Ik
zal mensenvissers van jullie maken, had Jezus eens gezegd tegen zijn
leerlingen. En jaren later, na zijn dood, waren ze dat ook. Eerst
hadden ze
moedeloos bij elkaar gezeten, maar toen hadden ze een hele indringende
ervaring
gehad: Hun Jezus was niet dood, hij leefde voort. En toen waren ze in
zijn
geest aan de slag gegaan, als mensenvissers, om mensen bijeen te
brengen in
zijn naam, om mensen te verzamelen rond zijn idealen. Maar dat viel
lang niet
altijd mee, dikwijls vingen ze bot, dan bleven hun netten leeg. Soms
scheurden
hun netten, niet vanwege een teveel aan gelovigen maar wel vanwege
bestaande
onenigheid onder de gelovigen.
Dit
alles klinkt een beetje mee in de evangelietekst van vandaag. We moeten
wel
bedenken dat deze teksten op papier gezet zijn wel zo 60 jaar na Jezus'
dood. En
de verhalen over Jezus worden ook ingekleurd door latere ontwikkelingen
en
ervaringen van zijn leerlingen. En de jonge kerk maakte moeilijke
tijden door, met
tegenwerking, vervolging, tegenstellingen binnen de kerk. en vele
gelovigen
werden er wel een beetje moedeloos van. In tegen die achtergrond klonk
de
evangelietekst van vandaag. Het vertelt van vissen en niets vangen. Het
vertelt
van die man aan de oever. Succes gehad? Wat gevangen? Nee, zei Petrus,
het zit
ons allemaal tegen. Probeer het nog eens, rechts van de boot. En dan
puilen de
netten opeens uit. En dan daagt bij de leerlingen het Paasgeloof: Het
is de
Heer. Mensenvissers zijn is niet alleen mensenwerk, de Heer is er ook
nog. En
zo bemoedigt de evangelist de gelovigen van zijn tekst. Geef de moed
niet te
gauw op, probeer het nog eens, want de Heer, de levende is er ook nog.
En die
bemoediging is nog steeds actueel.
Ook nu hebben velen het gevoel dat het niet
goed gaat met de kerk van Jezus, de netten worden steeds leger, steeds
minder
mensen laten zich verzamelen in het vangnet van de kerk, steeds minder
mensen lopen
warm voor Jezus' boodschap. Ook nu zijn er gescheurde netten door
allerlei
tegenstellingen binnen de christelijke geloofsgemeenschappen. En ook nu
kom je
vaak mensen tegen die moedeloos zijn, die de toekomst van de kerk
somber
inzien. Maar ook nu krijgen pastores en betrokken gelovigen de goede
raad: probeer
het toch nog eens, probeer het eens van een andere kant, en bedenk: de
Heer is
er ook nog.
Van Paus Johannes XXIII, die een frisse wind door de kerk liet
waaien, die het nog eens van een andere kant probeerde, wordt verteld
dat hij
vaak een eigen avondgebed bad. Als hij moe was van alle Vaticaanse
turbulenties, dan bad hij: Heer, ik ga nu slapen, en laat de kerk voor
wat ze
is. Let U even op de winkel. Het is tenslotte uw kerk.
Als we kijken naar de
kerk van nu, dan is het duidelijk: dit is mensenwerk, werk van
mensenvissers, maar
wel met soms lege netten, met soms gescheurde netten, soms met dingen
waar we
ons aan ergeren, die ons soms ook kwaad maken, met ontwikkelingen die
ons
misschien ontmoedigen, dan zegt het evangelie ons: Denk erom: De Heer
is er ook
nog, de Heer, die voortleeft in zovelen van zijn volgelingen, die zijn
idealen
levend houden. Houdt moed, die kerk is niet alleen mensenwerk, ze is
ook Gods
werk, want anders was ze er al lang niet meer geweest. Houdt moed, maar
dat
betekent niet dat je maar passief moet
gaan zitten afwachten. Ook nu klinkt de boodschap van het evangelie:
gooi het
net nog eens uit, probeer het nog eens, ga door met waar je mee bezig
bent:
mensenvissers zijn. En de levende Heer is dan dichter bij dan je denkt.
