Mensen dromen van een goede toekomst, vol welvaart, vol vrede, vol
vreugde.
We kennen allemaal wel die beroemde tekst van Maarten Luther King:
Ik heb een droom dat ooit op een dag de kinderen van de slaven
en de kinderen van de slavenhouders samen zullen zitten
aan de tafel van de broederschap.
Ik heb een droom dat mijn kinderen ooit zullen leven in een wereld
waarin ze niet beoordeeld worden op hun huidskleur maar op hun
karakter.
Maarten Luther King droomde van een eensgezinde wereld,
met vrijheid en gerechtigheid voor iedereen.
Ook de profeet Jesaja had zo'n droom, dat hoorden we in de eerste
lezing.
Op de heilige berg in Jerusalem zou een grote feest gevierd worden
het feest van broederschap, van verbondenheid.
En Jezus, hij had eenzelfde droom: Gods rijk op aarde,
een rijk van vrede en liefde voor iedereen.
Dromers hebben nog wel eens de neiging om met hun hoofd in de wolken te
lopen,
ze staan soms ver van de werkelijkheid.
Jezus had een droom en die verwoordde hij op alle mogelijke manieren
maar hij was ook een realist:
hij besefte heel goed dat zijn droom van een ideale wereld heel
moeilijk te verwerkelijken was.
Ondanks het feit dat bijna iedereen ervan droomt,
blijkt het in de praktijk van het leven zo moeilijk te realiseren.
Jezus vergelijkt het met een nauwe poort.
In het oude Jerusalem had je vele van die nauwe poortjes.
En iemand die flink bepakt en gezakt erdoor heen wilde,
had hele grote kans om klem te komen zitten.
Dat illustreert heel goed het probleem van de ideale samenleving:
het is moeilijk die te bereiken omdat we maar al te vaak
veel te veel bagage met ons meesjouwen,
veel te veel waar we aan vast zitten en dat we niet los kunnen laten.
Ja en dan kom je vroeg of laat klem te zitten.
In de heilig grafkerk in het huidige Jerusalem schijnt een hele lage
deur te zitten.
En ik heb eens gelezen dat die zo laag was om te verhinderen
dat de Kruisridders met paard en al de kerk zouden binnenrijden.
De kruisridders voelden zich hoog verheven boven het gewone volk,
maar in het huis van God zijn alle mensen gelijk.
Ook dat vergeten we nogal eens.
Vele getrouwe katholieken en fijne protestanten zitten wel eens hoog te
paard
en kijken neer op de vele mindere goden in de samenleving,
vaak willen ze niet met hen door dezelfde deur,
en zeker niet samen aan dezelfde tafel zitten.
Maar, zegt Jezus, als je zo denkt, kom je er niet binnen in zijn rijk.
Als je zo denk, dan ken ik je niet.
Er is een verhaaltje dat dit illustreert.
Een man kwam na zijn leven bij de hemelpoort.
Hij had verwacht dat die wagenwijd open zou staan,
want elke zondag was hij naar de kerk geweest,
hij was toch altijd aktief geweest in de kerk,
hij had er zelfs een pauselijke onderscheiding voor gekregen.
Dus verwachtte hij een open deur, en dus was hij ontgoocheld
toen hij de hemelpoort gesloten zag.
Hij klopte aan de deur en hij hoorde een stem die vroeg:
Wie is daar? Hij antwoordde: Hier is uw dienaar Cornelis Matthias
Johannes Petrus Maria Janssen,
zo ben ik aan het begin van mijn leven in uw naam gedoopt.
Maar van binnenuit kwam een stem die zei: Ik ken je niet.
Vertwijfeld riep de man: Maar, Heer, ik heb toch altijd goed geleefd,
ik heb al mijn verplichtingen trouw vervuld, waarom mag ik nu niet
binnen.
Van binnen uit kwam de stem: je hebt wel veel goeds gedaan,
maar je hebt dat meer gedaan voor je zelf, je voelde je er goed bij.
