Lezingen: Handelingen der Apostelen 7, 55-60; Johannes 17, 20-26

Zevende zondag van Pasen

Deze week vond ik een zak van het leger des Heils in de brievenbus, voor hun afgedankte kleding-inzamelingaktie. U hebt er vast ook een gekregen. Ik heb groot respect voor het leger des Heils, dat zijn echte christenen, mensen die heel concreet de dingen doen die Jezus ons heeft voorgehouden. Ik ben helemaal niet kapot van hun legerachtige organisatie en uniformen. Ik voel me ook niet zo aangesproken door hun wat erg vrome muziek en zang. Maar ik ben wel onder de indruk voor hun inzet voor de armen en verschoppelingen m.n. in onze grote steden. Als Jezus nu weer terug zou komen, zou hij zich bij hen heel goed thuis voelen, wellicht meer dan bij al andere christelijke kerken en groeperingen.
Er wordt de laatste tijd, ook binnen de katholieke kerk, regelmatig gesproken over de diaconie als wezenlijke taak voor elke christen, d.w.z. de hulp aan allen die in nood verkeren, die aan de zijlijn staan, die niet meetellen. Dat was precies wat Jezus ons heeft voorgedaan.
In het evangelie hoorden we hoe Hij bad om eenheid, eenheid onder zijn volgelingen: dat ze leren één te zijn. Eén zijn met je geestverwanten, met de mensen waar je veel van houdt, verbondenheid voelen en beleven met je eigen kring, dat is vaak al moeilijk genoeg. Maar je ook één voelen met zwervers en daklozen, met prostituees, drugsverslaafden, illegalen, met iedereen die aan de zelfkant van de samenleving terecht gekomen is dat is veel en veel moeilijker. Die diaconie is in feite vaak een riskante onderneming.
Dat heeft ook de eerste diaken Stefanus aan de lijve ondervonden. De gevestigde orde is er niet altijd van gediend als mensen het opnemen voor de zwakken en kansarmen. Dat zie je bijvoorbeeld in een katholiek land als Brazilië, waar mensen die opkomen voor de landlozen vaak gedood worden door de katholieke grootgrondbezitters en hun handlangers. De Braziliaanse theoloog Boff heeft eens gezegd: Als ik brood aan de armen geef, ben ik een heilige, als ik mijn medegelovigen vraag waarom die mensen honger hebben, ben ik een communist. Diaconie, hulpverlening aan noodlijdende medemensen moet veel en veel meer zijn dat wat liefdadigheid, zoals dat heet. Christelijke diaconie moet ook vragen stellen naar het waarom. Hoe komt het dat mensen arm zijn of in de goot zijn beland? Is de samenleving of enkelen in de samenleving daar een oorzaak van? En degenen die dat betreft willen dat soort vragen meestal niet horen.
We hoeven niet alleen naar een land als Brazilië te kijken of naar de vele andere landen waar de macht van de sterksten medemensen onderdrukt, wegdrukt, en in een uitzichtloze situatie plaatst. Ons eigen welvarende landje is er echt niet vrij van. Bedenken we hoe uitgeprocedeerde asielzoekers zonder pardon en zonder geld op straat gezet werden, soms zelfs met nog kleine kinderen. En misschien gebeurt het nog wel. Dat vind ik ook onchristelijk. Natuurlijk, het is een ingewikkelde zaak, waar niet zomaar een oplossing voor is. Toen de raad van Kerken een tentenkamp voor hen opende, een concrete vorm van diaconie, toen kregen ze van hogerhand veel kritiek over zich heen, want ze bemoeiden zich met het regeringsbeleid, maar wat ze deden was gewoon heel christelijk. En eigenlijk had ik verwacht dat ook onze bisschoppen een duidelijk standpunt in deze zouden hebben afgegeven, maar dat moet nog steeds komen. Of dat een partij die de C van christelijk in de naam voert zich ook wat duidelijker zou hebben uitgesproken. Dan hebben we nog het probleem van de armen in Nederland, het probleem van de verpauperde wijken in de grote steden vol mensen zonder huis, zonder werk, zonder uitzicht, mensen die haast ongemerkt afglijden naar allerlei vormen van criminaliteit. Er wordt door allerlei instanties over vergaderd, maar in feite wordt er weinig gedaan om een structurele verbetering te bewerken Het weinige dat er gedaan wordt is vaak door het leger des Heils. Maar waar horen en zien we de andere christenen? Waar zijn wij?