De evangelietekst van vandaag vertelt ons,
vooral tussen de regels door, van het rouwproces
dat Jezus' leerlingen doormaken na zijn dood.
Ze hebben zoveel van hem verwacht: de nieuwe tijd van het rijk van God,
ook al hebben ze nooit precies begrepen wat hij ermee bedoelde.
Maar ja, dat is nu verleden tijd, het is allemaal voorbij. En dan
ontdekken ze dat het niet allemaal voorbij is.
Ze zitten bij elkaar, zo begint het verhaal: uitgebluste angstige lui,
ze hebben geen idee hoe het verder moet.
Ik ga vissen, zegt Petrus dan. Er komt wat beweging,
een eerste stap in dat proces van rouwverwerking.
Petrus neemt het initiatief en de anderen gaan mee.
Ze gaan vissen, misschien moet je dat letterlijk nemen,
maar wellicht zit er een diepere betekenis in:
Het verhaal is bijna identiek met een eerder verhaal, hun
roepingsverhaal,
toen waren ze ook aan het vissen, toen vingen ze eerst ook niets,
en toen ze na aansporing van Jezus toch doorgingen, haalden ze volle
netten met vis binnen
Bij die gelegenheid had Jezus tegen hen gezegd: ik maak mensenvissers
van jullie. Dat was hun roeping.
Het lijkt erop dat de leerlingen aarzelend die taak weer oppakken.
Maar in het begin gaat het moeizaam: ze vangen niets:
heeft het wel zin om door te gaan, het haalt toch niets uit.
Maar ze gaan toch door en opeens raken de netten vol,
opeens luisteren veel mensen naar hun boodschap en laten zich dopen.
Opeens zijn ze niet meer een klein groepje zonderlingen
maar verzamelt zich een grote groep mensen rond hen.
Zij zijn zelf stomverbaasd, ja verbijsterd.
En dan realiseren zij zich dat Jezus hier een plaats in heeft,
dat hij in en door hen aan het werk is, dat hij leeft in en door hen.
En natuurlijk hebben nog wel hun bedenkingen, hun vragen en twijfels.
Het is veelbetekenend dat in de meeste paasverhalen
Jezus in eerste instantie niet door zijn vrienden herkend wordt.
Het is allemaal ook niet zo duidelijk als ze wel zouden willen.
Ook in het verhaal van vandaag komt dat spanningsveld tot uiting:
de spanning van: hij is er en hij is er niet,
ze voelen zijn kracht maar ze zien hem niet.
Soortgelijke ervaring hoor je meer van mensen
die een rouwproces doormaken na de dood van een dierbare,
ze hebben vaak het gevoel dat de dode, ongrijpbaar weliswaar,
toch bij hen is.
Het evangelieverhaal van vandaag heeft nog een interessant element.
Er wordt verteld dat Jezus er aan de oever staat met brood en vis.
Dat doet je denken aan het evangelieverhaal dat hij
met een paar broden en vissen een hele menigte liet eten.
Dat doet je denken aan het breken en delen van het brood bij het
laatste avondmaal.
De eerste christenen vierden dat teken ook regelmatig.
Wat heeft dit verhaal voor ons, zo'n 2000 jaar verder, te betekenen?
Ook nu kom je soms een soort rouwstemming tegen in de Kerk.
Veel gelovigen hebben het gevoel dat ze iets dierbaars verloren hebben:
vergeleken bij vroeger is er veel veranderd in de Kerk, veel wat men
vroeger belangrijk vond, is verloren gegaan.
Velen vragen zich af: heeft het nog wel zin om gelovig te willen zijn?
Heeft het wel zin dat ik me als pastor inzet voor die Kerk,
de mensen hebben geen interesse meer voor de boodschap van het
evangelie?
