Deze
week vond ik een zak van het leger des Heils in de brievenbus, voor hun
afgedankte kleding-inzamelingaktie. U hebt er vast ook een gekregen. Ik
heb groot
respect voor het leger des Heils, dat zijn echte christenen, mensen die
heel
concreet de dingen doen die Jezus ons heeft voorgehouden. Ik ben
helemaal niet
kapot van hun legerachtige organisatie en uniformen. Ik voel me ook
niet zo
aangesproken door hun wat erg vrome muziek en zang. Maar ik ben wel
onder de
indruk voor hun inzet voor de armen en
verschoppelingen m.n. in onze grote steden. Als Jezus nu weer terug zou
komen, zou
hij zich bij hen heel goed thuis voelen, wellicht meer dan bij al
andere
christelijke kerken en groeperingen.
Er wordt de laatste tijd, ook binnen de
katholieke kerk, regelmatig gesproken over de diaconie als wezenlijke
taak voor
elke christen, d.w.z. de hulp aan allen die in nood verkeren, die aan
de
zijlijn staan, die niet meetellen. Dat was precies wat Jezus ons heeft
voorgedaan.
In het evangelie hoorden we hoe Hij bad om eenheid, eenheid onder
zijn volgelingen: dat ze leren één te zijn. Eén zijn met je
geestverwanten, met
de mensen waar je veel van houdt, verbondenheid voelen en beleven met
je eigen
kring, dat is vaak al moeilijk genoeg. Maar je ook één voelen met
zwervers en
daklozen, met prostituees, drugsverslaafden, illegalen, met iedereen
die aan de
zelfkant van de samenleving terecht gekomen is dat is veel en veel
moeilijker. Die
diaconie is in feite vaak een riskante onderneming.
Dat heeft ook de eerste
diaken Stefanus aan de lijve ondervonden. De gevestigde orde is er niet
altijd
van gediend als mensen het opnemen voor de zwakken en kansarmen. Dat
zie je
bijvoorbeeld in een katholiek land als Brazilië, waar mensen die
opkomen voor
de landlozen vaak gedood worden door de katholieke grootgrondbezitters
en hun
handlangers. De Braziliaanse theoloog Boff heeft eens gezegd: Als ik
brood aan
de armen geef, ben ik een heilige, als ik mijn medegelovigen vraag
waarom die
mensen honger hebben, ben ik een communist. Diaconie, hulpverlening aan
noodlijdende medemensen moet veel en veel meer zijn dat wat
liefdadigheid,
zoals dat heet. Christelijke diaconie moet ook vragen stellen naar het
waarom. Hoe
komt het dat mensen arm zijn of in de goot zijn beland? Is de
samenleving of
enkelen in de samenleving daar een oorzaak van? En degenen die dat
betreft
willen dat soort vragen meestal niet horen.
We hoeven niet alleen naar een land
als Brazilië te kijken of naar de vele andere landen waar de macht van
de
sterksten medemensen onderdrukt, wegdrukt, en in een uitzichtloze
situatie
plaatst. Ons eigen welvarende landje is er echt niet vrij van. Bedenken
we hoe
uitgeprocedeerde asielzoekers zonder pardon en zonder geld op straat
gezet
werden, soms zelfs met nog kleine kinderen. En misschien gebeurt het
nog wel. Dat
vind ik ook onchristelijk. Natuurlijk, het is een ingewikkelde zaak,
waar niet zomaar een oplossing voor is. Toen
de raad van Kerken een tentenkamp voor hen opende, een concrete vorm
van diaconie,
toen kregen ze van hogerhand veel kritiek over zich heen, want ze
bemoeiden
zich met het regeringsbeleid, maar wat ze deden was gewoon heel
christelijk. En
eigenlijk had ik verwacht dat ook onze bisschoppen een duidelijk
standpunt in
deze zouden hebben afgegeven, maar dat moet nog steeds komen. Of dat
een partij
die de C van christelijk in de naam voert zich ook wat duidelijker zou
hebben
uitgesproken. Dan hebben we nog het probleem van de armen in Nederland,
het
probleem van de verpauperde wijken in de grote steden vol mensen zonder
huis,
zonder werk, zonder uitzicht, mensen
die haast ongemerkt afglijden naar allerlei vormen van criminaliteit.
