Gebeden op de drieëndertigste zondag
door het jaar
Inleiding:
Op internet stond vanmiddag het
volgende bericht:
Leden van een Russische doemsekte hebben zichzelf in holen
gebarricadeerd om het einde van de wereld af te wachten. Zowat 30 leden
van de sekte hebben in een ravijn holen gegraven waarin ze zich hebben
verschanst om het einde van de wereld af te wachten dat er volgens hen
in mei 2008 komt. Zij weigeren elk contact met de autoriteiten,
beschikken over mondvoorraad en dreigen ermee hun tunnelstelsel op te
blazen indien de politie zou pogen binnen te dringen. Er zouden ook
vier kinderen bij zijn van wie er eentje 18 maanden oud is. De
temperatuur in de holen bedraagt niet hoger dan 12 graden.
Het kerkelijke jaar is bijna ten einde, over 14 dagen begint de advent,
en dan gaat het in de liturgie ook veelvuldig over het einde van de
wereld.
Dat einde van de wereld zullen we wel niet meemaken,
toch is het goed om eens na te denken over de ontwikkelingen
in onze wereld en in onze samenleving
en onze instelling daarbij als gelovige mensen.
Openingsgebed
God van tijd en eeuwigheid, U wilt toekomst voor al uw mensen, een
goede en menswaardige toekomst.
Maar mensen zijn te vaak bezig die toekomst te verwoesten,
voor anderen en dus ook voor zichzelf.
Geef dat wij de moed niet verliezen en blijven hopen
en dat wij steeds oog hebben voor de mogelijkheden,die wij hebben om
een bijdrage te leveren aan een betere toekomst,
voor onszelf en voor onze kinderen. Amen
Gebed over de gaven:
God van verleden, heden en toekomst,
deze tafel verenigd mensen van heel de wereld.
Laat deze tafel ons richten op uw visioen van vrede
en laat de zon van uw gerechtigheid over ons opgaan.
Dat dit brood en deze wijn ons hiertoe mogen sterken
om te blijven bouwen aan een goede toekomst:
een wereld met vrede, brood en huisvesting voor alle mensen. Amen
Gebed:
God, geef ons een vuur. Een vuur om ons aan te warmen
in een wereld waar het soms zo ongelofelijk koud kan zijn.
Laat er mensen zijn die ons warmte willen geven,
een vuur om ons bij te lichten op al die plaatsen waar het donker is.
Laat er mensen zijn die hun licht met ons willen delen,
een vuur om te branden daar waar het enthousiasme is gedoofd.
God, wij bidden U om mensen die onvoorwaardelijk blij durven te zijn.
Amen.
Voorbede:
Wij bidden voor alle gelovigen die de toekomst somber inzien,
dat zij standvastig blijven:
dat zij zich niet blindstaren op de leegloop van de kerken
maar ook oog hebben voor positieve ontwikkelingen die er zijn.
Mogen zij zo de oude Kerk een nieuwe toekomst geven.
Wij bidden voor allen die ijveren voor een betere wereld,
dat zij standvastig blijven;
voor alle vredesonderhandelaars en opbouwwerkers,
voor hen die hun stem verheffen tegen schendingen van mensenrechten,
voor hen die zich inzetten voor behoud van een gezond milieu.
Mogen zij deze oude wereld een nieuwe toekomst geven.
Wij bidden voor allen die zich inzetten voor een betere samenleving,
dat zij standvastig blijven;
voor al degenen die hulp verlenen aan medemensen die verloren lopen,
aan zwervers, daklozen, druggebruikers en alcoholisten,
voor de mensen van het leger des Heils en alle andere vrijwilligers.
Mogen velen door hen een nieuwe toekomst vinden.
Wij bidden voor allen die zich angstig afvragen
waar het naartoe moet in onze samenleving,
dat zij standvastig blijven;
voor al degenen die steeds radicaler worden in hun opvattingen,
voor hen die te gemakkelijk medemensen kwaad aandoen.
Mogen zij gaan beseffen dat wantrouwen en geweld de samenleving
onleefbaar maken.
God, geef dat wij mensen zijn met toekomst,
dat we geloven in de kracht van het goede,
in standvastigheid en trouw aan idealen.
Geef dat we duidelijke keuzes durven maken,
terwille van de toekomst van de wereld,
dat we voortgaan op de weg van Jezus Christus,
de weg van dienstbaarheid en liefde,
voor vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de drieëndertigste zondag door het jaar
Klaagpsalm van God (naar psalm 14)
De scepticus en realist
die mijn aanwezigheid niet mist,
heeft daarvoor zelfs een goed bewijs.