Je vond je zoveel beter dan de anderen, je keek op velen neer.
Je wilt nu deel hebben aan mijn feest, maar ik was niet welkom in jouw
huis, aan jouw tafel.
En wanhopig riep de man: Maar, Heer, wanneer was u niet welkom,
ik zou maar wat blij geweest zijn als u bij mij aangeklopt had.
En de stem van binnenuit zei:
Ik heb meermalen bij je aangeklopt, maar tevergeefs.
Ik was die asielzoeker die je afwees,
ik was die zwerver die je de huid volschold, ik was het zwarte schaap
in de familie die nooit op jullie feestjes werd uitgenodigd,
ik was die buurman met wie je niets te maken wilde hebben.
Je droeg wel mijn naam, maar je hebt niet gedaan waartoe die naam je
verplichtte. Je dacht wel eerste te zijn, in feite ben je laatste.
Dit wilde ik u vandaag ter overweging aanbieden,
niet om schuldgevoelens op te wekken maar wel met de vraag:
zit ik als christen, als katholiek, helemaal op het goede spoor?
Kan Jezus ons herkennen als zijn volgeling?
Het is geen opwekkende evangelietekst die u net gehoord hebt.
In de tijd dat er nog missies gepreekt werden, en die gingen vaak van
dik hout zaagt men planken,
zei een predikant eens in zijn preek:
De deur naar de hemel is heel nauw en bovendien zitten er drie sloten
op.
Je hebt drie sleutels nodig om de deur te openen
en dan moet je je nog in allerlei bochten kronkelen om binnen te komen.
De eerste sleutel kreeg je, volgens de predikant, als je gedoopt werd,
de tweede sleutels kreeg door veel aflaten te verdienen
en de derde sleutel kreeg door het heilig Oliesel, de laatste
sacramenten.
En dan moest je in je leven tussen alle gevaarlijke zonden
heen kronkelen, want anders kwam je nog niet binnen.
Dit beeld zal in deze tijd niemand meer aanspreken.
Het gaat ook niet om de hemelpoort,
om de hemel die we na dit aardse leven hopen te bereiken.
Het gaat in Jezus' prediking om het rijk Gods,
en dat is een werkelijkheid hier en nu, een stukje hemel op aarde,
een wereld waarin ieder mens levensgeluk kan vinden.
Maar ook hier geldt: dat rijk Gods binnengaan, echt gelukkig worden in
het leven, is beslist niet gemakkelijk.
Ook hier is in Jezus' prediking sprake van een nauwe deur, en ook hier
kun je het beeld gebruiken dat er drie sloten op die nauwe deur zitten
en dat je dus ook drie sleutels nodig hebt om binnen te komen.
Maar het zijn wel andere sleutels dan bij de vroegere missiepredikers.
De eerste sleutel vind je als je echt nadenkt over de zin van leven en
samenleven.
Wie oppervlakkig door het leven gaat, wie met alle winden meewaait,
wie altijd de brede weg van het grootste gemak wil gaan,
die zal die sleutel nooit vinden, en dus buiten blijven staan.
De tweede sleutel vind je alleen als je leert rekening houden met je
medemensen,
als je je ook verantwoordelijk voelt voor hun welzijn, voor hun
levensgeluk,
als je je waar nodig ook dienstbaar maakt aan anderen.
Wie alleen aan zijn eigen belangen denkt, aan eigen voordelen,
zal de sleutel niet vinden, zal ook zelf niet echt gelukkig worden in
zijn leven
en kan dus niet binnen komen in het rijk Gods.
De derde sleutel vind je alleen als je bescheiden bent,
als je je niet verheven voelt boven anderen en op niemand neerziet.
Wie vanuit een soort machtspositie anderen veracht of buitensluit,
wie anderen onderdrukt of misbruikt voor eigen gewin, zal de sleutel
ook nooit vinden.
Die drie sleutels zijn in de praktijk van het leven vaak moeilijker te
vinden dan we denken.
Dat probeerde Jezus zijn joodse toehoorders duidelijk te maken.