Er wordt
door allerlei instanties over vergaderd, maar in feite wordt er weinig
gedaan om een structurele verbetering te bewerken Het weinige dat er
gedaan wordt is vaak door het leger des Heils. Maar waar horen en zien
we de
andere christenen? Waar zijn wij?
Ik wil u een verhaaltje vertellen, van Antonia, een vrome ziel die
de wereld wilde verbeteren, opdat er overal eenheid en vrede zou zijn
en alle mensen gelukkig zouden worden. Zij ging naar een wijze vrouw en
vroeg haar
hoe ze dit het beste kon doen.
Die raadde haar aan: je moet veel bidden om vrede en om eenheid en
liefde in de wereld, dat heeft Jezus ook gedaan. Antonia ging naar
huis, zette een bordje voor haar deur:
"niet storen, in gebed", sloot de deur achter zich en begon te bidden
om vrede in heel de wereld, om eenheid tussen alle mensen, om geluk
voor iedereen.
Toch voelde zij geen voldoening, ze miste iets, maar wist niet wat.
Ze ging weer naar de wijze vrouw en vertelde van haar onvoldaan gevoel.
Die zei: je bidden is te onpersoonlijk. Je moet mensen in je hart
sluiten, je moet met ze meevoelen, dan alleen krijgt je bidden kracht.
Zo heeft Jezus ook gebeden. Antonia ging weer naar huis, zette het
bordje "niet storen, in gebed" weer voor de deur, en begon achter de
gesloten deur weer te bidden voor mensen in Afrika, mensen in Latijns
Amerika, mensen overal ter wereld. En toch voelde zij geen voldoening,
ze kon maar niet meevoelen met de mensen voor wie zij bad.
Opnieuw ging zij met haar probleem naar de wijze vrouw. En die zei: Ik
ben gisteren bij je huisje geweest
en tot mijn grote verbazing zag ik dat je deur dicht was en dat je niet
gestoord mocht worden. Zo zul je nooit echt kunnen bidden. Doe dat
bordje weg en zet de deur open en kijk tijdens het bidden naar buiten,
kijk naar de mensen en bid voor hen die je ziet. Antonia ging weer naar
huis, haalde het bordje weg, liet de deur open en begon te bidden,
eerst in het algemeen. Toen kwam er een huilend jongetje langs en zij
bad voor dat jongetje dat zijn tranen gedroogd zouden worden. Toen kwam
er een oud dametje langs die zichtbaar moeite had met een zware
boodschappentas en Antonia bad dat het oude dametje door iemand
geholpen zou worden. Toen kwamen er een paar Marokkaanse vrouwen langs
en Antonia wist eigenlijk niet of ze ook voor hen bidden moest. Ze had
het niet zo op die buitenlanders, ze hadden nog een ander geloof ook.
Maar een klein gebedje kon er nog wel vanaf. Haar bidden was zo vee!
persoonlijker geworden en toch had zij het gevoel dat er nog iets
ontbrak.
Weer ging zij om raad vragen bij de wijze vrouw en die zei: Je bent op
de goede weg, maar als je mensen in je hart sluit moet je niet alleen
voor hen bidden, je moet ook kijken of je heel concreet iets kunt doen
voor ze. Werken kan ook bidden zijn.
De volgende dag zat Antonia weer te bidden,
weer kwam dat oude dametje met haar zware boodschappen tas voorbij en
Antonia liep naar buiten en zei: laat mij die zware tas maar dragen. En
toen ze weer naar huis liep, kwam zij de Marokkaanse vrouwen tegen en
ze maakte een praatje met hen, wat ze zeer op prijs stelden. En toen er
weer een huilend jongetje langs kwam, riep ze hem binnen en gaf hem een
snoepje. Ze had wel minder gebeden maar voelde zich toch heel gelukkig.
De les van dit verhaal is denk ik overduidelijk. Bidden om eenheid en
vrede in de wereld is heel belangrijk, maar het is ook gemakkelijk,
toch iets van een ver van mijn bed show. Bidden voor de noden van
mensen vlak om je heen, mensen die je tegenkomt in je dagelijks teven,
dat is heel belangrijk, en soms is dat het enige wat je kunt doen voor
een ander. Maar vaak kan er veel meer voor een ander gedaan worden,
vaak zijn er best mogelijkheden om zelf iets te doen aan vrede en
eenheid onder je medemensen, om noden te lenigen en mensen te helpen.