Hoe kan er nog een God bestaan
waar zoveel onrecht wordt begaan?
En ik kijk treurig om me heen,
speurend of er niet minstens één
mensenkind nog naar Mij vraagt.
Nee, niemand maakt zich druk om God
of kommert zich om mijn gebod.
Hoe kan de mens zo koppig zijn?
Genietend van z'n brood en wijn
vraagt hij niet naar hun oorsprong.
Een ieder gaat z'n eigen gang;
in Mij stelt niemand nog belang.
Maar als het kwaad hemzelf ooit treft
en hij uiteindelijk beseft
dat Ik er ben voor armen
en hij daar zelf nu ook bij hoort,
dan klopt hij zachtjes aan mijn poort!
\
Wat zou de wereld anders zijn,
als men Mij dankte voor de wijn,
en brood eerlijk zou delen.
Want hoe kan ik als God bestaan,
waar zoveel onrecht wordt begaan?
M. Houben
Gebed:
God, geef ons een vuur.
Een vuur om ons aan te warmen
in een wereld waar het soms
zo ongelofelijk koud kan zijn.
Laat er mensen zijn
die ons warmte willen geven,
een vuur om ons bij te lichten
op al die plaatsen waar het donker is.
Laat er mensen zijn
die hun licht met ons willen delen,
een vuur om te branden
daar waar het enthousiasme is gedoofd.
God, wij bidden U om mensen
die onvoorwaardelijk blij durven te zijn Amen.
E. Snijders
Ik droom van morgen
Ik droom van morgen,
een morgen dat ik de toekomst onbevreesd tegemoet kan zien
ook al was ik vandaag nog doodsbang,
een morgen dat er vrede zal zijn in heel de wereld
ook al wordt er vandaag nog meedogenloos gevochten,
een morgen dat er overal liefde zal zijn
ook al worden er vandaag nog levens vernietigd door haat en nijd.
Ik droom van morgen,
een morgen, dat alle mensen hun welvaart eerlijk delen
ook al worden er vandaag nog mensen uitgebuit en onderdrukt,
een morgen, dat alle armoede uit de wereld is uitgebannen
ook al sterven er vandaag nog mensen van de honger,
een morgen dat er medicijnen zijn voor alle ziektes
ook al stierf vandaag nog mijn beste vriend aan kanker.
Ik droom van morgen
een morgen waarop ik wakker wordt met de vraag:
wat heb jij gisteren gedaan om de wereld beter te maken,
wat heb jij gisteren gedaan om noden te lenigen,
vrede te brengen, liefde te geven?
Elke morgen wordt gedragen door vandaag en gisteren.
Wij
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel?
Als wij niet meer vertrouwen op houden van, wie dan wel?
Als wij niet meer proberen om van fouten te leren,
als wij het getij niet keren, wie dan wel?
Als wij niet meer zeggen hoe het moet, wie dan wel?
Als wij niet meer weten wat er toe doet, wie dan wel?
Als wij er niet in slagen de ideeën aan te dragen
voor een kans op betere dagen, wie dan wel?
Als wij niet meer geloven dat het kan, wie dan wel?
Als wij niet meer komen met een plan wie dan wel?
Als wij er niet voor zorgen dat de toekomst is geborgen
voor de kinderen van morgen, wie dan wel?
Als wij onszelf niet dwingen een gat in de lucht te zingen
waar zij in kunnen springen, wie dan wel?
Standvastig zijn
Herfst, de natuur sterft.
En wij? En onze samenleving?
Er staat geschreven:
'Voor u die mijn naam vreest,
gaat de zon van de gerechtigheid op
en met haar vleugels brengt zij genezing'.
Al was het maar voor de helft waar,
het was genoeg.
Dat onze aarde niet sterft,
maar voortdurend opnieuw herschapen wordt,
dat zij groeit en bloeit,
in weerwil van het kwaad,
moet dat niet mede
het werk van onze handen zijn?
Er staat geschreven:
'Geen haar van uw hoofd zal verloren gaan,
door standvastig te zijn,
zult ge uw leven winnen'.
Al was het maar voor de helft waar,
het was genoeg.
Kome wat komt.
Van Hem is de toekomst.
In de put
Een klein jongetje van acht jaar was bij het spelen in een diepe koker
terechtgekomen. De koker was nog geen veertig centimeter breed. U
begrijpt het al: overal paniek, verwarring en heen-en-weer-geren van
mensen. Sommigen schreeuwden dat er zo snel mogelijk dit gedaan moest
worden, anderen schreeuwden precies het tegenovergestelde. Iedereen was
doodsbenauwd dat het kind zou stikken. Mannen komen aanlopen met
ladders, schoppen en touwen. Zij buigen zich over de put om te kijken
of het kind nog leeft.
