Ik kwam eens de volgende tekst tegen:
Als je niet naar boven kijkt, niet je oog naar boven richt,
zul je nooit de zon zien met haar licht.
Als je nooit omlaag kijkt, naar de grond waarop je staat,
zul je nooit de steen zien die jou pijnlijk vallen laat.
Als je nooit vooruit kijkt, niet het onbekende ziet,
grijp je naast de kansen, die de toekomst je nu biedt.
Als je niet terug kijkt, naar de sporen die je maakt,
zul je nooit de mens zien die meer op afstand raakt.
Deze tekst bevat een berg wijsheid.
Vroeger keken mensen vaak, te vaak, naar de hemel,
daar ging het toch om: de hemel verdienen,
al het andere was daaraan ondergeschikt.
Je moest in dit aardse leven alles doen om in de hemel te komen,
en als je stierf in zonden, dan kwam je er niet binnen.
En er waren er die meenden dat zij die hemel moesten verdienen
door het doen van zware verstervingen en boetedoeningen.
Die manier van denken heeft op veel levens een zware druk gelegd,
waardoor ze niet toe kwamen aan echte levensvreugde.
Die levenshouding, hoe goed bedoeld ook, is beslist niet ideaal.
Tegenwoordig wordt er niet veel meer naar de hemel gekeken,
we kijken alleen naar ons leven in het hier en nu, hier moeten we alles
doen om gelukkig te worden.
En dus zoeken we met zijn allen naar allerlei vormen van geluk,
en dat is op zich helemaal juist, alleen blijven we te vaak steken
in een oppervlakkig geluk, in lege blijheid, in hol plezier.
Ook deze levenshouding is niet goed te noemen
en brengt uiteindelijk meestal weinig of geen levensvreugde.
Je hebt mensen die helemaal vastzitten aan het verleden,
aan tradities die zij van hun voorouders hebben meegekregen,
tradities, inzichten die zij beschouwen als onaantastbaar en
onveranderlijk.
Hierdoor staan ze niet echt open voor de toekomst
en voor nieuwe wegen die naar de toekomst leiden.
Je hebt ook mensen die alleen maar naar de toekomst kijken
alle tradities overboord gooien,
die helemaal vrij willen zijn, niet gebonden door hun verleden.
Maar al te vaak slaan ze op hol en raken zo de weg kwijt.
Het eerste is niet goed, het tweede ook niet.
De waarheid ligt zoals altijd ergens in het midden.
Ons leven speelt zich af in het heden:
en hier en nu moeten we proberen ons leven zinvol in te vullen,
zodanig dat we er geluk in kunnen vinden,
voor zover dat tenminste hier in deze onvolmaakte wereld mogelijk is.
Maar vandaag is altijd een moment tussen gisteren en morgen,
en daarom spelen verleden en toekomst een rol in ons leven,
en alleen als we dat laten meespelen,
kunnen we ook echte levensvreugde vinden.
Dat spanningsveld tussen hemel en aarde, tussen heden, verleden en
toekomst,
vinden we ook terug in het feest van vandaag.
Na zijn dood was Jezus niet meer in hun midden.
De leerlingen moesten zonder hem verder.
Dat was de werkelijkheid van dat moment.
Maar wat ze in het verleden met Jezus' beleefd hadden,
wat ze hem hadden horen zeggen, hadden zien doen,
had zo'n indruk op hen gemaakt dat ze dat niet zomaar konden loslaten.
Dat leefde zo sterk bij hen dat zij het gevoel hadden
dat hun Jezus nog werkelijk in hun midden was.
Maar dat niet alleen: ze gingen ook beseffen dat zij een taak hadden
naar de toekomst toe:
dat zij verder moesten gaan op de weg van Jezus.
Dit vind je ook in het evangelie van vandaag terug.
Jezus wordt ten hemel opgenomen: hij is weg.
Maar tevoren heeft hij hun de Schriften uitgelegd,
d.w.z. naar het verleden gekeken, vanuit dat verleden zaken uitgelegd
en hij gaf hun een opdracht voor de toekomst:
te beginnen met Jeruzalem moeten jullie van dit alles getuigen.
Jezus is al bijna 20 eeuwen dood en begraven,
ook nu is hij niet in ons midden.
Maar ook wij laten ons nog steeds inspireren door zijn boodschap,
ook wij laten hem, zijn gedachtegoed, in ons midden voortleven.
En ook wij moeten die boodschap doorgeven naar de toekomst toe,
opdat zijn idealen steeds meer mensen zullen inspireren.
Het ligt een beetje voor de hand om vandaag over de hemel te praten.
Maar waar denken we eigenlijk aan bij het woord hemel?