Jezus heeft ook niet alleen maar gebeden: Hij deed heel concreet dingen
aan mensen van zijn tijd, aan zieken, aan gebrekkigen, aan hen die niet
meetelden.
En hij vraagt hetzelfde van ons nu.
Waar mensen zich echt verbonden voelen elkaar,
daar heerst een goede gemeenschapsgeest, en daarin wordt een mens pas
echt mens.
Waar mensen totaal langs elkaar heen leven, daar wordt het een koude
boel en komt de mens niet aan zijn trekken.
Waar verhoudingen tussen mensen door ruzie gestoord zijn,
daar ontstaat een onmenselijke situatie; daar valt niet te leven.
Je verbonden voelen met anderen is levensnoodzakelijk.
Die verbondenheid kan op verschillende manieren gestalte krijgen,
maar de verbondenheid van het gezin, van vader, moeder en kind of
kinderen,
is wel de diepste en meest hechte eenheid die er tussen mensen kan
zijn.
Alleen in die verbondenheid kunnen kinderen opgroeien tot echte mensen.
In die sfeer van onderling vertrouwen, van zorg en aandacht voor
elkaar,
van warmte en geborgenheid, van delen met elkaar,
groeit menselijkheid en menslievendheid.
De vreugde van de een is ook de vreugde van de ander.
De pijn van de een wordt ook door de ander gevoeld.
Maar pijn die gedeeld wordt, wordt daardoor minder erg.
En vreugde die gedeeld wordt, wordt dubbel zo groot.
In elk gezin is wel eens onenigheid, tussen de partners, tussen ouders
en kinderen, tussen de kinderen onderling,
overal waar mensen het leven delen, vallen wel eens woorden.
Als dat nooit zou gebeuren, klopte er iets niet.
Maar als er echte verbondenheid is, dan laat men elkaar niet vallen,
dan worden er geen deuren dichtgesmeten.
Het ergste dat een gezin kan overkomen is dat die verbondenheid
verstoord wordt, doordat partners of ouders en kinderen van elkaar
vervreemden en elkaar niet meer verstaan. Dan kan het er kil en koud
worden,
dan kan er een situatie ontstaan waarin de verbondenheid verbroken
wordt.
En dat is altijd een intens triest gebeuren.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus bad om eenheid onder zijn
volgelingen.
Het zijn woorden die hij uitgesproken heeft op de laatste avond van
zijn leven,
een soort geestelijk testament, dingen die hij enorm belangrijk vond.
Eenheid en verbondenheid tussen de mensen die zijn weg willen gaan,
was voor hem absoluut noodzakelijk voor de toekomst van zijn boodschap.
Je verbonden voelen met Hem en met de andere gelovigen
is een wezenlijke voorwaarde om samen de kerk van Jezus te zijn.
Ook de kerkgemeenschap, in het klein, in de parochie,
in het groot, in de wereldkerk, moet warmte uitstralen,
moet een sfeer van onderling vertrouwen hebben,
van zorg en aandacht voor elkaar.
Het moet een plek zijn waar iedereen zich thuis voelen kan.
Van de wereldkerk moeten we soms zeggen dat door teveel aandacht voor
wetten en regels die warmte en geborgenheid wel eens in gedrang komen.
We spreken wel eens over onze moeder de heilige kerk,
maar soms is zij wel een erg strenge moeder
die alles tot in de kleinste details geregeld wil zien,
om zo te verbondenheid en eenheid in de gemeenschap te bewaren.
Ook in een gezin kunnen te strenge moeders en vaders, onbedoeld,
toch die wezenlijke verbondenheid negatief beïnvloeden.
Dat gebeurt ook wel in de grote wereldkerk van Rome. Daar kunnen wij
weinig aan doen.
Maar de kerk in het klein, onze eigen parochiegemeenschap,
daar zijn wij zelf verantwoordelijk voor,
daar kunnen we een groot stempel op drukken,
in de manier waarop wij omgaan met elkaar,
daar kunnen wij heel veel doen voor een sfeer van warmte en
geborgenheid,
van wederzijds vertrouwen en zorg voor elkaar. Dan heeft Jezus niet
voor niets gebeden.
Onlangs stond er een berichtje in de krant
over een bejaard echtpaar dat maanden dood in de woning lag.
Het tweetal leidde een teruggetrokken bestaan, stond er bij,
maar ergens is het onbegrijpelijk dat zoiets kan gebeuren.
Hadden ze dan helemaal geen familie die eens binnenliep,
of kennissen die even kwamen buurten?