Hij was op weg naar Jeruzalem, het centrum van de joodse godsdienst.
De leiders dachten alle sleutels voor het rijk Gods in hun bezit te
hebben.
Ze hadden toch de tempel, ze hadden de wet van Mozes en ze brachten
offers in die tempel, en dus zaten ze goed.
Ze konden a.h.w. zo binnen lopen in Gods huis en daar redding vinden,
dachten ze.
Maar Jezus probeert ze duidelijk te maken dat zij zichzelf voor de gek
houden.
"Velen zullen proberen binnen te komen en er niet in slagen"
"Velen zullen buiten staan en roepen: Heer doe open,
maar het antwoord zal zijn: ik weet niet waar je vandaan komt.'
"Ze zullen Abraham, Isaak en Jacob binnen zien, maar zelf buiten
geworpen zijn."
Jezus klaagt de zelfgenoegzaamheid van de joodse elite aan.
Meermalen verwijt hij hen dat ze verstard zijn in hun denken over God
en God dienen, over de zin van het leven en samenleven,
dat ze niet echt bekommerd zijn om het welzijn van anderen,
dat ze zichzelf zien als de enige echte rechtvaardigen
en daarom neerkijken op alle andere mensen.
Om het beeld van de sleutels nog maar eens te gebruiken:
de sleutels die zij menen te hebben passen niet
en ze zoeken niet naar de echte sleutels voor de deur naar het rijk.
Maar, de vraag voor ons is, hebben wij die sleutels wel?
Vallen wij soms niet in dezelfde valkuilen als de joden in Jezus' tijd?
Denken wij genoeg na over wat zinvol en goed leven en samenleven van
ons vraagt?
Gaat het welzijn van medemensen ons echt ter harte
of lopen we toch te vaak er in een boog omheen?
Voelen we ons dikwijls ook niet stukken beter dan zoveel anderen en
zien we, bewust of onbewust, toch op hen neer?
Laten we echter niet vergeten wat Jezus ons wil leren:
dat in het rijk Gods de verhoudingen even anders liggen dan wij vaak
denken:
dat in Gods ogen veel laatsten eersten zijn en veel eersten laatsten.
Bij het lezen van deze evangelietekst moest ik denken aan een film
die ik ooit gezien heb.
Het ging over een jongen van een jaar of zestien die verslaafd was aan
drugs.
Verschillende mensen probeerden hem te helpen bij het afkicken
maar iedere keer viel hij weer terug in zijn verslaving.
Hij zwierf meestal rond op straat, nu en dan kwam hij nog thuis
waar hij, als hij de kans kreeg, het geld van zijn moeder stal
om zijn dagelijkse porties drug te kunnen betalen.
De moeder had het dringende advies gekregen hem niet meer binnen te
laten,
voor haar maar vooral ook zijn bestwil.
Toen liet de film een heel aandoenlijke scène zien
waarin de jongen voor de deur stond, smekend om binnen gelaten te
worden,
het ene moment kwaad allerlei verwensingen schreeuwend, het andere
moment huilend als een klein kind.
En achter de deur stond zijn moeder, zo liet de film zien,
ook helemaal in tranen. Toch deed ze de deur niet open
hoezeer het huilen van haar kind ook door merg en been ging.
Zo'n situatie is natuurlijk ongeveer het ergste dat ouders kan
overkomen.
De deur dicht moeten houden voor je kind, zoiets is afschuwelijk.
Normaal is dat de deur altijd wagenwijd openstaat, de kinderen zijn
altijd welkom bij de ouders en andersom.
En zeker als je vaders en moeders met hun kleine kinderen ziet,
hoe ze hun kinderen koesteren en met liefde omringen,
kun je je niet voorstellen dat er wel eens deuren gesloten blijven.
Waar de deur gesloten blijft, voor welke reden dan ook,
daar is altijd een heel verdrietige situatie, voor alle partijen.