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevende zondag van Pasen 2001

Ik wil u een verhaaltje vertellen, van Antonia, een vrome ziel die de wereld wilde verbeteren, opdat er overal eenheid en vrede zou zijn en alle mensen gelukkig zouden worden. Zij ging naar een wijze vrouw en vroeg haar hoe ze dit het beste kon doen. Die raadde haar aan: je moet veel bidden om vrede en om eenheid en liefde in de wereld, dat heeft Jezus ook gedaan. Antonia ging naar huis, zette een bordje voor haar deur: "niet storen, in gebed", sloot de deur achter zich en begon te bidden om vrede in heel de wereld, om eenheid tussen alle mensen, om geluk voor iedereen. Toch voelde zij geen voldoening, ze miste iets, maar wist niet wat.
Ze ging weer naar de wijze vrouw en vertelde van haar onvoldaan gevoel. Die zei: je bidden is te onpersoonlijk. Je moet mensen in je hart sluiten, je moet met ze meevoelen, dan alleen krijgt je bidden kracht. Zo heeft Jezus ook gebeden. Antonia ging weer naar huis, zette het bordje "niet storen, in gebed" weer voor de deur, en begon achter de gesloten deur weer te bidden voor mensen in Afrika, mensen in Latijns Amerika, mensen overal ter wereld. En toch voelde zij geen voldoening, ze kon maar niet meevoelen met de mensen voor wie zij bad.
Opnieuw ging zij met haar probleem naar de wijze vrouw. En die zei: Ik ben gisteren bij je huisje geweest en tot mijn grote verbazing zag ik dat je deur dicht was en dat je niet gestoord mocht worden. Zo zul je nooit echt kunnen bidden. Doe dat bordje weg en zet de deur open en kijk tijdens het bidden naar buiten, kijk naar de mensen en bid voor hen die je ziet. Antonia ging weer naar huis, haalde het bordje weg, liet de deur open en begon te bidden, eerst in het algemeen. Toen kwam er een huilend jongetje langs en zij bad voor dat jongetje dat zijn tranen gedroogd zouden worden. Toen kwam er een oud dametje langs die zichtbaar moeite had met een zware boodschappentas en Antonia bad dat het oude dametje door iemand geholpen zou worden. Toen kwamen er een paar Marokkaanse vrouwen langs en Antonia wist eigenlijk niet of ze ook voor hen bidden moest. Ze had het niet zo op die buitenlanders, ze hadden nog een ander geloof ook. Maar een klein gebedje kon er nog wel vanaf. Haar bidden was zo vee! persoonlijker geworden en toch had zij het gevoel dat er nog iets ontbrak.
Weer ging zij om raad vragen bij de wijze vrouw en die zei: Je bent op de goede weg, maar als je mensen in je hart sluit moet je niet alleen voor hen bidden, je moet ook kijken of je heel concreet iets kunt doen voor ze. Werken kan ook bidden zijn. De volgende dag zat Antonia weer te bidden, weer kwam dat oude dametje met haar zware boodschappen tas voorbij en Antonia liep naar buiten en zei: laat mij die zware tas maar dragen. En toen ze weer naar huis liep, kwam zij de Marokkaanse vrouwen tegen en ze maakte een praatje met hen, wat ze zeer op prijs stelden. En toen er weer een huilend jongetje langs kwam, riep ze hem binnen en gaf hem een snoepje. Ze had wel minder gebeden maar voelde zich toch heel gelukkig.
De les van dit verhaal is denk ik overduidelijk. Bidden om eenheid en vrede in de wereld is heel belangrijk, maar het is ook gemakkelijk, toch iets van een ver van mijn bed show. Bidden voor de noden van mensen vlak om je heen, mensen die je tegenkomt in je dagelijks teven, dat is heel belangrijk, en soms is dat het enige wat je kunt doen voor een ander. Maar vaak kan er veel meer voor een ander gedaan worden, vaak zijn er best mogelijkheden om zelf iets te doen aan vrede en eenheid onder je medemensen, om noden te lenigen en mensen te helpen. Jezus heeft ook niet alleen maar gebeden: Hij deed heel concreet dingen aan mensen van zijn tijd, aan zieken, aan gebrekkigen, aan hen die niet meetelden. En hij vraagt hetzelfde van ons nu.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevende zondag van Pasen 2004

Waar mensen zich echt verbonden voelen elkaar, daar heerst een goede gemeenschapsgeest, en daarin wordt een mens pas echt mens. Waar mensen totaal langs elkaar heen leven, daar wordt het een koude boel en komt de mens niet aan zijn trekken. Waar verhoudingen tussen mensen door ruzie gestoord zijn, daar ontstaat een onmenselijke situatie; daar valt niet te leven.