Wat moeten dat eenzame mensen zijn geweest
dat ze maandenlang door niemand gemist werden.
Dit is natuurlijk een heel extreem geval
maar het moet wel een signaal zijn om eens na te denken
over verbondenheid, saamhorigheid, gemeenschapsgeest.
Normaal is dat iedereen deel uitmaakt van een groep,
in feite van meer groepen: de familie, de buurt, een vriendenkring.
Dat hebben we gewoon nodig om echt mens te zijn.
Velen hebben een vriendengroep om zich heen,
een groep waar ze gezellig mee uitgaan,
mensen die op elkaars verjaardagen komen,
mensen die je min of meer regelmatig ontmoet,
soms is de band heel nauw, soms wat losser, maar er is wel steeds een
vorm van verbondenheid.
Soms is de groep zomaar uit een ontmoeting ontstaan,
soms ligt de oorsprong in bepaalde gebeurtenis, een droevige of een
blije,
ook dat kan een vriendschapsband scheppen,
soms is het een groep rond een bepaalde persoon die dan de voortrekker
is.
Een nog jonge man die terminaal was en niet lang meer te leven had,
zei me eens: nu heb ik mijn echte vrienden leren kennen.
Sinds ik ziek ben, heb ik verschillende mensen niet meer gezien,
terwijl anderen me regelmatig komen opzoeken.
Ik begrijp best dat sommigen het er erg moeilijk mee hebben om iemand
die opgegeven is op te zoeken,
maar als je een echte vriend bent, breng je dat toch op.
En dat klopt natuurlijk: echte vrienden hebben wat voor elkaar over.
Anderzijds maakt ik soms ook heel mooie voorbeelden mee
hoe vrienden elkaar in moeilijke tijden bijstaan.
Daar ben je toch vrienden voor, zeggen ze dan.
Jezus had ook een vriendenkring rond zich verzameld,
een paar jaar trokken ze samen op,
maar toen hij in de knel kwam te zitten en gevangen genomen werd,
waren zijn vrienden ver te zoeken, uit angst voor hun eigen hachje.
Later kregen ze echter kansen genoeg om het weer goed te maken,
toen ze zelf op weg gingen om Jezus' boodschap uit te dragen.
En juist als hun meester kregen ook zij te maken met veel tegenstand,
met name van de joodse overheid en van joodse fanatiekelingen.
In de eerste lezing hoorden we een stukje over Stefanus, de eerste
martelaar.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus vlak voor zijn dood
bad voor zijn leerlingen: dat ze één zouden zijn en blijven. Hij bad om
nauwe verbondenheid door de band van liefde,
verbondenheid met hem, die de voortrekker is en blijft, ook na zijn
dood,
verbondenheid met elkaar, want zo alleen kan hij blijven voortleven.
Dat gebed gold voor zijn leerlingen van toen,
het geldt evenzeer voor zijn kerk van nu, voor allen die nu in hem
geloven.
Zijn kerk op aarde zou een grote vriendenkring moeten zijn,
in nauwe verbondenheid met Jezus, in nauwe verbondenheid met elkaar,
allemaal mensen die in zijn geest oog en hart hebben voor elkaar,
met name ook voor allen die op de een of andere manier in de knel
zitten. Maar in de werkelijkheid van nu zien we wel een instituut kerk
die verdeeld is,
waarin velen niet door een deur naar binnen kunnen,
waarin de een de andere veroordeelt omdat hij dingen net iets anders
ziet,
waarin tegen mensen gezegd wordt: je hoort er niet bij.
Aan het instituut kerk zullen we niet veel kunnen veranderen,
maar de kerk is meer dan de organisatie:
wij zijn samen met elkaar de kerk van Jezus,
en als wij samen een goede band met elkaar bewaren,
als wij in zijn geest open staan voor elkaar
dan leeft Jezus voort in ieder van ons.
Ik kreeg de afgelopen week de volgende brief:
Ik verzoek u mij definitief uit het RK ledenbestand te schrappen.
De kerk is allesbehalve compassie en naasten liefde, de kerk is
anti-modern, anti-pluraal, totalitair, antisemitische beweging die
sympathieën heeft voor dictators en rechts extremisten met
fundamentalistische signatuur
Het Vaticaan van Ratzinger is een fascistoïde beweging geworden,
waarmee ik niet langer geassocieerd wil worden.