En toch worden tussen mensen deuren wel eens dicht gesmeten,
en wordt er gezegd: hij of zij komt er niet meer in,
of andersom: ze zullen mij daar nooit meer zien.
Voor een goede band in een gezin of familie,
maar evenzeer voor een goede gemeenschapsgeest in een dorp of stad,
is het ook nodig dat deuren open gehouden worden,
open om naar elkaar toe te gaan, open om naar elkaar te luisteren.
Het lijkt zo vanzelfsprekend, en toch blijkt het niet altijd haalbaar.
In het evangelie gebruikt Jezus het beeld van een nauwe deur
die leidt naar het koninkrijk van God, dat rijk van vrede en geluk
waar hij het in zijn prediking steeds over heeft.
Hij wil tegen zijn toehoorders van toen en tegen ons zeggen:
mensen, jullie willen allemaal gelukkig worden,
maar denk erom de weg naar echt levensgeluk is smal en de deur nauw.
Want dat levensgeluk moet je samen met elkaar werkelijkheid maken,
en dat redt je alleen als je open staat voor elkaar.
Velen, zegt Jezus, zullen het niet redden om binnen te komen,
want je moet je klein kunnen maken om binnen te komen,
je moet je niet verbeelden dat je meer bent dan anderen,
want in het koninkrijk van God zijn laatsten eersten en eersten
laatsten, zei hij.
Als er tussen mensen deuren dicht gesmeten worden
dan zie je als reden vaak gekrenkte trots, koppigheid
Als deuren op slot gehouden worden, letterlijk en figuurlijk,
dan is dat dikwijls omdat men bang is voor anderen, bang voor het
onbekende,
bang om zelf met iets minder ruimte te moeten doen,
als je anderen binnenlaat in je leven.
Laten we wel bedenken: waar je deuren sluit voor anderen,
sluit je op de eerste plaats de deur voor jezelf,
sluit je jezelf buiten van het koninkrijk van God.
Maar als we deuren openhouden voor elkaar,
dan kunnen we geluk vinden in een goede gemeenschapsgeest,
dan kunnen onze kinderen, oude ouders, onze vrienden en kennissen
volop delen in dat geluk.
Een jongentje had zijn hand in een kostbare vaas gestoken en hij
kreeg hem er met geen mogelijkheid meer uit. Tranen met tuiten. En hoe
er ook aan zijn arm getrokken en gesjord werd, zijn hand bleef vast
zitten in de nauwe hals van de vaas. Tenslotte moest die kostbare vaas
er maar aan geloven: men sloeg hem stuk. En toen ontdekte men ook
waarom dat jongentje zijn hand niet meer uit die vaas kon krijgen:
onder in de vaas had een euro gelegen en die hield hij stijf in zijn
vuistje vast maar dat vuistje kon niet meer door de opening. Zonde van
de vaas.
Het evangelie van vandaag vertelt ons iets soortgelijks: de deur is
nauw en velen lukt het niet door de deur naar binnen te gaan. De deur
is nauw maar niet te nauw: je kunt er doorheen, wel op voorwaarde dat
je niet teveel mee wil nemen, want dan lukt het niet. En het probleem
is dat we vaak zoveel bagage met ons mee sjouwen,
en heel vaak ook nog veel overbodige bagage, en als we die niet willen
loslaten, dan kunnen we niet door de deur.
Een ander probleem is dat we vaak met meerderen tegelijk door de deur
willen, en dan wordt het duwen en dringen. En dan staan we elkaar in de
weg
We kunnen alleen door die nauwe deur, als we elkaar de ruimte geven,
elkaar voor laten gaan. Het opvallende is dat degene die anderen
voorrang geeft, zelf heel gemakkelijk door die deur kan. De laatsten
zullen de eersten zijn, hoorden we zojuist.
Die nauwe deur. Maar over wat voor soort deur hebben we het dan
eigenlijk? En waar geeft die toegang toe? Jezus werd gevraagd: Heer,
zijn het er weinigen die gered worden? En hij antwoordt: Span u tot het
uiterste in om door de nauwe deur naar binnen te gaan, om, zoals verder
op staat: aan te zitten aan het koninkrijk Gods.