Denken we aan een plaats waar het zalig is, hemels,
een plek boven, een plek die het aardse overstijgt?
In het Nederlands betekent hemel ook gewoon de lucht.
We praten over een mooie blauwe hemel of een prachtige sterrenhemel.
Ook de bijbel zet ons op het spoor naar een hemel boven.
De eerste lezing vertelt hoe Jezus opsteeg, de wolken in, naar de hemel
ging.
Als iemand overleden is dat zeggen we gemakkelijk:
hij of zij is nu in de hemel, bij God.
Dan denken we ook gemakkelijk aan een plek ergens boven.
Maar de hemel is geen plaats in de gewone zin van het woord,
Het is geen plek ergens boven de wolken, of waar dan ook.
God heeft niet ergens een vaste plek waar zijn troon staat.
Wij denken altijd plaatselijk, maar God is niet plaatselijk,
alleen materiële zaken nemen plaats in.
Die hemel, die we na ons aardse leven hopen te bereiken,
dat zijn bij God, is niet zijn op een bepaalde plaats.
Maar het duidt wel op een toestand van geluk, van blijheid.
En die situatie waarin mensen gelukkig en blij zijn,
moet niet iets zijn wat we na de dood hopen te bereiken,
we moeten alles doen om die situatie hier en nu werkelijkheid te maken.
Het gaat in heel Jezus' prediking en bij alles wat hij deed
om een hemel in het hier en nu, hier in ons aardse bestaan.
Gods hemel is een situatie waarin het zalig is, hemels, goddelijk,
het is een toestand waarin mensen zich blij en gelukkig voelen,
Van Jezus kun je zeggen: hij was een hemelse mens,
d.w.z. hij was een mens die blijheid bracht, bevrijding, hoop,
die zich inzette voor een hemels klimaat onder de mensen
waarvan iedereen kon zeggen: wat is het fijn zo te leven met elkaar.
Van Jezus zeggen we ook dat hij een goddelijke mens was,
een zalige mens waarin iets van God zichtbaar werd,
iets van zijn warme liefde, juist ook voor het kleine en kwetsbare.
En als wij ons door die Jezus willen laten leiden,
als we in zijn geest een stukje hemel op aarde willen bewerken,
dan moeten we niet naar boven kijken, niet naar het onbereikbare,
dan moeten we ook niet naar later kijken, naar de hemel na de dood,
maar naar onze leefsituatie hier en nu. Daar ligt onze taak.
Daar moeten we proberen een klimaat van blijheid te bewerken.
Vroeger lag vaak te veel de nadruk op het verdienen van de hemel,
de hemel na ons aardse leven wel te verstaan,
daardoor liepen gelovigen wel eens met hun hoofd in de wolken
en hadden ze te weinig aandacht voor gewone aardse zaken,
en voor die hele fundamentele opdracht om deze aarde bewoonbaar te
maken, plezierig te maken
voor alle mensen, wie of waar ze ook zijn.
Natuurlijk hopen na dit leven in een situatie terecht te komen
waarin het hemels is, waarin we alleen maar blijheid vinden,
maar onze levensopdracht ligt op de eerste plaats in het hier en nu.
Dat we zelf de hemel moeten maken, horen we niet zo graag.
We krijgen veel liever een kant en klare hemel aangereikt.
We zijn in wezen misschien een beetje lui,
we willen zo graag een gemakkelijke weg naar de hemel.
Dromen van de hemel, bidden om de hemel, is niet zo moeilijk,
er zelf aan werken in je leven, met en voor anderen, is het wel.
Er is een verhaaltje over twee monniken, die heel veel dikke boeken
gelezen hadden.
En heel vaak mediteerden die over de hemel.
Op een keer lazen in een van de oude boeken
dat er ergens in de wereld een plek was
waar de hemel de aarde raakte,
daar kon je zo door de poort naar binnen.
Dat wilden de beide monniken wel.
Ze reisden heel de wereld af, van noord naar zuid en van west naar oost
En jawel hoor, op een keer stonden ze voor de poort naar de hemel.
Bevend en vol verwachting openden zij de poort en gingen naar binnen,
maar tot hun verbijstering vonden ze achter de poort
gewoon hun kloostercel, waarvanuit zij vertrokken waren.
M.a.w. de poort naar de hemel, naar een hemels leven,
ligt niet ergens boven, niet ergens later maar gewoon thuis, in ieders
eigen levenssituatie.
De hemel begint daar waar we vreugde geven aan elkaar
en waarin je blij bent dat je die kunt geven.
Dat is aards hemels, en menselijk goddelijk.
Dat is zalig.