Het kind gilt in doodsangst. Eén man stelt voor om een graafmachine te
gaan halen om een nieuwe koker te graven vlak naast die andere. Dat is
de enige mogelijkheid om het kind nog te redden, zegt hij. En temidden
van al die paniek komen de ouders van het kind aangerend. Als zij bij
de put komen en vader zich over de rand van de put heenbuigt, wordt
iedereen doodstil. Alleen uit de put klinkt een hartverscheurend
geroep. Het kind leeft nog, maar omdat zijn vader over de put
heenhangt, wordt het in de put aartsdonker. Het kind raakt nog meer in
paniek, schreeuwt in doodsangst.
Toen zei vader: 'Je hoeft niet bang te zijn, want als het donker wordt,
dan ben ik het'. Het gegil verstomt en nauwkeurig geeft de vader zijn
zoontje instructies over wat hij wel en wat hij niet moet doen. Hij
laat een touw naar beneden zakken en zegt tegen zijn zoon dat hij dat
onder zijn arm moet binden. Daarna begint hij langzaam en behoedzaam
het kind omhoog te trekken. Zo wordt het kind toch nog gered, want hij
wist: 'Als het donker wordt, is het papa!'.
(Ambro Bakker, Ter overweging, KRO 1981)
Vertrouwen
Een bezoeker van het circus stond na de voorstelling met een
trapezewerker te praten. 'Ik snap niet hoe je dat durft, die
gevaarlijke sprongen maken, zo hoog in de lucht.' 'Dat is niet zo
moeilijk', zei de trapezewerker. 'Echt moeilijk werk doet degene die
mij opvangt. Ik durf risico's te nemen omdat ik volledig op hem
vertrouw. Tijdens de sprong zoek ik niet naar hem. Ik hoef alleen maar
mijn handen open te houden, en de vanger zal mij op het juiste moment
vastgrijpen.' De bezoeker had opeens betraande ogen. 'Ik wil je
bedanken voor deze woorden. Ik ben namelijk heel erg ziek, en gisteren
nog was ik zo bang dat ik straks, na mijn dood, in het niets zou
wegvallen. Dat heel mijn geloof zinloos zou zijn geworden. Maar nu
krijg ik opeens van jouw verhaal weer een sterk ge-voel van vertrouwen.
Ik denk dat ik toch goed opgevangen zal worden.'
De nieuwe schepping
In de moderne tijd herschiepen de geleerden en de politici hemel en
aarde want de aarde was een puinhoop en er lag olie op de wateren, en
de geleerden en politici zeiden: laat ons orde scheppen; en zij
verdeelden de wereld in tweeën: het blanke westen en de donkere rest,
en zij vonden dat het zo goed was, en het werd avond en morgen: de
eerste dag.
En de geleerden en politici zeiden: laat ons de welvaart goed verdelen;
zij dekten de tafel in het westen en gaven de kruimeltjes aan de rest;
en zij vonden dat het zo goed was, en het werd avond en morgen: de
tweede dag.
En de geleerden en politici zeiden: er moet gezaaid worden op aarde; en
zij zaaiden tarwe en andere gewassen in het westen en bommen en
granaten in het oosten; en vonden dat het zo goed was, het werd avond
en morgen: de derde dag.
En de geleerden en politici zeiden: dieren moeten de aarde bevolken, en
zij maakten dieren, ieder naar hun soort: kanonnen, tanks en
pantserwagens, ieder naar hun soort, en onderzeeërs, naar hun soort, en
zij zagen dat ze van pas kwamen; het werd avond en morgen: de vierde
dag.
En de geleerden en politici zeiden: wij kunnen het niet houden zo,
laten wij vogels maken; en zij maakten straaljagers, bommenwerpers en
raketten, ieder naar hun soort; en zij vonden dat het zo goed was, het
werd avond en morgen: de vijfde dag.
En de geleerden en politici zeiden: laat ons nu dé mens maken, de
wetenschappelijk verantwoorde mens en zij kloonden de mens en
programmeerden hem als consument en zeiden hem: wees economisch en
pragmatisch, beheers de wereld en wees de baas over je medemensen. Toen
was het avond geweest en begon het zeer donker te worden.
En op de zevende dag, op de zevende dag, vrienden, wordt gemaakt wat
wij willen maken als we tenminste niet gaan rusten om bewonderend te
kijken naar wat er gemaakt is op de zes voorafgaande dagen. Wat er op
de zevende dag gebeurt, hangt af van onszelf.
terug naar de overweging