De deur naar het koninkrijk Gods, en het is moeilijk om daardoor naar
binnen te gaan. Vaak wordt hierbij gedacht aan de hemel poort, en
vroeger werd ons vaak voorgehouden dat het heel moeilijk was om in die
hemel binnen te komen. Vroeger gebeurde het ook dat pasgeboren kinderen
zo gauw mogelijk gedoopt moesten worden, liefst nog dezelfde dag.
Want als een ongedoopt kindje onverhoopt zou sterven, kwam het niet in
de hemel. Gelukkig wordt er zo niet meer gedacht.
Dat koninkrijk Gods is ook niet iets van na de dood alleen: die hemel
is niet moeilijk binnen te gaan, maar het gaat hier om een stukje hemel
op aarde. Gods koninkrijk waar vrede en liefde alles overheerst, waar
het ware geluk gevonden kan worden, is hier en nu al werkelijkheid, en
die moeten we hier en nu binnen gaan. Dat is echter niet zo eenvoudig,
de deur is nauw en je kunt alleen naar binnen als je veel wereldse
dingen kunt los laten.
Vaders en moeders zijn altijd dolgelukkig met hun pasgeboren kindje,
maar ze moeten wel wat loslaten om van hun kindje te kunnen genieten.
Zeker als het de eerste is, dan verandert er heel veel.
En ouders hebben de taak om hun opgroeiende kinderen te leren
hoe ze geluk kunnen vinden in hun leven,
hoe bij wijze van spreken: een kostbare vaas altijd belangrijker is
dan een euro of hoeveel dan ook in de hand.
Je kunt hetzelfde ook zo zeggen: een beetje geluk is meer waard dan een
berg speelgoed.
Ook volwassenen hebben het soms nog moeilijk om dan de goede keuze te
maken.
Er zijn volop mogelijkheden om geluk te vinden in het leven, maar er
zijn in het leven ook veel dingen dat geluk in de weg staan, soms
dingen waar we niets aan doen kunnen, zoals bijvoorbeeld ziekte die
onszelf treft of mensen die ons dierbaar zijn. Maar even vaak staan wij
zelf ons geluk in de weg,
onbewust en onbedoeld maar wel reëel, omdat we te krampachtig
vasthouden aan welvaart en luxe, maar ook vasthouden aan eigen gelijk,
eigen trots, eigen gemak, en dan wordt de deur naar het geluk steeds
nauwer.
Maar mensen die de juiste keuzes kunnen en durven maken
die de betrekkelijkheid van veel dingen zien, die kunnen loslaten,
die komen heel gemakkelijk door die nauwe deur.
Ik heb de afgelopen week wat rond gefietst op de mooie Veluwe
en kunnen genieten van de hei die volop in bloei staat,
Je komt natuurlijk ook stukken met minder mooie natuur tegen,
als je bijvoorbeeld langs een drukke en lawaaierige weg moet fietsen
En je kunt de situatie hebben dat de regen met bakken naar beneden komt.
Nu is heel ons leven eigenlijk een grote fietstocht.
Elke dag weer zijn we op tocht tussen gisteren en morgen,
een grote reis naar een stukje hemel op aarde, een reis vol
verrassingen,
soms heb je een prachtig uitzicht waar je echt van genieten kunt,
soms heb je minder mooie stukken, soms is het zelfs afzien.
Soms heb je een mooi breed fietspad, soms is het maar een smal paadje.
Soms is het stralend mooi weer en soms regent en stormt het.
Velen willen tegenwoordig hun levensreis op de gemakkelijkste manier
afleggen,
bij wijze van spreken in een luxe touringcar, met gemakkelijke stoelen,
met airconditioning, een ingebouwde bar met allerlei drankjes
en met een chauffeur die je naar alle mooie plekjes weet te brengen.
Maar zo gemakkelijk gaat onze levensreis echter niet.
