten lijden als zondaar
Hij wilde het lot voor ons mensen begaan
Voor de minstbedeelden en armen bleef hij staan
Niet Hij liet zich verleiden, maak van die stenen brood
Spring van de tempelmuur en engelen beschermen je toch voor de dood.
Nee Hij ging er niet op in en wilde zich er niet aan storen
Hij liet zich door satan niet bekoren.
Nee, Hij streefde niet naar aardse roem en macht
Beriep zich steeds op de Hemelse Vader die op hem wacht.
Zo geeft Hij ons de opdracht hier en laat ons weten
Dat het goed is om ons te beroepen op ons eigen geweten
Hier en daar eens te bezien
Of het ook nog anders, beter kan misschien.
Daarvoor is de vastentijd een bezinnende tijd, om te bedenken
Hoe wij anderen vreugde en plezier kunnen schenken.
Niet door over ons eigen ik te blazen of te willen vertellen
Nee, gewoon door aandacht aan de ander te stellen.
Laat ons zo beginnen aan de veertigdagen
En God de Vader om genade vragen
Frans Maseland, 3 maart 2007
Vastentijd is oefentijd
Is wakker worden na winterslaap
en je opengeeuwen
uit de beslotenheid van elk-voor-zich.
Is je ogen opentrekken
voor wat aan het gebeuren is
in het diepste van jezelf
en in de wereld om je heen,
en zicht krijgen
op het grote Licht
dat doorbreekt aan de horizon.
Is in voorjaarsstilte
je eigen grond omspiten
en klaarmaken voor een nieuwe lente,
en het zaad
van vrede en menswaardigheid
ontkiemen laten in je hart.
Vastentijd is trainingstijd:
hart en handen soepel maken
voor verbondenheid
met God en mensen;
vingeroefening
in solidariteit.
Dat en zoveel meer
is vastentijd:
de grote opwarming
om te herleven.
Vasten
De vasten is een uitgelezen tijd
om halt te houden
en het dwingend ritme van leven
of geleefd worden,
te breken,
om vraagtekens te plaatsen
bij wat normale gang van zaken heet.
Uitgelezen tijd
om weer op zoek te gaan
naar zin en betekenis
van ons bezig zijn.
Om weer grond onder de voeten te krijgen,
vaste dragende grond om op te staan
en door te gaan,
geworteld in het oude visioen
dat zo diep in mensen zit: goede schepping,
vredevolle wereld,
liefdevolle mens.
Uitgelezen tijd
om wat meer zicht te krijgen
op de weg die wij te gaan hebben,
en stap voor stap
met velen samen
die weg ook gaan.
Uitgelezen tijd
om echt te leven,
misschien ook wel te her-leven
naar Pasen toe.
En ook daarna.
Bij het begin van de vasten
Als we nu eens ons leven zouden
vergelijken met een appel:
een appel met schil, vlees en klokhuis.
Dan zijn we de meeste tijd
bezig aan de schil,
de buitenkant.
Af en toe boren we wat dieper,
en dan zitten we bij het vlees:
de grote waarden
die ons werk en leven kracht en smaak geven.
Maar het klokhuis
wordt meestal weggegooid.
Men weet daar geen weg mee.
Nochtans is het precies
vanuit dit klokhuis
dat een appel zijn levenskracht put.
Voor ons leven
is het net dezelfde vraag:
wat is ons klokhuis?
Wat is de kern,
de ziel van ons leven?
Vanwaar halen wij
onze diepste kracht en inspiratie?
Carlos Desoete, Naam die zin is van ons leven
Helpende handen
Met de mond ja, ja
maar daden hoo maar
één lieve vraag
het is maar een …
nee heb je ja kan je krijgen
mensen noemen zich sociaal
natuurlijk het is geen plicht
geen moeten
maar je medemens helpen
is in wezen het mooiste wat er is
er is een spreekwoord dat zegt
wie goed doet goed ontmoet
ik weet: het is geen verplichting het is geen moeten
het kost je geen cent
maar je wordt er wel rijker van
Christenen, hoort!
Ik had honger.
En je hebt een club opgericht
met een humanitair doel
waar je over mijn honger hebt gediscussieerd.
Dank je wel.
Ik was in de gevangenis.
En je bent de kerk binnengeglipt
om te bidden voor mijn bevrijding.
Dank je wel.
Ik had geen dak meer boven mijn hoofd.
En je preekte over de bronnen van Gods liefde.
Dank je wel.
Ik was ziek.
En je bent op je knieën de Heer
gaan bedanken voor je goede gezondheid.
Dank je wel.
Je lijkt zo vroom, zo dicht bij God.
Maar ik, ik heb altijd honger,
ik ben altijd alleen, naakt en ziek,
gevangen en zonder dak.
Ik heb het koud, tot in mijn ziel.
De arme en de rijke
De wereld is een fluit met zoveel duizend monden.
En elkeen blaast zijn lied. En 't maakt een droef geluid
waarin ik niets van eigen klank heb weergevonden.
En Gij? Misschien hebt ge ook getikt aan menige ruit
en werd ge als ik weer feestelijk wandelen gezonden.
Nochtans: ik heb gedroomd, gehoopt; en ik droeg boete.
k Zag de Alpen, Vlaanderen en Straatsburg aan de Rijn.
Ik heb bemind. Ik sloeg de trommel in veel stoeten.
Ik pluisde in boeken die vol oude wijsheid zijn.