Heeft het wel zin dat ik vrijwilligerswerk doe in de parochie,
het haalt toch allemaal niets uit. Waar doe ik het voor?
Ook dat is een soort rouwproces. Passief worden, niets doen.
Het is net als bij Jezus' leerlingen toen hun heer en meester pas
gestorven,
toen zaten ze ook maar een beetje bij elkaar.
Het is net als een hele nacht vissen en niets vangen.
En dan is het o zo belangrijk dat je toch weer in beweging komt.
Dat je het toch nog eens een keer probeert,
ook al zie je het misschien niet zo hard zitten,
dat je toch doorgaat ondanks je vragen en twijfels.
Want dan alleen blijft die Jezus voortleven in zijn Kerk.
En je kunt nu natuurlijk eenzijdig kijken naar alles wat er mis gaat,
naar de leegloop van de kerken, de kerkgebouwen en de kerkgemeenschap,
dan vind je daarin weinig of geen inspiratie om door te gaan.
Maar we moeten ook kijken naar de velen die wel in beweging zijn en
blijven,
ook in onze parochie: zij vormen de toekomst van de kerk,
in hen leeft Jezus voort in onze tijd.
Mijn ouders hadden in mijn jonge jaren een boerderijtje
en dus kwam er ook regelmatig een meelhandelaar over de vloer.
Eens per jaar organiseerde die een reisje voor al zijn klanten.
Dan charterde hij twee bussen, één voor de strenge protestanten die met
name op de Veluwe woonden,
en één voor de wat vrijere protestanten en de katholieken.
Die twee bussen moesten soms in het zelfde dorp mensen ophalen,
die echter niet bij elkaar in dezelfde bus wilden zitten.
Als je daaraan terugdenkt, klinkt het nogal belachelijk.
En toch iets soortgelijks vindt nog steeds plaats in onze tijd.
Katholieke mensen gaan naar de katholieke kerk,
Nederlands Hervormden naar de Nederlandse hervormde kerk,
de gereformeerden naar de gereformeerde kerk
en ga zo maar door: ieder in zijn eigen hokje.
De scherpe tegenstellingen van jaren geleden zijn gelukkig wel
verdwenen
maar nog steeds mag je niet zomaar in het hokje van de andere groep
komen.
Toen jaren geleden prinses Juliana te communie ging
bij de katholieke huwelijksviering van een van haar kleinkinderen
bracht dat een hele commotie teweeg.
Eigenlijk is het een groot schandaal dat het christendom
zo verdeeld is in allerlei kerken en kerkgemeenschappen,
dat er nog steeds meer naar de verschillen gekeken wordt
dan naar de zaken die allen binden aan de persoon en de boodschap
van Jezus van Nazaret.
De eerste groep christenen, dus helemaal in het begin van het
christendom,
waren één van hart en één van ziel, wordt er verteld,
ze deelden alles samen, waren echt een hechte groep.
Maar toen die groep wat groter werd, ontstonden er ook tegenstellingen,
verschillen van inzicht, de een legde andere accenten dan de ander.
Tegen deze achtergrond moeten we ook het evangelie van vandaag zien.
Het is een verhaal vol symboliek, alleen gaat die symboliek vaak langs
ons heen.
Er wordt verteld dat de leerlingen gaan vissen.
Dat lijkt niets bijzonders: zomaar bij elkaar zitten treuren,
daar schiet je ook niets mee op. Laten we ons oude vak maar weer
opnemen.
Het tijdperk Jezus is voorbij. Maar zo eenvoudig is het niet.
De leerlingen komen weer in beweging, ze gaan iets doen,
en dat is een belangrijke stap uit de passiviteit van hun rouwen om
Jezus.
Het verhaal van vandaag heeft grote overeenkomst met die eerdere
visvangst
toen ze Jezus voor het eerst ontmoet hadden.