Het lijkt meer op een fietstocht door een heuvelachtig landschap,
Geen gemakkelijke stoelen maar een hard zadel dat op de lange duur best
zeer kan gaan doen, geen airconditioning, maar allerlei soorten weer
die geen profeet ons voorspellen kan.
Met zijn allen fietsen we door het leven, elke dag weer, soms gaat het
gemakkelijk, een fijn zonnetje, wind achter, heuvel afwaarts, soms is
het zwaar trappen, dan lijk je alles tegen te hebben. Soms is het leuk
en gezellig, soms taai en saai, soms is het afzien geblazen. Onze tocht
gaat door bekend en onbekend terrein, en de wegbewijzering is lang niet
altijd zo duidelijk als we zouden willen.
Tegenwoordig heb je in ons land overal de knooppuntroutes,
dat is heel plezierig fietsen, want je weet welke richting je wilt gaan.
Probleem is soms dat de bordjes weg zijn en dan kan het even puzzelen
zijn.
Op onze levensreis kennen we ook knooppunten, Jezus heeft ons allerlei
knooppunten aangereikt,
belangrijke richtingspunten voor een goede levensreis.
Hij wijst niet altijd de gemakkelijkste weg maar wel de meest
waardevolle.
Maar ook hier zijn de bordjes wel eens moeilijk te vinden
of wat dikwijls voorkomt: we kijken vaak net de andere kant op en zien
de tekens niet.
Ook dan kan het puzzelen worden van hoe verder.
En er komt nog bij dat je allerlei pech kunt krijgen onderweg, een
lekke band komt nogal eens voor, vooral als door ouderdom het materiaal
begint te verslijten. Maar zolang er leven in je is, moet je vooruit.
Van de fiets stappen kan eigenlijk niet, dan leef je niet echt meer. Nu
en dan even een rustpauze nemen,dat is heel belangrijk om steeds weer
verder te kunnen op je levensreis.
Tegenwoordig hebben heel veel mensen een elektrische fiets,
dan kun je fietsen met ondersteuning en dat maakt het een stuk lichter.
Maar je moet niet vergeten om de accu's steeds weer op te laden,
want anders wordt het heel zwaar trappen.
Zo is het ook met onze levensreis. Het is heel belangrijk dat we steeds
weer rustpunten in bouwen om onze accu's op te laden.
In onze jachtige en gehaaste wereld wordt dat nogal eens vergeten,
en je ziet dan ook dat mensen vastlopen en niet meer verder kunnen.
Een viering als deze is een heel belangrijk punt om onze accu's op te
laden.
Mensen hebben tegenwoordig vaak veel haast maar het gaat niet op onze
levensreis niet om de snelheid.
Het is geen wedstrijd, geen tour de France, het gaat er niet om wie de
eerste is, als we maar in beweging blijven
en dat op de weg die Jezus ons gewezen heeft.
Mensen hebben de neiging om op zoek te gaan naar mogelijkheden om hun
levensreis wat gemakkelijker te maken. Sommigen kiezen alleen maar voor
wegen die bergaf gaan, of alleen met de wind mee, wegen van de minste
weerstand. Maar ons levensgeluk ligt juist heel vaak boven op de berg.
De richting die we moeten gaan om de echte waarden van ons leven te
realiseren, is vaak tegengesteld aan de windrichting, van wat men
gewoon vindt. Dan moet je de moed hebben om tegen de stroom ingaan.
En laten we vooral niet vergeten: we trekken samen op in het leven, dan
heb je steun aan elkaar, je trekt je a.h.w. op aan elkaar en zo nodig
kun je elkaar eens een duwtje geven. Het is ook niet belangrijk of je
ergens voorop rijdt of achteraan
als je maar in beweging blijft en dat vraagt vaak dat je anderen voor
laat gaan.
En wie denkt voorop te zitten, zit in Gods ogen misschien wel ergens
achteraan,
en wie het gevoel heeft dat hij ergens achter in het peloton zit
die is in de ogen van God toch vaak een eerste, een winnaar.