Gebeden op de dertiende zondag door het jaar

Inleiding:

Het WK voetbal is in volle gang. Overal zie je tekenen van de oranjegekte. En 16 miljoen coaches weten precies wat de beste opstelling is wat de beste speelwijze is. Er is er echter maar één die de beslissingen neemt, en als oranje wint, heeft hij het goed gedaan, als het team verliest heeft hij verkeerde keuzes gemaakt. Ook als het niet over voetbal gaat, staan de beste stuurlui meestal aan wal. Het leven zit vol keuzes maken, bij anderen zien we meestal precies wat de beste keuze is, als het gaat om eigen leven dan ligt dat meestal veel moeilijker. En achteraf moeten we soms zeggen: had ik maar anders gekozen. Maar achteraf kan iedereen goed praten. We staan allemaal voor de opdracht om verstandig te handelen, om na te denken over de keuzes die we maken, en het evangelie van vandaag zegt ons: doe niet te gauw water bij de wijn, maar wees trouw aan je zelf, trouw aan je idealen, trouw aan je verbondenheid met anderen. Daar willen we in deze viering even over nadenken.

Openingsgebed:

We zijn te gast in uw schepping, God, wij mogen genieten van al het mooie dat daarin te vinden is. We zijn ook gastheer en gastvrouw in uw schepping, geroepen om anderen welkom te heten in ons leven, om in openheid deze aarde leefbaar te maken voor iedereen. Schep in ons hart een geest van gastvrijheid die niemand buitensluit, naar het voorbeeld van Jezus, uw zoon en onze Heer. Amen

Gebed over de gaven:

Wij danken U, God van mensen, dat we hier gasten aan uw tafel mogen zijn, dat wij mogen aanzitten aan deze maaltijd van liefde en trouw, ons toevertrouwd door Jezus, bij wie iedereen welkom was. Mogen wij in zijn geest gastvrij zijn voor allen met wie wij het leven delen, dat in een sfeer van saamhorigheid en verbondenheid uw rijk op aarde zichtbaar wordt, vandaag en alle dagen. Amen

Slotgebed:

Wij danken U, God van mensen, dat wij hier welkom zijn in uw rijk op aarde, dat rijk waar Jezus van droomde, dat hij zo goed als hij kon als werkelijkheid maakte. Mogen wij in zijn geest blijven bouwen aan dat rijk, en dat voorzover we kunnen werkelijkheid maken in ons midden; dat wij bijdragen aan een goede verstandhouding tussen de alle mensen, aan een goede sfeer van gastvrijheid, verdraagzaamheid en saamhorigheid. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Voorbede:
    Wij bidden vandaag om verdraagzaamheid tussen alle gelovige mensen,
    van welke godsdienstige traditie zij ook zijn,
    om respect voor ieders religieuze overtuigingen en gewoonten,
    om bereidheid zich te verdiepen in wat hen inspireert en richting geeft,
    om een geest van openheid en gastvrijheid naar elkaar toe.

    Wij bidden om een gastvrije kerk van Jezus Christus,
    om eenheid van geest bij alle verscheidenheid,
    om meer aandacht voor het grote gebod van de liefde
    en minder nadruk op bestaande formules en regelgeving,
    om ruimte waarin ieder ook als gelovige zichzelf kan zijn.

    Wij bidden om openheid tussen alle volken,
    om verbroedering tussen Joden en Palestijnen,
    om verzoening tussen alle strijdende partijen in Soedan en Congo,
    om vrede in Irak en op al die andere plaatsen
    waar burgers tegenover elkaar staan
    vanwege vooroordelen en onverdraagzaamheid.

    Wij bidden om openheid in onze eigen samenleving,
    om ruimte voor zwervers en daklozen,
    om gastvrijheid jegens asielzoekers,
    om medelijden met hen die verloren gelopen zijn,
    om vergevingsgezindheid jegens hen die verkeerd handelden.