Toen hadden ze ook eerst niets gevangen, maar toen hij aandrong
het nog eens te proberen, vinden ze een overvloed aan vis.
Toen zei Jezus: Ik maak mensenvissers van jullie.
En nu gebeurt hetzelfde weer. Weer hadden ze niets gevangen.
En die man aan de wal zei hun het nog eens te proberen.
En opnieuw hadden ze een overvloed aan vis.
Toen beseften zij: het is de Heer die ons roept, die ons in beweging
zet.
Mensenvissers waren ze, en dat gingen ze waar maken.
En uit de verhalen uit de Handelingen der Apostelen blijkt
dat al gauw velen zich bij hen aansloten en zich lieten dopen.
En tegen die achtergrond krijgt de vermelding dat het net niet scheurde
ondanks de vele vissen een bijzondere betekenis.
Alle vissen, alle bekeerlingen, bleven bij elkaar in dat ene net,
alle volgelingen vormden een hechte gemeenschap rond de apostelen,
rond de boodschap van de levende Jezus.
Deze vermelding van het feit dat het net niet scheurde
was enerzijds een constateren maar anderzijds ook een oproep:
zorg toch dat we bij elkaar blijven als gemeenschap.
In de tijd dat dit evangelieverhaal werd neergeschreven
begonnen zich al kleine scheurtjes te vertonen,
die later in de geschiedenis zouden uitgroeien tot grote scheuringen.
En zo zitten we nu met een versnipperd christendom
en een veelheid van christelijke kerken en groeperingen.
En de opdracht waar we met zijn allen voor staan is die verdeeldheid
wegnemen en eenheid te zoeken.
Dat kan alleen als we ons verdiepen in de persoon en de leer van Jezus,
wat wezenlijk is en wat franje.
Dat kan alleen als de leiding van de kerken wat meer ruimte en
verscheidenheid toelaat in de beleving en viering van ons christelijke
geloof.
Nederlanders beleven hun christen zijn anders dan mensen in Afrika.
Katholieken leggen andere accenten dan Calvinisten of Lutheranen.
En daar moet ook ruimte voor zijn, anders scheuren de netten nog steeds
en wordt de verdeeldheid alleen maar groter.
Ik zal mensenvissers van jullie maken,
had Jezus eens gezegd tegen zijn leerlingen.
En jaren later, na zijn dood, waren ze dat ook geworden, maar niet
zomaar zonder slag of stoot.
Eerst hadden ze stilletjes bij elkaar gezeten, moedeloos, treurend,
rouwend.
Maar toen gingen ze beseffen dat hun Jezus verder leefde,
en dat het hun opdracht was om hem levend te houden.
En toen waren ze in zijn geest aan de slag gegaan,
als mensenvissers, om mensen bijeen te brengen in zijn naam,
om mensen te verzamelen rond zijn idealen.
Maar dat viel lang niet altijd mee, de eerste lezing vertelt al van
tegenwerking.
Dikwijls vingen ze bot, dan bleven hun netten leeg.
Soms scheurden hun netten, niet vanwege een teveel aan gelovigen
maar wel vanwege bestaande onenigheid onder de gelovigen.
Dit alles klinkt een beetje mee in de evangelietekst van vandaag.
We moeten wel bedenken dat deze teksten op papier gezet zijn wel zo'n
60 jaar na Jezus' dood.
Dat wil zeggen dat de verhalen over Jezus werden ingekleurd
door latere ontwikkelingen en ervaringen van zijn leerlingen.
En de jonge kerk maakte heel moeilijke tijden door,
met tegenwerking, vervolging, tegenstellingen binnen de kerk.
en vele gelovigen werden er wel een beetje moedeloos van.
Tegen die achtergrond kreeg de evangelietekst van vandaag een
bijzondere betekenis voor de eerste christenen.
Vissen en niets vangen, zo voelden velen het ook.
En op de achtergrond een man aan de oever. Succes gehad? Wat gevangen?
