Lezingen: 2 Samuel 12, 1-7. 9-11,13; Lucas. 7, 36-50.

Elfde zondag door het jaar 2004

Het evangelie van vandaag roept het beeld op van een rechtszaal, met de gebruikelijke figuren als een rechter, een beklaagde, een aanklager en een verdediger. De Farizeeër is op de stoel van de rechter gaan zitten, en de zondares hoort, volgens hem, in het beklaagdenbankje thuis, hij heeft haar al veroordeeld. Maar zoals zo vaak gebeurt draait Jezus de rollen weer eens om, hij is tegelijk aanklager en verdediger, en uiteindelijk ook de rechter. En wat doet hij? Hij verwijst de Farizeeër naar het beklaagdenbankje en de zondige vrouw spreekt hij vrij. Zeker niet omdat hij haar gedrag goed keurt, maar omdat hij haar berouw ziet.
Als een slimme advocaat vangt Jezus de Farizeeër in zijn eigen woorden: hij is op de verkeerde stoel gaan zitten, ook hij hoort bij de schuldigen in het beklaagdenbankje thuis. Trouwens geen enkele mens heeft het recht om op de rechterstoel te gaan zitten en medemensen te veroordelen: dat recht is voorbehouden aan God.
Jezus klaagt de verwaandheid en eigendunk van de Farizeeër aan en zijn discriminerend gedrag, niet alleen jegens die zondige vrouw maar ook jegens Jezus zelf: hij heeft hem niet met de vereiste vormen van gastvrijheid ontvangen. Trouwens, geen enkele mens mag zich verheven voelen boven anderen, ook als die anderen verkeerd gehandeld hebben. Het is geen kwestie van geen of veel schuld, maar veeleer van een kleinere of grotere schuld. En niemand is volmaakt, wordt vaak gezegd, soms te gemakkelijk als een excuus voor eigen tekortkomingen. Maar het is wel de werkelijkheid en die werkelijkheid zou ons wat meer nederig en bescheiden moeten maken. Tegenover God horen we eigenlijk allemaal in het beklaagdenbankje thuis.
Nu is de mens een verschrikkelijk ingewikkeld wezen en een mensenleven kan volgens hele wispelturige patronen verlopen, en waarom de ene mens meer schulden maakt dan een ander, waarom de een tot meer kwaad komt dan een ander, dat wordt vaak bepaald door toevallige omstandigheden, waar de mens zelf geen vat heeft.
Echte schuld en onmacht zijn meestal heel nauw met elkaar verheven. Maar God is altijd bereid ons onze schulden kwijt te schelden, omdat hij weet dat we vaak onmachtig zijn. En God kijkt daarbij niet naar een meer of minder schuldig zijn, maar wel naar het berouw, de spijt, het verdriet om de gemiste kansen of gedane kwaad.
Hij kijkt of we wel nederig genoeg zijn en onze plaats weten, of we toch niet op de rechterstoel gaan zitten ten aanzien van anderen. En dat is precies wat de meesten van ons toch vaak doen: rechtertje spelen over anderen, anderen vanwege hun gedrag in het beklaagdenbankje zetten.
Natuurlijk: daden kun je - moet je afkeuren, maar mensen veroordelen, dat is iets heel anders. Natuurlijk: de ene mens is beter dan een andere, op het oog althans. En als je bij de beteren hoort, dan is dat iets om dankbaar voor te zijn, maar het geeft je beslist niet het recht om op anderen neer te zien, ze te discrimineren.
Als Jezus' volgelingen moeten we ons, vanuit een nederige levenshouding, welwillend opstellen jegens degenen die het niet goed doen, hen niet afstoten of uitstoten, maar zoeken naar hun goede kanten, zoeken naar mogelijkheden om hen tot inkeer, ommekeer te brengen. Dat is de theorie. Moge God ons de kracht geven die ook in praktijk te brengen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Elfde zondag door het jaar 2007