Je verbonden voelen met anderen is levensnoodzakelijk. Die verbondenheid kan op verschillende manieren gestalte krijgen, maar de verbondenheid van het gezin, van vader, moeder en kind of kinderen, is wel de diepste en meest hechte eenheid die er tussen mensen kan zijn. Alleen in die verbondenheid kunnen kinderen opgroeien tot echte mensen. In die sfeer van onderling vertrouwen, van zorg en aandacht voor elkaar, van warmte en geborgenheid, van delen met elkaar, groeit menselijkheid en menslievendheid.
De vreugde van de een is ook de vreugde van de ander. De pijn van de een wordt ook door de ander gevoeld. Maar pijn die gedeeld wordt, wordt daardoor minder erg. En vreugde die gedeeld wordt, wordt dubbel zo groot. In elk gezin is wel eens onenigheid, tussen de partners, tussen ouders en kinderen, tussen de kinderen onderling, overal waar mensen het leven delen, vallen wel eens woorden. Als dat nooit zou gebeuren, klopte er iets niet. Maar als er echte verbondenheid is, dan laat men elkaar niet vallen, dan worden er geen deuren dichtgesmeten. Het ergste dat een gezin kan overkomen is dat die verbondenheid verstoord wordt, doordat partners of ouders en kinderen van elkaar vervreemden en elkaar niet meer verstaan. Dan kan het er kil en koud worden, dan kan er een situatie ontstaan waarin de verbondenheid verbroken wordt. En dat is altijd een intens triest gebeuren.
In het evangelie hoorden we hoe Jezus bad om eenheid onder zijn volgelingen. Het zijn woorden die hij uitgesproken heeft op de laatste avond van zijn leven, een soort geestelijk testament, dingen die hij enorm belangrijk vond. Eenheid en verbondenheid tussen de mensen die zijn weg willen gaan, was voor hem absoluut noodzakelijk voor de toekomst van zijn boodschap. Je verbonden voelen met Hem en met de andere gelovigen is een wezenlijke voorwaarde om samen de kerk van Jezus te zijn.
Ook de kerkgemeenschap, in het klein, in de parochie, in het groot, in de wereldkerk, moet warmte uitstralen, moet een sfeer van onderling vertrouwen hebben, van zorg en aandacht voor elkaar. Het moet een plek zijn waar iedereen zich thuis voelen kan. Van de wereldkerk moeten we soms zeggen dat door teveel aandacht voor wetten en regels die warmte en geborgenheid wel eens in gedrang komen. We spreken wel eens over onze moeder de heilige kerk,
maar soms is zij wel een erg strenge moeder die alles tot in de kleinste details geregeld wil zien, om zo te verbondenheid en eenheid in de gemeenschap te bewaren. Ook in een gezin kunnen te strenge moeders en vaders, onbedoeld, toch die wezenlijke verbondenheid negatief beïnvloeden. Dat gebeurt ook wel in de grote wereldkerk van Rome. Daar kunnen wij weinig aan doen. Maar de kerk in het klein, onze eigen parochiegemeenschap, daar zijn wij zelf verantwoordelijk voor, daar kunnen we een groot stempel op drukken, in de manier waarop wij omgaan met elkaar, daar kunnen wij heel veel doen voor een sfeer van warmte en geborgenheid, van wederzijds vertrouwen en zorg voor elkaar. Dan heeft Jezus niet voor niets gebeden.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevende zondag van Pasen 2007

Onlangs stond er een berichtje in de krant over een bejaard echtpaar dat maanden dood in de woning lag. Het tweetal leidde een teruggetrokken bestaan, stond er bij, maar ergens is het onbegrijpelijk dat zoiets kan gebeuren. Hadden ze dan helemaal geen familie die eens binnenliep, of kennissen die even kwamen buurten? Wat moeten dat eenzame mensen zijn geweest dat ze maandenlang door niemand gemist werden. Dit is natuurlijk een heel extreem geval maar het moet wel een signaal zijn om eens na te denken over verbondenheid, saamhorigheid, gemeenschapsgeest.