Nee, zei Petrus, het zit ons allemaal tegen. Ja, dat herkende men.
Probeer het nog eens, rechts van de boot.
En dan puilen de netten opeens uit.
En dan daagt bij de leerlingen het paasgeloof: Het is de Heer.
Mensenvissers zijn is niet alleen mensenwerk, de Heer is er ook nog.
En zo bemoedigt de evangelist de gelovigen van zijn tijd.
Geef de moed niet te gauw op, probeer het nog eens,
want de Heer, de levende, is er ook nog.
En die bemoediging is nog steeds actueel.
Ook nu hebben velen het gevoel dat het niet goed gaat met de kerk van
Jezus,
de netten worden steeds leger,
steeds minder mensen laten zich verzamelen in het vangnet van de kerk,
steeds minder mensen lopen warm voor Jezus' boodschap.
Er verschijnen allerlei statistieken en artikelen over de teruggang van
de kerk.
Ook nu zijn er gescheurde netten door allerlei tegenstellingen
binnen de christelijke geloofsgemeenschappen.
En ook nu kom je vaak mensen tegen die moedeloos zijn,
die de toekomst van de kerk somber inzien.
Hoe moet het toch verder, bijvoorbeeld in ons eigen dekenaat,
waar het aantal priesters hard terug loopt
en waar verschillende parochies al geen pastoor meer hebben.
De verwachting is dat er over een paar jaar wellicht nog twee priesters
zijn
voor het hele dekenaat Boxmeer. Hoe moet dat toch?
Maar ook nu krijgen pastores en betrokken gelovigen de goede raad:
probeer het toch nog eens, pak de dingen eens op een andere manier aan,
en vooral ook vergeet niet: de Heer is er ook nog.
Van Paus Johannes XXIII, die een frisse wind door de kerk liet waaien,
die het nog eens van een andere kant probeerde, wordt verteld
dat hij vaak een eigen avondgebed bad.
Als hij moe was van alle Vaticaanse turbulenties, dan bad hij:
Heer, ik ga nu slapen, en laat de kerk voor wat ze is.
Let U even op de winkel. Het is tenslotte uw kerk.
Als we kijken naar de kerk van nu, dan is het duidelijk:
dit is mensenwerk, werk van mensenvissers, soms met lege netten, soms
met gescheurde netten, soms met dingen waar we ons aan ergeren,
waar we ons kwaad over kunnen maken, met ontwikkelingen die ons
misschien ontmoedigen.
Dan zegt het evangelie ook tegen ons: Denk erom: De Heer is er ook nog,
de Heer, die voortleeft in zijn volgelingen, die zijn idealen levend
houden.
Houdt moed, die kerk is niet alleen mensenwerk,
ze is ook Gods werk, want anders was ze er al lang niet meer geweest.
Houdt moed, maar dat betekent niet dat je maar passief moet gaan zitten
afwachten.
Ook nu klinkt de boodschap van het evangelie:
gooi het net nog eens uit, probeer het nog eens, ga door met waar je
mee bezig bent: mensenvissers zijn.
En de levende Heer is dan dichter bij dan je denkt.
Een hele nacht vissen en niets vangen, dat is heel frustrerend. Daar
krijg je beslist geen goeie zin van.
En als je dan weer aan land komt staat er iemand die om vis vraagt.
Daar word je dan ook niet vrolijk van.
En dan zegt die man: gooi het net nog eens uit, dan vang je wel wat.
En dat vlak bij de wal waar meestal helemaal geen vis zit.
Dan ben je denk ik geneigd om die man uit te lachen.
Maar Petrus en zijn metgezellen deden wat de man vroeg
en ze vingen een overvloed aan vis.
En opeens realiseren ze zich: hier is Jezus.
Ze denken aan die eerdere wonderbare visvangst,
toen ze hem pas ontmoet hadden,
ze denken aan de wonderbare broodvermenigvuldiging,
toen er na het delen nog volop brood over was.