    God, Vader van alle mensen, niemand uitgezonderd,
    keer ons steeds weer toe naar elkaar in openheid, respect en begrip,
    dan zullen we gelijken op Jezus, uw gezondene,
    vandaag en alle dagen. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de dertiende zondag door het jaar
Mijn gast
    Ach, doe geen moeite voor mij
    al die poespas,
    het is aan mij niet besteed;
    ik ben er nauwelijks, weet je,
    want mijn gedachten zijn bij alles
    waar ik druk mee ben
    waar ik liever zou zijn
    wat ik beter had kunnen doen
    je ziet het mensen vaak zeggen...
    Ik wil wél poespas aan je besteden
    het zo voor je maken
    dat je je thuis voelt
    ik wil dat je er wel helemaal bent
    samen met je vieren wat vriendschap is
    wil je mijn gast zijn, met hart en ziel?
Gebed
    Wat een wonder, God,
    wanneer we welkom mogen zijn
    op deze, jouw aarde
    in ons gezin
    in ons huis
    in onze woonplaats;
    er zijn ook momenten
    waarop we ons gast voelen
    voor ons welkom afhankelijk
    van anderen onzekere momenten
    sta ons bij, dan,
    en help ons
    vanuit ons veilige huis
    de vanzelfsprekendheid
    van ons welkom uit te dragen
    naar jou, God
    en naar allen die je gezicht dragen.
Te gast
    We zijn te gast in jouw creatie, God,
    we vinden haar wel mooi
    die wereld met die meren
    en die stranden bossen en bergen,
    en de velden en steden
    die we er zelf gemaakt hebben;
    een wereld waar we terecht kunnen
    om te wonen en te leven
    te zaaien en te oogsten
    te werken en te ontspannen
    ons zomaar ter beschikking gesteld
    geen recht, eigenlijk, geen geboorterecht
    om zomaar in deze wereld te mogen doen wat we willen
    ermee te doen wat we willen
    we doen wel alsof
    we zijn wat arrogant
    soms denken we eigenlijk
    dat de wereld gewoon van onszelf is
    niks gast zijn
    lekker luieren
    gebruiken tot het op is
    uitwonen
    en toch planten we ook nieuwe bossen
    en redden we samen soms een walvis.
    God, laat ons eens zien
    waar de bezem staat
    zodat we de wereld
    het huis waar we te gast zijn
    zo schoon achter kunnen laten
    als toen we erin kwamen...
Jezus als gast
    Jezus komt als gast bij ons aan
    we hebben de deur niet open staan
    we herkennen hem niet
    we moeten hem niet
    en we sturen hem weg in het donker.

    Maar Jezus verzengt ons niet met vuur
    hij komt opnieuw ter elfder uur
    en klopt, klopt, klopt.

    Hij komt als een bedelaar, voddig en mank,
    we geven een muntje, verwachten nog dank.
    We herkennen...

    Hij komt als een dame met parfum en een hoed
    we lachen haar uit en doen na hoe ze doet.
    We herkennen...

    Hij komt als vreemdeling en ruikt naar raar eten
    wij eten macaroni, moeten dáár niets van weten.
    We herkennen...

    Hij komt als een kind dat ons zeurt aan het hoofd
    we worden boos en denken: ik heb jou niks beloofd.
    We herkennen...

      K. Gerritsen

Gebed
    Je gloeiend vuur dale op me neer
    ik heb je weer geweerd, mijn Heer,
    je was ook zo moeilijk te herkennen
    zo onsmakelijk, zo kattig, zo nijdig,
    je leek zo vrijblijvend verlegen,
    je leek je eigen draai al te hebben gevonden
    het leek niet nodig
    om je aandacht te geven je redde je wel...
    Maar nee, geen vuur
    je trekt al verder in de nacht
    ik kijk je na en voel me armer.