Normaal is dat iedereen deel uitmaakt van een groep, in feite van meer groepen: de familie, de buurt, een vriendenkring. Dat hebben we gewoon nodig om echt mens te zijn. Velen hebben een vriendengroep om zich heen, een groep waar ze gezellig mee uitgaan, mensen die op elkaars verjaardagen komen, mensen die je min of meer regelmatig ontmoet, soms is de band heel nauw, soms wat losser, maar er is wel steeds een vorm van verbondenheid. Soms is de groep zomaar uit een ontmoeting ontstaan, soms ligt de oorsprong in bepaalde gebeurtenis, een droevige of een blije, ook dat kan een vriendschapsband scheppen, soms is het een groep rond een bepaalde persoon die dan de voortrekker is.
Een nog jonge man die terminaal was en niet lang meer te leven had, zei me eens: nu heb ik mijn echte vrienden leren kennen. Sinds ik ziek ben, heb ik verschillende mensen niet meer gezien, terwijl anderen me regelmatig komen opzoeken. Ik begrijp best dat sommigen het er erg moeilijk mee hebben om iemand die opgegeven is op te zoeken, maar als je een echte vriend bent, breng je dat toch op. En dat klopt natuurlijk: echte vrienden hebben wat voor elkaar over. Anderzijds maakt ik soms ook heel mooie voorbeelden mee hoe vrienden elkaar in moeilijke tijden bijstaan. Daar ben je toch vrienden voor, zeggen ze dan.
Jezus had ook een vriendenkring rond zich verzameld, een paar jaar trokken ze samen op, maar toen hij in de knel kwam te zitten en gevangen genomen werd, waren zijn vrienden ver te zoeken, uit angst voor hun eigen hachje. Later kregen ze echter kansen genoeg om het weer goed te maken, toen ze zelf op weg gingen om Jezus' boodschap uit te dragen. En juist als hun meester kregen ook zij te maken met veel tegenstand, met name van de joodse overheid en van joodse fanatiekelingen.
In de eerste lezing hoorden we een stukje over Stefanus, de eerste martelaar. In het evangelie hoorden we hoe Jezus vlak voor zijn dood bad voor zijn leerlingen: dat ze één zouden zijn en blijven. Hij bad om nauwe verbondenheid door de band van liefde, verbondenheid met hem, die de voortrekker is en blijft, ook na zijn dood, verbondenheid met elkaar, want zo alleen kan hij blijven voortleven.
Dat gebed gold voor zijn leerlingen van toen, het geldt evenzeer voor zijn kerk van nu, voor allen die nu in hem geloven. Zijn kerk op aarde zou een grote vriendenkring moeten zijn, in nauwe verbondenheid met Jezus, in nauwe verbondenheid met elkaar, allemaal mensen die in zijn geest oog en hart hebben voor elkaar, met name ook voor allen die op de een of andere manier in de knel zitten. Maar in de werkelijkheid van nu zien we wel een instituut kerk die verdeeld is, waarin velen niet door een deur naar binnen kunnen, waarin de een de andere veroordeelt omdat hij dingen net iets anders ziet, waarin tegen mensen gezegd wordt: je hoort er niet bij. Aan het instituut kerk zullen we niet veel kunnen veranderen, maar de kerk is meer dan de organisatie: wij zijn samen met elkaar de kerk van Jezus, en als wij samen een goede band met elkaar bewaren, als wij in zijn geest open staan voor elkaar dan leeft Jezus voort in ieder van ons.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zevende zondag van Pasen 2010

Ik kreeg de afgelopen week de volgende brief:
Ik verzoek u mij definitief uit het RK ledenbestand te schrappen. De kerk is allesbehalve compassie en naasten liefde, de kerk is anti-modern, anti-pluraal, totalitair, antisemitische beweging die sympathieën heeft voor dictators en rechts extremisten met fundamentalistische signatuur Het Vaticaan van Ratzinger is een fascistoïde beweging geworden, waarmee ik niet langer geassocieerd wil worden.