Een vrouw die in de stad bekend stond als zondares, zij is de hoofdpersoon in het evangelie van vandaag, en rondom haar staat een hele kring van mensen.
Aan de ene kant staat de Farizeeër en met hem zijn geestverwanten. Voor hem is deze vrouw een slet, een minderwaardig wezen, iemand waar je als fatsoenlijk mens geen omgang mee wil hebben, zo'n vrouw hoort niet binnen te komen in zijn huis.
Aan de andere kant staat Jezus en met hem zijn geestverwanten. Voor hem is zij een beklagenswaardige vrouw, iemand met wie je medelijden moet hebben, iemand die hulp nodig heeft om weer op het goede pad te komen. Voor Jezus is zij niet iemand die je uit de weg moet gaan, maar juist iemand waar je naartoe gaat om te helpen.
Het is dezelfde vrouw, het is maar aan welke kant je staat, het is maar hoe je ertegenaan kijkt.
De situatie van het evangelieverhaal is de situatie van elke dag, ook in onze samenleving, in het klein en in het groot. En de hoofdpersonen zijn eigenlijk nog steeds dezelfde: prostituees, drugsgebruikers, dakloze zwervers, criminelen en nog meer soortgelijk figuren.
En aan de ene kant staan de brave burgers die geen goed woord over hebben voor deze mensen. Als fatsoenlijk mens heb je geen omgang met dat soort. Voor hen zijn ze alleen maar een voortdurende bron van ergernis, en ze zeggen algauw: ze moesten ze allemaal opsluiten en ze laten werken tot ze blauw zien.
Maar juist als in het evangelieverhaal van vandaag zal Jezus nu ook weer aan de andere kant staan. Want je kunt het ook van een andere kant bekijken. Je kunt ook zeggen: het zijn stakkers waar je medelijden mee moet hebben.
Als ik dat zo zeg, klinkt dat misschien heel absurd en schokkend. Medelijden hebben met prostituees en drugsverslaafden en dieven en zo, ik denk dat dit voor de allermeesten van ons een brug te ver is. En toch is het goed om je eens af te vragen of ze wel zo gelukkig zijn in het leven dat ze leiden, hoe en waarom het zover gekomen is , wat er allemaal gebeurd is.
Iemand die uit een goed en gelukkig gezin komt zal niet zo gauw een drugsgebruiker worden. Iemand die een fijn thuis heeft, zal niet zo gauw een zwerver worden of op het criminele pad komen. Je kunt niet zomaar zeggen: het is allemaal hun eigen schuld. Het leven kan soms heel gecompliceerd zijn.
Op zich is het natuurlijk helemaal niet vreemd dat we allemaal de neiging hebben om aan de kant van de farizeeër te gaan staan, en neer te zien op dat soort mensen. We hebben ook allemaal de neiging alleen maar te kijken naar die minder goede buitenkant en niet verder. In de meeste gevallen kunnen we ook niet van binnen kijken, naar wat daar beleefd wordt, hoe dingen daar gevoeld worden. Daarom is het ook niet zo vreemd dat we vaak hard zijn in ons oordeel.
Toch is het goed steeds weer te kijken naar Jezus' houding jegens de zondaars en tollenaars van zijn tijd. Medelijden hebben zal ons meestal wel niet lukken. Maar we kunnen wel wat milder zijn, proberen te zijn, in ons oordeel. We kunnen wel proberen om een beetje oog te hebben voor de moeilijke levensomstandigheden waarin sommige verkeren.
Een rechter die regelmatig criminelen moest veroordelen schreef eens. Volgens de wet moet ik hard zijn en straffen opleggen. Maar als ik iemands levensverhaal hoor, hoe hij tot zijn daden gekomen is, hoe hij geestelijk misvormd is door wat anderen hem aangedaan hebben, dan heb ik wel eens grote moeite om volgens de wet een uitspraak te doen.
Geloven in Jezus' boodschap vraagt ook van ons dat we steeds proberen mild te zijn in ons oordeel, dat we niet te gauw meepraten met anderen als die een hard oordeel uitspreken over medemensen die in de fout gegaan zijn.
Geloven in Jezus' boodschap vraagt dat we steeds een beetje aan zijn kant gaan staan.

Gebeden en teksten bij deze zondag