Ik wil en kan geen lid meer zijn van een instituut
dat steeds meer totalitaire trekken vertoont ten opzichte van wat mij
lief en dierbaar is: vrijheid van het denken, de moraal van de
compassie en de naastenliefde.
De recente ontwikkelingen m.b.t. vermeend kindermisbruik maakt het voor
mij onmogelijk om mij op de een of andere manier nog met de Rooms
Katholieke kerk verbonden te voelen.
Tot zover de brief. Dat is gespierde taal,
en zware en bittere kritiek aan het adres van de kerk.
Als je zo denkt en voelt, is het heel begrijpelijk dat je daar niet bij
wilt horen.
En laten we eerlijk zijn: de schrijver heeft voor een groot gedeelte
gelijk,
ook al is de formulering erg overdreven en kort door de bocht.
De kerk heeft in de bestaande gezagsstructuur inderdaad
fundamentalistische, totalitaire en fascistische trekken;
in haar machtsuitoefening is de liefde soms ver te zoeken,
en de kerk heeft een haast fobische angst voor vernieuwingen
en geeft daarom individuele gelovigen weinig of geen ruimte om zijn of
haar geloof op een eigen wijze te beleven.
Dat klopt allemaal en toch is het een heel eenzijdige visie op de kerk
en moeten we niet vergeten dat de kerk veel meer is dan die verkrampte
gezagsstructuur.
Jaren geleden hadden we in de parochie een bijeenkomst met als thema
het samen kerk zijn.
Een van de aanwezigen merkte toen op:
aan die kerk van Rome heb ik geen enkele boodschap,
daar kan ik me alleen maar aan ergeren,
maar hier in de parochie voel ik me thuis,
hier in onze plaatsgelijke geloofsgemeenschap voel ik verbondenheid,
hier vind ik inspiratie en motivatie om erbij te willen horen.
In het evangelie vandaag roept Jezus zijn leerlingen op
om aandacht te hebben voor twee heel belangrijke waarden: namelijk
eenheid en liefde in hun onderlinge verhoudingen.
En die twee zaken moeten altijd samengaan.
Eenheid is alleen echt als er hechte verbondenheid beleefd wordt.
Een huwelijk, die heel bijzondere vorm van onderlinge eenheid,
verliest zijn waarde als de partners niet meer in liefde verbonden
zijn.
Dan kun je het geen huwelijk meer noemen,
ook al houdt men misschien voor de buitenwereld de schijn op.
Dan is het eerlijker om uit elkaar te gaan.
Eenheid en liefdevolle verbondenheid moeten altijd samengaan,
juist ook in de kerk van Jezus en toch is daar die liefde soms ver te
zoeken.
Jammer genoeg lijkt de kerkleiding eenheid al te vaak te verstaan als
uniformiteit
die zij met harde hard probeert te handhaven.
Vroeger lukte dat nog wel maar tegenwoordig slikken velen dat niet meer
en die zeggen dan: bij dat instituut kerk, daar wil ik niet meer
bijhoren.
Enerzijds is het best begrijpelijk dat mensen weglopen,
anderzijds is het goed te beseffen dat de kerk van Jezus
veel en veel meer is dan de bestuurlijke machtsstructuur van het
instituut:
het is ook een beweging van mensen die zich verbonden voelen
met Jezus' boodschap zoals die in het evangelie tot ons komt.
Het gaat ook om mensen die aan de basis zo goed mogelijk
Jezus' boodschap en idealen proberen waar te maken.
Als ik alleen kijk naar de top van de kerk, het bestuursapparaat,
dan kan ik ergernis en frustratie voelen en soms ook boosheid. en
afkeer.
Maar als ik naar de basis kijk, naar al die gewone mensen die zo goed
mogelijk Jezus' boodschap proberen waar te maken in hun leven, in de
samenleving, in kleine dingen, in grote dingen
dan zeg ik: daar wil ik bij horen, daar voel ik me thuis,
want daar is de Geest van Jezus in beweging.
In de kerkelijke machtsstructuur krijgt de Geest maar al te vaak de
kans niet
om beweging te brengen, want beweging wordt dikwijls als gevaarlijk
ervaren.
Maar diezelfde Geest brengt gelukkig aan de basis nog velen in beweging
om in verbondenheid met elkaar bezig te zijn.
En daar leeft de Kerk van Jezus. Hopelijk ook in ieder van ons.