Ik heb gezocht, zo t kan, met handen en met voeten.
En 't slot? Ik hield daaruit als onvervreemdbaar deel
den troost van t eigen lied, wanneer ik stil gezeten,
des avonds, op den hogen berm een wijsje speel,
niet voor 't heelal en de eeuwigheid, maar slecht voor t heden.
Dat maakt me een blijden dag te meer. En dat is veel.
Het recht van de sterkste
Hoelang zal het duren dat macht en geweld,
het recht van de sterkste alleen nog maar telt?
De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn;
de hel moet beslist hier op aarde zijn.
Hoelang zal het duren dat mensen in nood
vergetelheid hebben als dagelijks brood?
De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn:
hoe kan er nog hoop in de mensen zijn?
Hoelang zal het duren dat ieder goed woord
verkeerd wordt begrepen, niet eens wordt aangehoord?
De morgen meldt oorlog, de avond brengt pijn:
zou vrede alleen maar een droombeeld zijn?
Moet het zolang duren tot goedheid het wint
van moordende wapens en vrede begint,
tot honger verandert en welvaart alom en
haat gaat verdwijnen als sneeuw voor de zon?
Moet het zolang duren,
zijn wij dan te groot ons schuldig te weten
aan oorlog en dood?
Hoe zou het toch worden als wij,
in Gods naam, onszelf gaan vergeten,
elkaar weer verstaan?
Er loopt een streep
er loopt een streep door de wereld
de mensen die aan de ene kant wonen
zeggen dat het er goed is
de mensen die aan de andere kant wonen
zeggen dat het er goed is
er loopt een streep door de wereld
aan de ene kant staat een vuist
ze zeggen dat die hard kan slaan
de vuist die aan de andere kant staat
kan even hard slaan
er loopt een streep door de wereld
aan de ene kant staat een soldaat
zijn geweer is geladen
aan de andere kant staat een soldaat
zijn geweer is ook geladen
er loopt een streep door de wereld
aan de ene kant staat een tank
zijn bereik is honderd kilometer
aan de andere kant staat een tank
met een even ver bereik
er loopt een streep door de wereld
aan de ene kant zit een mens zonder benen,
aan de andere kant zit een man in de zon,
hij heeft goed verdiend aan de landmijnen
die ginder zoveel leed veroorzaakten.
er loopt een streep door de wereld,
een streep tussen macht en onmacht,
rijkdom en armoede, vrede en oorlog,
een streep tussen recht en onrecht,
hoop en wanhoop, leven en dood.
Leggen we ons neer bij die scheiding
of proberen we bruggen te slaan,
bruggen van begrip, verdraagzaamheid?
De werkelijkheid is anders
Geen welvaart
zolang niet alles en iedereen,
mens, dier en natuur welvaren,
geen vrede
zolang het niet voor alles
en iedereen vrede is.
Eén wereld, één werkelijkheid,
andermans honger is onze honger,
oorlog ver weg is oorlog vlak bij,
lijden er dieren, wij lijden,
wat de natuur overkomt overkomt ons.
Geen welvaart, geen vrede,
de werkelijkheid is anders.
Dat ik aarde zou bewonen
Dat ik aarde zou bewonen
niet op vleugels als een arend,
niet in schemer als een nachtuil,
niet kortstondig als een bloem
niet op vinnen onder water,
niet gejaagd en niet de jager,
niet op hoeven, niet met klauwen,
maar op twee voeten
om de verte te belopen,
om de horizon te halen -
en met handen die wat kunnen:
kappen, ruimen, zaaien, oogsten;
met een neus vol levensadem,
met een buik vol van begeerten,
met een hoofd niet in de wolken,
wel geheven naar de zon
om te overzien die aarde,
haar te hoeden als een kudde,
haar te dienen als een akker,
en te noemen bij haar naam.
Dat ik ben, niet meer of minder,
dan een mens, een kind van mensen,
één van velen, één met allen,
groot en nietig, weerloos vrij
om te zijn elkaar tot zegen,
om te gaan een weg van dagen,
liefdes weg, die ooit zal leiden
naar een menselijk bestaan.
Moeder aarde.
Moeder aarde geef ons graan
regen komt en zal weer gaan
maïs groeit om te geven.
Eerbied voor de grond en lucht
water als de kleur van lucht
want natuur moet leven.
Zaden gaan eerst in de grond
groeien dan omhoog terstond
naar de warme zon.
Nieuwe maïsplant geef ons meel
touw, fluit, koek, voor elk een deel
maïs als levensbron.
Maïspop, aarde, touw en koord
veel verhalen zijn gehoord
Pasen is op komst.
Jezus gaf ons toen al aan
welke weg wij moeten gaan
naar een nieuwe toekomst.
Rijk bedeeld
Mogen leven in een wereld
waarin geen honger is of dorst,
dat is rijk zijn.
Mogen leven in een land
waarin geen oorlog is of discriminatie,
dat is rijk zijn.
Mogen leven in een dorp
waarin je niet bang hoeft te zijn in het donker,
dat is rijk zijn.
Mogen leven in een wijk of straat
waarin buren vrienden zijn,
dat is rijk zijn.
Mogen leven in een huis
met brood op tafel, een bed gespreid,
waarin mensen wonen die om je geven,
dat is rijk zijn.
Mogen leven in vrede met jezelf,
in harmonie met de natuur,
en verbonden met God,
dat is rijk zijn.