Ik wil en kan geen lid meer zijn van een instituut dat steeds meer totalitaire trekken vertoont ten opzichte van wat mij lief en dierbaar is: vrijheid van het denken, de moraal van de compassie en de naastenliefde. De recente ontwikkelingen m.b.t. vermeend kindermisbruik maakt het voor mij onmogelijk om mij op de een of andere manier nog met de Rooms Katholieke kerk verbonden te voelen.
Tot zover de brief. Dat is gespierde taal, en zware en bittere kritiek aan het adres van de kerk. Als je zo denkt en voelt, is het heel begrijpelijk dat je daar niet bij wilt horen. En laten we eerlijk zijn: de schrijver heeft voor een groot gedeelte gelijk, ook al is de formulering erg overdreven en kort door de bocht.
De kerk heeft in de bestaande gezagsstructuur inderdaad fundamentalistische, totalitaire en fascistische trekken; in haar machtsuitoefening is de liefde soms ver te zoeken, en de kerk heeft een haast fobische angst voor vernieuwingen en geeft daarom individuele gelovigen weinig of geen ruimte om zijn of haar geloof op een eigen wijze te beleven.
Dat klopt allemaal en toch is het een heel eenzijdige visie op de kerk en moeten we niet vergeten dat de kerk veel meer is dan die verkrampte gezagsstructuur. Jaren geleden hadden we in de parochie een bijeenkomst met als thema het samen kerk zijn. Een van de aanwezigen merkte toen op: aan die kerk van Rome heb ik geen enkele boodschap, daar kan ik me alleen maar aan ergeren, maar hier in de parochie voel ik me thuis, hier in onze plaatsgelijke geloofsgemeenschap voel ik verbondenheid, hier vind ik inspiratie en motivatie om erbij te willen horen.
In het evangelie vandaag roept Jezus zijn leerlingen op om aandacht te hebben voor twee heel belangrijke waarden: namelijk eenheid en liefde in hun onderlinge verhoudingen. En die twee zaken moeten altijd samengaan. Eenheid is alleen echt als er hechte verbondenheid beleefd wordt. Een huwelijk, die heel bijzondere vorm van onderlinge eenheid, verliest zijn waarde als de partners niet meer in liefde verbonden zijn. Dan kun je het geen huwelijk meer noemen, ook al houdt men misschien voor de buitenwereld de schijn op. Dan is het eerlijker om uit elkaar te gaan.
Eenheid en liefdevolle verbondenheid moeten altijd samengaan, juist ook in de kerk van Jezus en toch is daar die liefde soms ver te zoeken. Jammer genoeg lijkt de kerkleiding eenheid al te vaak te verstaan als uniformiteit die zij met harde hard probeert te handhaven. Vroeger lukte dat nog wel maar tegenwoordig slikken velen dat niet meer en die zeggen dan: bij dat instituut kerk, daar wil ik niet meer bijhoren.
Enerzijds is het best begrijpelijk dat mensen weglopen, anderzijds is het goed te beseffen dat de kerk van Jezus veel en veel meer is dan de bestuurlijke machtsstructuur van het instituut: het is ook een beweging van mensen die zich verbonden voelen met Jezus' boodschap zoals die in het evangelie tot ons komt. Het gaat ook om mensen die aan de basis zo goed mogelijk Jezus' boodschap en idealen proberen waar te maken.
Als ik alleen kijk naar de top van de kerk, het bestuursapparaat, dan kan ik ergernis en frustratie voelen en soms ook boosheid. en afkeer. Maar als ik naar de basis kijk, naar al die gewone mensen die zo goed mogelijk Jezus' boodschap proberen waar te maken in hun leven, in de samenleving, in kleine dingen, in grote dingen dan zeg ik: daar wil ik bij horen, daar voel ik me thuis, want daar is de Geest van Jezus in beweging.
In de kerkelijke machtsstructuur krijgt de Geest maar al te vaak de kans niet om beweging te brengen, want beweging wordt dikwijls als gevaarlijk ervaren. Maar diezelfde Geest brengt gelukkig aan de basis nog velen in beweging om in verbondenheid met elkaar bezig te zijn. En daar leeft de Kerk van Jezus. Hopelijk ook in ieder van ons.

Gebeden en teksten bij deze zondag