Een overvloed aan vis, een overvloed aan brood,
dat zijn typische tekenen van de overvloed aan heil in het koninkrijk
van God dat Jezus preekte.
En waar Jezus voortleeft, waar zijn leerlingen doen wat hij vraagt, ook
daar zie je diezelfde overvloed opnieuw werkelijkheid worden.
Dat klinkt allemaal heel mooi maar de werkelijkheid is meestal anders:
dan heb je de frustratie van een hele nacht vissen en niets vangen,
de frustratie van werken aan een betere wereld en geen resultaten zien,
de frustratie van zelf goed proberen te leven terwijl anderen de
samenleving verzieken.
Nu moeten we wel realistisch blijven, soms verwachten we teveel van het
rijk van God op aarde. Te gemakkelijk wordt er vaak gedacht aan een
bestaan dat geen pijn kent, geen verdriet, geen zorgen of problemen.
Maar feit is: daar zal ons aardse bestaan nooit vrij van zijn, dat zit
onherroepelijk vast aan ons mens zijn op aarde.
Pijn hebben is heel vervelend, maar het behoort bij het
verdedigingsmechanisme van ons lichaam: een signaal dat er iets mis is
en ongelukkig de mensen die geen pijn kunnen voelen en dus die signalen
niet opvangen. Verdriet zal er altijd wel zijn, al was het alleen al
omdat er altijd mensen zullen sterven en hoe oud ze ook worden,
afscheid nemen is altijd verdrietig. En als we dromen van een hemel op
aarde zal dat nooit een soort luilekkerland zijn, waar alles vanzelf
komt: mensen zullen altijd moeten werken en zorgen. Dat zal altijd
blijven, hoe groot de overvloed van heil ook is.
Maar als alle mensen zouden doen wat Jezus vraagt, dan doet niemand een
ander onnodige pijn aan. Kiespijn kan heel vervelend zijn maar een
blauw oog geslagen krijgen door een ander is veel erger. En als we met
zijn allen doen wat Jezus van ons vraagt, dan hoeft niemand onnodig
verdrietig te zijn. Als iemand dood gereden wordt door iemand die een
borrel teveel op heeft dan is dat veel en veel erger dan wanneer iemand
tengevolge van ziekte komt te overlijden.
Als we met zijn allen doen wat Jezus van ons vraagt dan kunnen we ook
veel onvermijdelijke pijn en verdriet verzachten en verlichten
zodat die voor iedereen dragelijk wordt. Als er een natuurramp plaats
vindt, dan is daar meestal niets aan te doen maar je kunt wel de
slachtoffers zo goed mogelijk bijstaan.
De werkelijkheid die we om ons heen zien
lijkt vaak meer op een hele nacht vissen en niets vangen, en je kunt
het mensen eigenlijk niet kwalijk nemen als ze de moed verliezen en de
hoop op een betere wereld opgeven.
Maar dan staat er ook nu een man of vrouw aan de wal die ons vraagt:
heb je wat vis voor me, heb je wat tijd voor me,
kun je even naar me luisteren, kun je me even ondersteunen.
En net als de apostelen toen, denken we in eerste instantie niet aan
Jezus,
maar als we ondanks alle frustraties toch de moed hebben
om te doen wat de ander van ons vraagt,
dan kunnen we misschien toch iets van de levende Jezus herkennen
in het goede dat wij doen aan elkaar.
Spreken over een overvloed van heil kan heel irritant klinken. En toch,
als we ons christenen noemen, als we geloven in de levende Heer, dan
moeten we het juist als Petrus en zijn metgezellen, het toch nog maar
eens proberen en blijven proberen, om de dingen te doen die Jezus ons
heeft voorgedaan.
We zullen heus geen overvloed van heil bewerken, maar alle beetjes zijn
waardevol en belangrijk en als we met zijn allen dat wat meer proberen
te doen,
dan zouden vele beetjes samen toch een overvloed zijn.