    Maar volgende keer zal ik je herkennen
    waar ik me af wil wenden draai ik terug
    en zoek ik in het gezicht van de vreemdeling
    mijn naaste, jouw trekken
    als ik hem welkom heet
    hoe kan ik daar zuiver in zijn, God
    zuiver welkom heten
    zonder me beter te voelen
    want wie voelt zich dan welkom
    hoe kan ik mijn gevoel van afkeer
    ervoor overwinnen? Help me, God,
    om eerlijk te zijn, zo open als ik kan
    hulpeloos, zo nodig, maar toch zoekend
    naar een mogelijkheid om je binnen te laten.
Tam maken
    De vos zei tegen de kleine prins:
    'Mijn leven is eentonig. Ik jaag op kippen en mensen jagen op mij. Alle kippen lijken op elkaar en alle mensen lijken op elkaar. Dus verveel ik me wel een beetje. Maar als jij me tam maakt, dan wordt mijn leven vol zon. Dan ken ik voetstappen, die van alle andere verschillen. Voor andere voetstappen kruip ik weg onder de grond, maar jouw stap zal me juist uit mijn hol roepen, als muziek. En kijk eens! Zie je daar de korenvelden? Nu eet ik geen brood, ik heb niets aan koren en korenvelden zeggen me niets -dat is heel verdrietig. Maar jij hebt goudkleurig haar. Dan zal het heerlijk zijn als je me tam gemaakt hebt! Door het goudkleurige koren zal ik aan jou moeten denken. En ik zal het geluid van de wind in het koren mooi vinden...'
    De vos werd stil en keek het prinsje lang aan:
    'Als je blieft... wil je me tam maken?' zei hij.
    'Ja dat wil ik wel', antwoordde de kleine prins, 'maar veel tijd heb ik niet. Ik moet vrienden en allerlei dingen leren kennen.'
    'Alleen de dingen die je tam maakt, leer je kennen', zei de vos. 'De mensen hebben geen tijd meer iets te leren kennen. Ze kopen dingen klaar in winkels. Maar omdat er geen winkels zijn die vrienden verkopen, hebben de mensen geen vrienden meer. Als je een vriend wilt, maak mij dan tam"

      (de Saint-Exupéry, De kleine prins,

Wat staat ons geluk in de weg
    Er was eens een man die een wandeling door de bergen wilde maken. Om te kunnen genieten van zijn wandeling had hij alle voorzorgen genomen.
    In zijn rugzak had hij een compleet overlevingspakket gepakt. Zo zou hij kunnen wandelen zonder zorgen, dacht hij.
    Maar de inhoud van de rugzak was loodzwaar. Pas toen hij er van alles uitdeed, begon het genieten.
    Toen hij ten slotte de lege rugzak af kon doen, was hij zelfs gelukkig. Toen pas werd de wandeling een genot.
Bedelen
    Ik was gaan bedelen van deur tot deur op de dorpsweg, toen Uw gouden wagen als een prachtige droom in de verte verscheen, en ik verwonderd dacht wie wel die Koning der Koningen zou zijn.
    Hoog steeg mijn verwachting, ik dacht dat mijn kwade dagen nu ten einde waren, en ik zag uit naar giften die ongevraagd zouden gegeven worden en naar rijkdommen overal rondgestrooid in het stof.
    De wagen hield stil bij mij, Uw blik trof mij en gij daalde af met een glimlach. Nu was het geluk van mijn leven eindelijk gekomen. Toen hield Gij eenmaal Uw rechterhand op en zei: 'Wat hebt jij mij te geven?'
    Ach, dat was een koninklijke grap, Uwe handpalm bedelend open te houden voor een bedelaar. Verlegen en besluiteloos stond ik en nam toen langzaam uit mijn bedelzak een klein, klein korreltje graan en gaf het U.
    Maar hoe groot was mijn verrassing toen ik, aan het einde van de dag, mijn zak leegschudde op de vloer, en een klein, klein korreltje goud vond in de armzalige hoop. Ik weende bitter en wenste dat ik het hart gehad had U alles te geven.
De droom van de schat
    Na jaren van armoede had Eizik ben Jekel uit Krakau in een droom de opdracht gekregen naar Praag te reizen om daar, onder de brug bij het paleis van de koning, een schat te zoeken.
    Aangekomen bij de brug zag hij dat die dag en nacht door soldaten bewaakt werd. Hij durfde dus niet te gaan graven. Maar wel ging hij elke dag naar de brug en bleef hij tot het vallen van de avond in de buurt.
    Het hoofd van de wacht die hem daar almaar zag, informeerde wat hij zocht. Eizik vertelde hem de droom.
    Het hoofd van de wacht barstte in lachen uit: 'Je bent dus dat hele eind komen lopen vanwege een droom? Tja, dat is het lot van iemand die in dromen gelooft. Als ik in dromen had geloofd, had ook ik een verre reis moeten maken. Want mij is eens in een droom opgedragen naar Krakau te gaan, naar het huis van een of andere Jood -Eizik heette hij -om daar onder de kachel naar een schat te graven. Eizik ben Jekel! Ik zag mezelf al in een stad waar de ene helft van de Joden Eizik heet, en de andere helft Jekel! Ik zou alle huizen van de stad omver hebben moeten halen!' En opnieuw moest hij lachen.
    Eizik nam met een buiging afscheid en ging weer naar huis. Daar groef hij de schat op die onder de kachel lag begraven.
terug naar de overweging